Bonifatius

Bonifatius - Vermoord in 754, herdacht in 2004

Bonifatius is dood, en dat zullen we weten ook. Overal worden congressen georganiseerd en allerlei groepen hebben 'iets' met de middeleeuwse heilige. Daarbij wordt het met de historische feiten echter niet altijd even nauw genomen.

Tekst door prof. dr. Marco Mostert

Feiten en Beelden

De middeleeuwse geschiedenis van de noordelijke Nederlanden begint met een moord. Zoals iedereen die in Nederland naar school is gegaan weet, werd Bonifatius in 754 bij Dokkum vermoord. Hij wordt geacht 'Nederland' gekerstend te hebben. Dit jaar is het 1250 jaar geleden dat heidense Friezen de uit Engeland afkomstige missionaris op gewelddadige wijze doodden, en dat zullen we weten. In Friesland, en dan vooral in Dokkum, worden vele activiteiten ontplooid naar aanleiding van de verjaardag van de moord. Omdat Bonifatius uit Engeland kwam, wordt er uiteraard ook in Crediton, dat als zijn geboorteplaats geldt, feestelijk aandacht geschonken aan zijn leven en dood. In Fulda, waar Bonifatius hoogbejaard een klooster bewoonde voordat hij zijn laatste tocht maakte, wordt hij ook herdacht. En uiteraard worden er dit jaar wetenschappelijke en wetenschappelijk geïnspireerde bijeenkomsten belegd. Die vinden plaats te Leeuwarden, Mainz, Fulda, Dokkum, York en Bazel. De aandacht is begrijpelijk: Bonifatius heeft het gezicht van de achtste eeuw mede bepaald. Zijn dood, na een lange carrière in de Kerk in Engeland en op het Europese vasteland, maakte enorme indruk, en het verhaal heeft in 1250 jaar niet aan belang ingeboet. De moord was de aanleiding voor de definitieve inlijving van de Friezen in het Frankische rijk. Maar bij de manier waarop men in Nederland zijn werk gedenkt zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen. Er is heel veel over de levensloop van Bonifatius bekend, niet alleen uit het contemporaine Leven dat Willibald aan hem wijdde, maar ook uit de vele brieven die Bonifatius schreef. Daarnaast zijn er andere bronnen waarin hij genoemd wordt. Schenkingen aan Fulda door Friese bekeerlingen en hun nakomelingen op Wieringen bijvoorbeeld, bevestigen zijn optreden in het noorden van het vroegmiddeleeuwse Friesland.I Bij de vele herdenkingen en feesten wordt uit dit materiaal echter maar al te vaak, bewust of onbewust, een keuze gemaakt die een objectieve beeldvorming van Bonifatius in de weg staat. Daarbij gaat het om de interpretatie van de feiten, niet zozeer om de feiten van de moord zelf. Slechts de Studiekring Eerste Millennium claimt dat de moord zich - in tegenstelling tot wat de 'traditionele historiografie' erover te berde brengt - afspeelde in Frans-Vlaanderen. Beïnvloed door de ideeën van de Brabantse archivaris Albert Delahaye, hebben drie van hen een uitgebreide notitie geschreven die nog dit jaar gepubliceerd zal worden. Zoals alle Noord-Nederlandse geschiedenis van na de Romeinen en vóór 900 door Delahaye en zijn adepten in Frans-Vlaanderen wordt gesitueerd, zo wordt ook Dokkum vervangen door Duinkerke. Oppervlakkige overeenkomsten tussen vroegmiddeleeuwse en moderne namen zijn voldoende om tot deze identificatie te komen. Wieringen kwam tot dusverre in hun verhaal niet voor; het zal interessant zijn om te horen wat er op het door de Studiekring op 6 november 2004 te Bavel te beleggen Internationaal Bonifatius-symposium voor nieuwe identificatie wordt voorgesteld. Dat Wieringen ook in Frans-Vlaanderen moet liggen, is immers voor deze club een uitgemaakte zaak. Vooralsnog heeft de argumentatie van de Studiekring echter geen historicus, archeoloog of naamkundige weten te overtuigen. Het