Oorsprong van 'hij is een echte beunhaas'
Wanneer iemand werk levert voor te weinig geld of werkzaamheden uitvoert waar hij eigenlijk niet voor geschikt is, kun je zeggen dat iemand 'een beunhaas' is. Deze uitdrukking gaat terug tot de 16e eeuw. De herkomst van de term beunhaas heeft te maken met de gilden en het vereiste lidmaatschap van deze vakbonden.
Lid van een gilde
In de 16e eeuw was het niet zomaar mogelijk om alle beroepen uit te oefenen. Ambachtslieden die hetzelfde beroep hadden, verbonden zich in een stad in een gilde. Het bestaan van deze gilden dateerde al uit de middeleeuwen. Om lid te worden van een gilde moest je aan strenge regels en eisen voldoen. Zo moest iemand die toegelaten wilde worden meestal eerst in de leer gaan bij iemand die al tot het gilde behoorde. Zo kon men de kneepjes van het vak leren en zorgden de ambachtslieden ervoor dat niemand hun werk uitvoerde zonder daarvoor over voldoende vaardigheden te beschikken. Ook de lonen werden vastgelegd in de gilden, dit gebeurde om te voorkomen dat mensen ver onder de prijs van andere ambachtslieden gingen werken.
Beunhaas werkte zonder gilde
Toch waren er vaak mensen die probeerden een ambacht uit te oefenen zonder lid te zijn van een gilde, bijvoorbeeld omdat zij geen zin hadden om moeite te doen om tot het gilde toegelaten te worden of omdat ze hiervoor waren afgewezen. Voor deze mensen werd de term 'beunhaas' gebruikt. Volgens de meest gangbare theorie is het woord afkomstig uit het Nederduits en heeft het te maken met het Duitse woord voor zolder, 'beun'. Het woord 'bonehase' werd daar gebruikt voor kleermakers die geen lid waren van het gilde. Deze kleermakers voerden vaak werkzaamheden uit op zolder, zodat niemand ze bezig kon zien. Het woord haas is er waarschijnlijk aan toegevoegd omdat ze de neiging hadden als een haas te vluchten, wanneer ze betrapt werden. Deze kleermakers waren dus de eerste beunhazen. Ze werden aan het werk gezet door mensen die hen tegen een lage prijs arbeid lieten verrichten. Omdat ze geen lid waren van een gilde hoefden ze zich immers ook niet te houden aan de prijsafspraken die bij een gilde hoorden.
De term ´beunhaas´ is vanuit het kleermakersgilde langzaam maar zeker een algemeen woord geworden voor mensen die geen lid waren van een gilde en wel werkzaamheden uitvoerden waarvoor dit lidmaatschap benodigd was. Later, toen gilden minder vanzelfsprekend werden, is het woord ´beunhaas´ blijven bestaan voor mensen die werk uitvoerden waar ze niet bekwaam in waren en voor mensen die onder de gangbare prijs werkten.
Afbeelding:
Ambachtsman van een gilde. Anonieme bron, [Public Domain] via Wikimedia Commons