Archeologisch onderzoek op Cyprus
Eeuwenlang is Cyprus een knooppunt van migratiestromen geweest. Al die mensen hebben sporen nagelaten die onderzocht kunnen worden door archeologen. En dat gebeurt ook, al eeuwenlang.
Dat er op Cyprus veel resten van vroegere culturen te vinden zijn, was al lang geleden bekend. In de middeleeuwen werden de restanten uit vroeger tijden al beschreven door pelgrims die via Cyprus op weg waren naar het Heilige Land. Later kwamen daar reisverslagen van handelaren en andere reizigers bij. De Nederlander schilder wereldreiziger Cornelis de Bruijn bezocht het eiland en beschreef het eiland in zijn veel verkochte reisverslag “Reizen van Cornelis de Bruyn, door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c.” In de achttiende eeuw kregen zulke verslagen steeds meer aandacht en het eiland en alle vondsten die daar gedaan werden, werden populair bij de gegoede Europese burgerij. Verzamelaars kochten allerlei ‘rariteiten’ die op het eiland werden ‘gevonden’ tijdens grafroverij en andere plundering.
Op zoek naar Cypriotische schatten
In de negentiende eeuw kwamen daar nog musea bij, toen de eerste archeologen opgravingen begonnen. Dat waren nog geen wetenschappelijke opgravingen, maar vooral zoektochten naar waardevolle schatten die linea recta naar musea gingen. Diplomaten konden op deze manier binnen het informele circuit heel wat status krijgen. Een berucht voorbeeld is dat van de Amerikaanse consul Generaal Luigi Palma di Cesnola. Hij organiseerde verspreid over het eiland grote opgravingen die puur en alleen draaiden om het vinden van schatten, die hij verkocht aan Amerikaanse musea. Tienduizenden vondsten werden door Cesnola van Cyprus naar de VS verscheept, dankzij die handel schopte Cesnola het in 1875 tot directeur van het Metropolitan Museum of Art. Cesnola was lang niet de enige die zo te werk ging. Talloze Cypriotische archeologische schatten verspreidden zich over de wereld, door het werk van allerhande hoogwaardigheidsbekleders die zich verrijkten dankzij de handel in Cypriotisch erfgoed.
Eerste wetenschappelijke opgravingen op Cyprus
Het eerste wetenschappelijke gestructureerde onderzoek begon pas vlak voor de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw. De Ottomaanse regering op Cyprus besloot dat opgravingen voortaan door de overheid goedgekeurd moesten worden en een deel van de vondsten zou verplicht in handen komen van de Ottomaanse overheid op Cyprus. Dat leverde een grote toestroom van erfgoed op, waarmee in Nicosia, op Cyprus zelf een museum gevuld werd.
Dat markeerde het begin van een meer wetenschappelijke benadering van de archeologie op Cyprus. De Brit Sir John Myres stelde vanuit Oxford een wetenschappelijk verslag op van zijn veldwerk op Cyprus en maakte van de voorwerpen in het Cyprus Museum in Nicosia een uitgebreide catalogus. Onder leiding van de Zweed Einar Gjerstad werd aan het begin van de twintigste eeuw ook systematisch en wetenschappelijk op het eiland opgegraven. In de jaren die volgden werden ook vanuit het Cyprus Museum opgravingen georganiseerd, met wetenschappelijke inslag. Daarbij werden belangrijke opgravingssites ontdekt, zoals Kition en Ayia Irini die tijdens de Zweedse expeditie werden onderzocht, Khirokitia dat in 1934 ontdekt werd door een Cypriotisch team en Neo Phapos, dat sinds 1962 wordt onderzocht. Ook werden vanaf deze tijd onderzoeken gedaan op locaties die al eerder waren open gegraven. Daarbij werd geprobeerd alsnog zo veel mogelijk wetenschappelijke informatie te achterhalen.
Modern onderzoek op Cyprus
Het onderzoek op Cyprus gaat nog altijd door. Archeologen werken nu volgens de laatste wetenschappelijke inzichten. Internationale teams van archeologen brengen zo veel mogelijk van de geschiedenis van het eiland in kaart. In 2015 startte ook een team onder leiding van de Universiteit Leiden bji Chlorakas-Palloures met opgravingen. Daar werden antieke resten bedreigd door nieuwbouw. De waarde van deze plek en dit project werd bewezen door de vondst van de oudste metalen bijl die tot nu toe bekend is op Cyprus en het grootst bekende ronde huis uit de laat Chalcolithische periode, zo’n vijfduizend jaar geleden. Een foto-expositie van die opgravingen is te zien in de tentoonstelling Cyprus, een eiland in beweging, nog tot 15 maart 2020 te zien in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.