gebied waar Bonifatius werkzaam was, was uitgestrekt: vanaf 716 was hij enige tijd onder de Friezen (dit wil zeggen de bewoners van de kuststreek van het huidige Nederland) werkzaam vanuit het door Willibrord geleide Utrechtse missieklooster, en daarna werkte hij vooral in Duitsland ten oosten van de Rijn. Uit zijn brieven rijst het beeld op van een missionaris, maar vooral van een kerkelijk organisator die in zijn tijd geen gelijke had. Men kan zelfs stellen dat zonder Bonifatius de geschiedenis van Europa er heel anders zou hebben uitgezien. De Engelsen houden hem daarom voor 'the greatest Englishman';2 het Duitse onderzoek ziet in zijn werk de 'Grundlegung' van het, al dan niet christelijke, Europa.3 Demoord op Bonifatius was dan ook meer dan een fait divers: het zond schokgolven door de toenmalige Latijnse christenheid. In Engeland, Duitsland en in Rome was men met stomheid geslagen. De Franken, die officieel de politieke macht in handen hadden over de noordelijke Nederlanden, traden resoluut op, en vestigden eindelijk de basis voor hun expansie in noordelijk Duitsland. Bonifatius en de missionarissen die in zijn voetspoor Duitsland ten oosten van de Rijn rijp maakten voor het christendom, maakten het ook rijp voor de Frankische legers, die in 799 te Paderborn, in Nedersaksen, de paus zelf ontvingen. Een jaar later werd Karel de Grote te Rome tot keizer gekroond. Het model van de kerstening dat Bonifatius in Utrecht had leren kennen en vervolgens in Germanië had toegepast, bewees ook zijn diensten bij de uitbreiding van het christendom in oostelijke en noordelijke richting. Dit ging hand in hand met de verspreiding van een Karolingisch model van machtsuitoefening en christelijke beschaving. Twee en een halve eeuw na de gebeurtenissen bij Dokkum waren de grenzen tussen het westelijk deel van Europa, waar de katholieke Kerk en het Latijn heersten, en het oostelijk deel van Europa, waar Byzantium en later Moskou de dienst uit zouden maken, definitiefgetrokken. Na 1989 zouden die duizend jaar oude grenzen boven komen uit de ruïnes van het Sovjet-Russische imperium. Die grenzen liggen waar ze liggen door toedoen van de opvolgers van de Karolingers, de Ottonen, én de opvolgers van Bonifatius, de missionarissen die Polen, Hongarije en de aangrenzende gebieden definitief voor hun opvattingen over het christendom wisten te winnen. De moord van 5 juni 754 vormt een niet onbelangrijke schakel in de gebeurtenissen die - zonder dat men zich daar toentertijd uiteraard van bewust was - zouden leiden tot de politieke en culturele kaart van Europa van vandaag. In de vorige alinea werd een visie op Bonifatius' werk gegeven, waarin zijn belang voor de wereldgeschiedenis voorop werd gesteld. Er valt op die visie ongetwijfeld veel af te dingen. Was Bonifatius in zijn laatste jaren immers niet op een zijspoor gerangeerd? Hij had bijvoorbeeld geen rol in 751, toen Pepijn lIl, de hofmeier van de Franken, tot koning werd gekozen en door de Frankische bisschoppen werd gezalfd. Deze wisseling van de wacht, toen de Merovingen definitiefwerden vervangen door de Karolingen, werd door de oude Bonifatius uit de verte gevolgd, vanuit zijn retraite te Fulda. Toch zijn er voor die visie steekhoudende argumenten te geven. Toegegeven, het is een visie achteraf. Dat geldt echter ook voor enkele andere in Nederland gangbare visies, zoals die van de katholieke kerk en sommige Friezen. Een verschil met die visies is, dat in het bovenstaande geen poging is gedaan om Bonifatius dienstbaar te maken aan een of ander doel. Dat is in de katholieke en Friese versies wel het geval.

