Het Algemeen Ouderen Verbond
De lage kiesdrempel en het evenredig kiesstelsel nodigen ertoe uit: politieke partijen kunnen vrij gemakkelijk één of meer zetels in de Tweede Kamer bemachtigen. Die nieuwkomers zijn niet allemaal blijvertjes, sommige zijn niet meer dan eendagsvliegen, andere houden het langer uit. In de rubriek Debutanten op het Binnenhof verhalen Charlotte Brand en Anne Bos over nieuwe partijen die in het parlement voor beroering zorgden.
Een tragische ouderensoap
De oproep van Wim Kok aan de kiezer om niet op het AOV te stemmen omdat dan hun stem verloren zou gaan, hielp niet. Uit het niets kwam het Algemeen Ouderen Verbond in mei 1994 met zes zetels in het parlement. Een paar maanden eerder had de partij bij de gemeenteraadsverkiezingen in Eindhoven al vijf zetels in de wacht gesleept.
In december 1993 richtte een oud-medewerker van Philips, Martin Batenburg op 75-jarige leeftijd het Algemeen Ouderen Verbond op vanuit bejaardentehuis Peppelrode waar hij woonde. Niemand minder dan de lampengigant Frits Philips zorgde voor het startkapitaal. De partij maakte zich sterk voor de belangen van ouderen en dat leek aan te slaan in een tijd dat de koopkracht van de AOW steeds verder daalde en bezuinigingen op bejaardenoorden aan de orde van de dag waren.
Het grote succes van de partij hing samen met het feit dat aan de vooravond van de verkiezingen een politieke discussie over de AOW ontstond. Het derde kabinet-Lubbers van CDA en PvdA maakte bekend dat het in de komende regeerperiode alle uitkeringen, en dus ook de AOW, zou bevriezen. Boze ouderen gingen massaal de straat op om onder de slogan ‘Handen af van de AOW’ hun ongenoegen te uiten. Het Algemeen Ouderen Verbond organiseerde in het Philipsstadion een massale protestbijeenkomst tegen de bezuinigingen. De achterban van vooral christendemocraten liep naar het AOV over.
Frictie in de fractie
Naast het AOV haalde ook de andere ouderenpartij, Unie 55+, een zetel. Even was er nog sprake van een fusie, maar uiteindelijk gebeurde dat niet. Fractievoorzitter van het AOV werd lijsttrekker Jet Nijpels-Hezemans, schoonzus van VVD-voorman Ed Nijpels. Zij was eerder raadslid voor de VVD in Eindhoven, maar had de partij na interne conflicten verlaten. Al enkele dagen na de verkiezingen ging het mis. Nijpels probeerde met twee medestanders om in plaats van mede-oprichter van het AOV, Will Verkerk, de nummer negen van de kandidatenlijst als Kamerlid te laten beëdigen.
Deze coup mislukte, maar zette wel direct de toon. De fractie begon langzaam maar zeker uiteen te vallen. Theo Hendriks werd in oktober 1994 uit de fractie gezet, omdat hij te solistisch zou optreden en te veel kritiek op de fractievoorzitter had. Daarbij had hij zijn zoon als fractiemedewerker aangesteld. In mei 1995 volgden ook Verkerk en Cees van Wingerden. Een in de haast aangezochte psycholoog kon het tij niet keren.
In september van datzelfde jaar gingen de drie overige leden verder onder de naam Groep-Nijpels, terwijl Verkerk en Hendriks de AOV-fractie vormden. Nijpels kreeg ook onenigheid met oprichter Batenburg, die tegen de zin van het hoofdbestuur tot lid van de Eerste Kamer werd gekozen. De fractievoorzitter had voor het vertrek van Batenburg als partijvoorzitter gepleit, omdat deze zich negatief over de partijtop zou hebben uitgelaten.
Nijpels onthulde later in een interview, dat zij dreigtelefoontjes ontving waarin haar werd opgedragen Batenburg met rust te laten, omdat ze anders zou worden vermoord. Tevens zou Verkerk haar fysiek hebben bedreigd. In oktober 1997 sleepte Nijpels oud-fractiegenoot Van Wingerden voor het gerecht, omdat hij haar van het toeëigenen van AOV-geld betichtte. Van Wingerden werd tot het betalen van een schadevergoeding veroordeeld.
Door alle twisten ontstonden er diverse ouderenpartijtjes in de Kamer. Zij werkten volstrekt langs elkaar heen en hielden zich meer met hun eigen problemen bezig dan met het Kamerwerk. Nijpels deed onder de naam Senioren 2000 nog aan de verkiezingen van 1998 mee, maar tevergeefs; alle ouderenpartijen verdwenen uit het parlement.
Einde politiek sprookje
Er leek ruimte voor een ouderenpartij te zijn, maar toch ging het mis. In drie weken tijd moesten het verkiezingsprogramma, een promotiefilmpje, folders en affichemateriaal worden geproduceerd; dat was te veel van het goede. Ook moest een kandidatenlijst worden opgesteld. Wegens tijdgebrek konden de kandidaten onvoldoende worden gescreend. Velen ontbrak het aan politieke ervaring en bovendien stonden de neuzen niet dezelfde kant op.
Ook kon het AOV pas na de Tweede Kamerverkiezingen met het opzetten van een partijorganisatie beginnen. Veel werkzaamheden waren daarom informeel via vrienden en bekenden uitgevoerd. In april 1994 verwoordde Nijpels haar angst: “Het gekonkel en geruzie, de afspraakjes, het komt bij elke partij voor. Het is een manier van politiek bedrijven die mij niet zint.”*1 In 1998 ging de partij aan interne twisten ten onder.
*1 Algemeen Dagblad, 15 april 1994.
Extra informatie
Artikel afkomstig van Centrum voor Parlementaire Geschiedenis.