De joodse opstand, de joden verzetten zich tegen de Romeinen

In wat nu Israël is, werd in de eerste eeuw na Chr. hard gevochten tussen de joden en de Romeinen. De joodse oorlog, en ook wel joodse opstand genoemd, kostte duizenden joden het leven.

Romeinse bezetting van Judea

In het jaar 6 na Chr. bezetten Romeinen Judea, een gebied dat tegenwoordig deel uitmaakt van Palestina en Israël. Omdat het gebied onder Romeinse overheersing viel, moesten de joden belasting betalen. Bij het in rekening brengen van belastingen werd echter vaak gefraudeerd. Romeinen hieven meer belasting dan noodzakelijk was om een deel in eigen zak te kunnen steken. Dit zorgde voor woede bij de joden, die opstandig werden.

Een opstand dreigt

In het jaar 39 wilde keizer Caligula een eigen standbeeld dat in het hele rijk vereerd moest worden. Ook in het joodse deel van het rijk moest Caligula vereerd worden. De joden waren hier vanwege hun geloof tegen. Voordat een opstand uitbrak, overleed Caligula waardoor de gemoederen weer tot bedaren kwamen. Irritaties waren er de opvolgende jaren wel steeds..

Opstand tussen joden en Romeinen

In 66 sloeg de vlam alsnog in de pan toen precurator Gessius Florus een geldbedrag uit de tempelkas nam die bestond uit door joden betaalde belastingen. Hierop ontheiligden Grieken een synagoge in Caesarea waarna een opstand uitliep op een oorlog die zich verspreidde naar Jeruzalem. Versterkingen uit Syria om de opstand in Judea de kop in te drukken werden door de joden verslagen. Keizer Nero stuurde vervolgens 60.000 soldaten onder leiding van generaal Vespasianus naar Jeruzalem. De Romeinen hadden de controle weer snel terug, maar de joden bleven zich verzetten. Joden die met de Romeinen wilden onderhandelen werden door de fanatieke joodse groep die zich zeloten noemden vermoord. Ondertussen was Nero gestorven en werd Vespasianus de nieuwe keizer.

Honderdduizenden doden

De zoon van Vespasianus, Titus, nam het stokje over in de strijd tegen de joden. Titus vieldirect Jeruzalem aan en pakte de joden hard aan wat leidde tot de val van Jeruzalem. Door de belegering brak er onder de joden een hongersnood uit die daardoor erg verzwakten. Romeinen doodden hele families. In totaal kostte de Joods-Romeinse oorlog tussen 66 en 70 zo'n 600.000 tot 1,3 miljoen doden.

Joden plegen massaal zelfmoord

Joden die de oorlog overleefden, werden verkocht op slavenmarkten. Door - ondanks de vele sterfgevallen - de grote aantallen slaven die zo op de markt kwamen, daalden de prijzen voor slaven. De joden in Messada hadden al massaal zelfmoord gepleegd voordat de Romeinen hen konden oppakken voor de slavenmarkt. De Romeinen waren trots op het neerslaan van de opstand, waardoor keizer Domitianus, de broer en opvolger van Titus, vermoedelijk in het jaar 81 een triomfboog liet bouwen ter ere van de opstand. Op deze Boog van Titus is te zien hoe de Romeinen veroverde tempelschatten van de joden in triomf droegen.