De Bonifatius van de katholieke Kerk

Als er al een visie op het nationale Nederlandse verleden bestaat, dan is die visie zo verzuild als de samenleving. Welke niet-katholiek zal het iets kunnen schelen dat er te Dokkum vanaf 1990 gebeurtenissen plaatsvinden die bepaalde katholieken als heuse wonderen interpreteren? Op een zondagmiddag in de zomer werd daar toen een zekere Nefthys Brandsma in de Bonifatiusbron genezen van de kinkhoest - en de onverklaarbare genezingen volgden elkaar vervolgens in rap tempo op. In het Bonifatiusjaar 2004 wordt er door de Dokkurner parochie uiteraard uitgebreid aandacht besteed aan de 'eigen' heilige. Het Bonifatiusjaar begon met een voordracht van Auke Jelsma, emeritus hoogleraar Kerkgeschiedenis te Kampen in de Fonteinkerk op 22 november. Jelsma sprak over'Bonifatius: Oefening in vriendschap'. Jelsma had al zijn boek uit 1973, De blaffende hond. Aspecten uit het leven van Wynfreth Bonifatius, bewerkt en opnieuw uitgegeven als Bonifatius. Zijn leven, zijn invloed (Zoetermeer 2003). In het boek en in de lezing (integraal te vinden op de website van de parochie) ging het vooral over de theologie en het wereldbeeld van Bonifatius, en de manier waarop die het handelen van de missionaris beïnvloedden. Op een integere manier probeert de protestant Jelsma de betekenis van het herdenken van Bonifatius zin te geven: 'Een herdenking heeft alleen dan zin, als het niet alleen om archeologische feitjes gaat maar als wij zelf daarin kunnen meekomen. Het is inderdaad vooral aan Bonifatius te danken geweest dat de christelijke godsdienst hier de overhand gekregen heeft. [...] Denkbeelden die hij hartstochtelijk verdedigde, zijn hierdoor in ons vlees en bloed geworden. Wij zullen ons de vraag moeten stellen, wat ze ons nog waard zijn, of ze niet te overheersend geworden zijn waardoor andere accenten verwaarloosd werden. Tegelijk mogen we hem niet te gemakkelijk annexeren. [...] Hij is niet één van ons. Hij is van toen, niet van nu.'4 Behartigenswaardige woorden voor het publiek in de Fonteinkerk. Het bij herhaling annexeren van de heilige is echter inherent aan de heiligenverering en de teksten die over heiligen werden (en worden) geschreven. Na het eerste heiligenleven van Willibald werd voor het herdenken van Bonifatius alleen al in het Latijn nog een dozijn andere teksten geschreven, herschreven en bewerkt, waarbij steeds het beeld van de heilige werd aangepast aan wijzigende opvattingen over heiligheid. Hagiografie en geschiedschrijving zijn nog steeds verschillende manieren van omgaan met het verleden. De vraag ofde zogeheten Brouwersbron, tot 1853 gebruikt door de plaatselijke brouwerij, te identificeren is met 'de' Bonifatiusbron, wordt ook op de site van de parochie gesteld. Hier werd dan wel Nefthys Brandsma genezen, en hier zal het beeld van de in 1985 zalig verklaarde karmeliet Titus Brandsma verrijzen. Dat de echtheidsvraag dan toch gesteld wordt, is het gevolg van de invloed die de positivistische benadering van het verleden ook op de katholieke tradities heeft gekregen.5 Ook het bisdom Groningen laat zich niet onbetuigd. Het bisdomblad heeft een themanummer aan Bonifatius gewijd. De bisschop heeft een brief gepubliceerd onder de titel Monnik en pastor; er is een dubbel-CD met Bonifatiusliederen en een vesper verschenen; het bisdom heeft een Boniatiusfilm uitgegeven (op video en DVD); en er is een catecheseproject Je leven geven, je leven winnen. Natuurlijk zijn er ook beeldjes van de heilige, vlaggen en banieren te krijgen. In het Bonifatiusjaar worden de parochies bezocht onder het motto 'Bonifatius komt bij U langs'.6 Het lijkt erop alsof de woorden van Auke Jelsma over het annexeren van Bonifatius minder effect sorteren dan de wijze lessen die het herdenken van de heilige op kunnen leveren.7 Bisdom en parochie laten de heilige Bonifatius prevaleren boven de historische Bonifatius. Dat heeft de katholieke kerk altijd gedaan.

