Amerikaanse presidenten (1974-1993)
Tot de presidentsverkiezingen van 8 november 2016 besteden we bij IsGeschiedenis elke week aandacht aan Amerikaanse presidenten uit het verleden. Voor meer informatie over jouw favoriete president, klik je door naar de onderliggende artikelen. Wat kunnen Clinton, Trump en de overige kandidaten nog leren van hun geïnaugureerde voorgangers?
Gerald Ford was een talentvolle football speler, had het imago van een brave boyscout en was een competente, ervaren afgevaardigde uit Michigan die in de jaren ’70 aan het einde van zijn carrière stond. President Johnson was van mening dat hij ‘niet in staat was tegelijk te kauwen en een scheet te laten’. Niemand had dan ook verwacht dat Gerald Ford het zou brengen tot vicepresident. Laat staan tot 38e president van de Verenigde Staten. De onwaarschijnlijke kandidaat Ford volgde Nixon op als 38e president van de Verenigde Staten. Tijdens zijn eerste televisieoptreden als president sprak hij de woorden: “Onze nationale nachtmerrie is over. Onze grondwet werkt; onze grootse Republiek is een regering van wetten en niet van mensen”. Zijn populariteitscijfers waren aanvankelijk goed, door het schrille contrast tussen zijn ‘corrupte voorganger’ en het imago dat hij had als ‘brave boyscout’. Dit waarderingscijfer kelderde echter toen hij zijn voorganger een maand later gratie verleende voor alle misdaden die hij eventueel begaan zou hebben.
“I’ll never tell a lie”, sprak Jimmy Carter bij zijn presidentsverkiezingen in 1976. Hij was een goedwillende, sociaal en christelijk bewogen man. Hij bleek alleen niet opgewassen tegen de enorme problemen waarmee de Amerikaanse economie en de internationale macht in de jaren ’70 te kampen had. Hij wekte de indruk van een dolende president, die niet wist wat hij moest doen. Carter kwam in een moeilijke tijd aan de macht: de Amerikaanse bevolking was gedesillusioneerd door de nederlaag in Vietnam, door het Watergate-schandaal en de ontregelde economie.
“Het presidentschap was zijn beste rol”, schreef Gennady Vasilyev in Pravda over de 40e president van de Verenigde Staten: Ronald Reagan. Met zijn warme stem en humoristische one-liners wist hij de Amerikanen hun zelfvertrouwen terug te geven. De ex-filmster en voormalig gouverneur kreeg de bijnaam: The great communicator. Reagan was al op jonge leeftijd politiek actief en lid van de Democratische Partij. Maar later stapte hij over naar de Republikeinen en vertegenwoordigde een rechts conservatief geluid. Hij was een president die de juiste mensen op de juiste plaatsen wist te zetten en zijn beleid aan Congres en burgers kon verkopen.
41. George H.W. Bush sr. (1989-1993)
Op 17 juli 1989 werd de stad Leiden gesierd met slogans als: ‘Leiden is Georgeous’. Dit was ter gelegenheid van het bezoek dat president George Bush sr. aan Nederland bracht. Drie jaar later bracht hij wederom een bezoek aan Nederland en hield hij een pleidooi in de Ridderzaal voor uitbreiding van de EEG. Bush werd in 1989 de 41e president van de Verenigde Staten. Bij de presidentsverkiezingen van 1988 stond hij tegenover de democraat Michael Dukanis. In de verkiezingsstrijd ging het er hard aan toe. Bush wilde zijn beleid richten op onderwijs en milieu, maar van een concreet beleid om dit alles te kunnen realiseren was geen sprake.