De Bonifatius van de Friezen

Het bisdom Groningen is ook mede-organisator, samen met de Fryske Akademie, van het symposium Bonifatius en Europa (Leeuwarden, 12 maart 2004). Het is indicatief voor de manier waarop Bonifatius een rol is gaan spelen in het beeld dat in het noorden des lands van de geschiedenis  gevormd wordt. Dit lijkt een regionaal bewustzijn te weerspiegelen dat zich afzet tegen de Europese, zo niet mondiale eenheidscultuur die aan het ontstaan is. Het Friese Bonifatiusbeeld kent een niet te miskennen religieus element. De Dokkumer parochie probeert van de Bonifatiusbron een heuse lieu de mémoire te maken, door Bonifatius niet alleen te verbinden met Titus Brandsma, maar ook met Liudger, een missionaris van een jongere generatie die ook korte tijd onder de heidense Friezen werkte. Dat de Fryske Akademie, onderdeel van de KNAW, een symposium organiseert waarop de studie van de historische Bonifatius minder belangrijk lijkt dan bespiegelingen over de moderne relatie tussen Kerk en Staat, geloof en politiek naar aanleiding van Bonifatius' leven, is enigszins bevreemdend. Op 11 juni wordt te Dokkum door de gemeente Dongeradeel met hulp van de geschiedeniswinkel van de Rijksuniversiteit Groningen een tweede 'Fries' symposium aan Bonifatius en zijn tijd gewijd. Daags daarna vindt te Dokkum de Bonifatiusdag van het bisdom Groningen plaats. Ook voorchristelijke religieuze denkbeelden hebben een plaats in het Friese Bonifatiusbeeld. Dat blijkt uit de opera over Bonifatius die in september in Leeuwarden in première zal gaan. Op 19 februari 2002 maakte het Friesch Dagblad melding van de visie op Bonifatius van de makers, de librettist Peter te Nuyl en de componist Henk Alkema. Te Nuyl meent dat de historische werkelijkheid aangepast moet worden aan veranderingen in de moderne werkelijkheid. 'De algemene lezing is: de vrome Bonifatius werd op brute wijze vermoord door de heidense Friezen. Die visie lijkt ons, nu het christelijk geloof ook in Fryslàn tanende is, aan herziening toe.' Het gaat in de opera om het weergeven van de spanning tussen het christendom van Bonifatius en de al bestaande (voor-christelijke) spirituele beleving van de Friezen. 'Het gaat dus om de vraag: welke spirituele ideeën leefden er voordat het christelijk geloof hier kwam? [...] Bonifatius is in dat licht een interessante persoon, want hij was in voortdurende onderhandeling met de Friezen om elementen uit hun bestaande spiritualiteit op te nemen in het christelijk geloof.' Bonifatius heeft in het stuk een ontmoeting met een vrouwelijk druïde, door wier toedoen hij een mystieke ervaring ondergaat. Die ervaring ligt volgens de componist 'dichtbij de religieuze beleving van de toenmalige Friezen'. Dat weten de makers deels op grond van historische bronnen maar, zo relativeerde Te Nuyl: 'er zijn twee manieren van weten en dus ook twee manieren van onderzoek. Er is het wetenschappelijke onderzoek, maar ook die andere vorm van weten, die componisten en librettisten in het algemeen veel beter beheersen dan wetenschappers.' Dat Bonifatius, slachtoffer van een Fries geweldsmisdrijf, centraal is komen te staan in een regionale, Friese identiteit, heeft te maken met de ontwikkeling van verschillende vormen van 'een eigentijds verleden' (om de titel van de dissertatie van Kees Ribbens uit 2002 te gebruiken).8 Historische kennis zoals die wordt geproduceerd door de historische wetenschap wordt daarin ondergeschikt gemaakt aan de functie die die kennis kan spelen in het zin geven aan de eigen (regionale) werkelijkheid. Het zou interessant zijn te onderzoeken, wat de deelnemers aan de Bonifatiusloop, de Bonifatiusmotortoertocht de Bonifatiuskindertocht of de Bonifatiusmuziekparade (allemaal Dokkumer initiatieven) nu van de historische Bonifatius weten. Waarschijnlijk niet al te veel.

De Bonifatius van de Nederlandse historici

Want hoe is het gesteld met de kennis over Bonifatius van de Nederlandse historici? Is hun beeld meer in overeenstemming met wat de specialisten ter zake over het slachtoffer van de moord van 754 denken te weten? In een artikel in Vrij Nederland van 6 maart 2004, waarin een enquête onder historici over 'De vergeten geschiedenis van Nederland' wordt behandeld, staat de tijd van de Kerstening ('496-circa 800') als zevende in de top-10 van belangrijke tijdperken. Aanleiding voor de enquête vormt de recente discussie over de rol van de 'vaderlandse geschiedenis' bij de inburgering van allochtonen en de vraag, waaruit een door alle Nederlanders te kennen canon van historische gebeurtenissen, personen, zwarte bladzijden en tijdperken zou horen te bestaan. Jos Palm vat in dit artikel de antwoorden van 39 historici en historisch publicisten samen. Zij laten zich niet alleen uit over de periode waarin zij zelf gespecialiseerd zijn, maar - als deskundige Nederlanders - over de Nederlandse geschiedenis als geheel. Wat zij te berde brengen over de kerstening en de moord op Bonifatius is tenenkrommend: 'Tijdens de kerstening zelf (496: eerste christenkoning Clovis; 800: eerste christenkeizer Karel de Grote) heerst er veel verwildering in de lage landen, getuige de talloze afgodsbomen die de vroege missionarissen omhakten om de heidenen te imponeren en gezien de moord op Bonifatius. De moord vindt plaats in Dokkum in 754, en is een klassiek voorbeeld van de confrontatie tussen 'oud' heidens en 'nieuw' christelijk Nederland in wording. Schokkend zijn achteraf gezien vooral twee feiten: de vergeefse poging van Bonifatius om met zijn gebedsboek de bijlslagen af te weren, en de harde realiteit dat deze oudst bekende roofmoord ging om een litertje miswijn.'9 Historici-mediëvisten deden niet mee aan de enquête (ze worden althans niet met hun naam geciteerd), en de anderen putten kennelijk uit de kennis, opgedaan tijdens de lessen vaderlandse geschiedenis van vóór de Maagdenhuisbezetting van 1969 (door Herman Pleij bestempeld als 'het einde van de oude wereld'). Het lijkt erop of de historische canon die deze 'historici van naam' voorstaan bestaat uit een zeer traditioneel assortiment idées reçues, die taaier zijn naarmate de specialisten er minder in slagen hun ongefundeerdheid dusdanig onder woorden te brengen, dat ze ook gelezen worden door anderen dan hun collega-specialisten. Iedere eerstejaars geschiedenis behoort te weten dat Clovis niet de eerste christenkoning was, en Karel de Grote niet de eerste christenkeizer. Iedere vakhistoricus kan weten dat de twee schokkende 'feiten' over de moord op Bonifatius niet kloppen. Het boek waarmee de heilige zich beschermt, komt in het eerste verslag van de moord nog niet voor, en het ging om veel meer dan een 'litertje miswijn'. Als dit artikel de kennis van de Nederlandse geschiedenis van vakhistorici weergeeft, dan is het vergeten van die geschiedenis al veel verder voortgeschreden dan de ergste zwartkijkers zouden kunnen bevroeden. Kan men van de Nederlandse historici onder deze bedroevende omstandigheden een bijdrage verwachten aan een 'verantwoorde' beeldvorming? De wereldhistorische betekenis van Bonifatius die aan het begin van dit artikel werd gesuggereerd: er is vrijwel geen Nederlands historicus die die woorden vandaag de dag in de mond zou durven te nemen. Daar is hij immers Nederlander voor. Het Nederlandisme (de term en het begrip zijn van Herman Pleij) 10 kan worden samengevat met 'doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg'. Dat heeft ook betrekking op de onderwerpen die Nederlandse historici aanpakken, en de manier waarop ze erover schrijven. De idee, dat er op Nederlandse bodem ooit iets gebeurd zou kunnen zijn dat de loop van de geschiedenis van ons hele continent ingrijpend heeft beïnvloed, lijkt de Nederlandse historicus wezensvreemd.

Naar een Nederlandse Bonifatius?

Tot het Nederlandisme behoort volgens Pleij ook een diepgewortelde afkeer tegen nationale helden.11 Historische plaatsen worden niet gemarkeerd; van historische gebeurtenissen kent men de datering zelfs niet bij benadering; het herdenken van dergelijke gebeurtenissen gebeurt niet of nauwelijks. Dat is elders in Europa wel anders. Wij koesteren geen helden: we hebben geen Westminster Abbey, geen Panthéon, geen Plein der Helden. Wanneer heeft er voor het laatst in Nederland een historische tentoonstelling plaatsgevonden, die meer dan 250.000 bezoekers trok? En is er iemand in Nederland die vindt dat we hier ook dergelijke tentoonstellingen zouden moeten inrichten? Nederlanders lijden aan een soort negatieve nationale trots, die zich uit in het in internationaal gezelschap kleineren van alles wat historisch gezien de vergelijking met het grote buitenland makkelijk aankan. We herdenken wel, maar op lokale en regionale schaal. Daar vinden we de alledaagse historische cultuur. Maar bij 'nationale' personen, plaatsen en gebeurtenissen voelen we ons ongemakkelijk. De gebeurtenissen van de laatste jaren lijken enige kentering tot gevolg te hebben. De vorming van historische identiteiten op lokaal en regionaal niveau, zoals die tot uitdrukking komen in de regionale aandacht voor Bonifatius, kon men zien als reactie op het Hollandocentrische geschiedenisbeeld dat in het geschiedenisonderwijs aan de orde wordt gesteld, en als verzet tegen het centralisme van 'Den Haag'. Zelfs de auteurs van de recente vierdelige Geschiedenis van Holland werd bij herhaling gevraagd om vooral te letten op het specifiek Hollandse van de geschiedenis die zij zouden schrijven: datgene wat 'anders' was dan het algemeen-Nederlandse.12 Door de na '11 september' opeens als bedreiging ervaren toevloed van allochtonen (en dan vooral die van moslims) en door de uitbreiding van de Europese Unie, lijkt Nederland opeens te worden tot een kleine regio binnen Europa. De Nederlandse identiteit wordt daarom benadrukt, en daarmee de behoefte aan een eigen beeld van de Nederlandse geschiedenis. De politiek, bijvoorbeeld in de persoon van Jan Marijnissen van de SP, die een Haus der Geschichte naar Duits voorbeeld voorstaat, wil een bezinning op het nationale verleden. De geschiedwetenschap wil daar, zo blijkt uit het artikel in Vrij Nederland, onder voorwaarden wel aan bijdragen. Maar omdat het Nederlandisme ook in de geschiedwetenschap heerst, zal het vrijwel onmogelijk blijken om Bonifatius, die zoveel gemakkelijker door religieuze, regionale en lokale belangen kan worden ingepalmd, in een verantwoord nationaal verleden een plaats te geven. Daarvoor is Bonifatius te groot.

Leestip: 

754: Bonifatius bij Dokkum vermoord
Auteur: Marco Mostert
ISBN: 9065504486
Uitgever: Verloren
Winkelprijs: €10,–

Bestel 754: Bonifatius bij Dokkum vermoord

Verwijzingen

1 Zie voor een overzicht van wat er zoal bekend is, M. Mostert, 754. Bonifatius bij Dokkum vermoord (Hilversum 1999). 2 T. Reuter ed., The greatest Englishman. Essays on St. Boniface and the church at Crediton (Exeter 1980). 3 T. Schieffer, Winfrid-Bonifatius und die christliche Grundlegung Europas, tweede editie (Darmstadt 1972). 4 http://www.heiligbonifatius.nllb-vriendschap.php. 5 http://www.heiligbonifatius.n1Iwonderlijkebron.php 6 http://www.bisdomgroningen.nl/bisdomgroningen/scripts/index.pnp?tw=Bonifat iusjaar. 7 Bijvoorbeeld: 'Eigenlijk behoort ieder mens op zijn minst een buddy hebben. Dit geldt niet alleen voor aid -patiënten of stervenden. Veel geestelijke ontreddering kan door goede vriendschap voorkomen worden.' (http://www.heiligbonifatius.nllbvriendschap. php). 8 K. Ribben, Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland 19452000 (Hilversum 2002). 9 J. Palm, 'De vergeten geschiedenis van Nederland. Wat u zou moeten weten', Vrij Nederland 6 maart 2004, 33. 10 H. Pleij, 'De ware kunst van het Nederlandisme' in: Idem, Tegen de barbarij. Tegendraadse stukken over de Nederlandse beschaving (Amsterdam 1999) 143-158, 11 Zie de heldere uiteenzetting in H. Pleij, 'Bij wijze van inleiding' in: Het Nederlandse onbehagen (Amsterdam 1991) 9-25, over heldenverering aldaar, 13-14. 12 T. de Nijs en E. Beukers ed., Geschiedenis van Holland, 3 delen in 4 banden (Hilversum 2002-2003). Vergelijk bijvoorbeeld T. de Nijs, 'Inleiding', in deel 1, 9-18 met H. Knippenberg en B. de Pater, 'Brandpunt van macht en modernisering? De positie van Holland binnen Nederland na 1800', in deel3b, 547-620, een geslaagde poging om enkele mythes over de Hollandse identiteit te ontmaskeren. Ook R. van GinkeI, 'Hollandse tonelen. Een etnologische verkenning', aldaar, 621-694 is de moeite meer dan waard. Het leidde tot de nuchtere conclusie van T. de Nijs, 'Slotbeschouwing', aldaar 695-700, dat het 'samenvallen van het Hollandse met het nationale maakt begrijpelijk waarom Hollanders, anders dan Brabanders, Friezen of Limburgers, niet of nauwelijks de behoefte voelen om de eigen gewestelijke identiteit te benadrukken'.

Meer weten