Excuses en herstelbetalingen voor Jodenvervolging
Nederland zou excuses moeten aanbieden voor de ‘slappe houding van de regering in ballingschap’ ten opzichte van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat zeggen oud-ministers Gerrit Zalm (VVD) en Els Borst (D66) in het nieuwe boek Judging the Netherlands van Manfred Gerstenfeld. Eind jaren negentig van de twintigste eeuw werden door de Nederlandse regering commissies ingesteld die de opdracht kregen onderzoek te verrichten naar aspecten van het naoorlogse rechtsherstel.
Het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken bracht in 1996 het rapport uit History Notes. Nazi Gold: Information from the British Archives. Het onderzoek was gedaan in de Britse archieven en de conclusie was dat de Zwitserse autoriteiten na de Tweede Wereldoorlog slechts een deel van het goud dat zij tijdens de oorlog van nazi-Duitsland hadden gekocht, hadden teruggegeven. Na de uitkomst van het rapport ontstond er een internationale discussie over het geroofde goud uit de Tweede Wereldoorlog.
Comissie-van-Kemenade
In lijn met het rapport werd in maart 1997 de Contactgroep tegoeden Tweede Wereldoorlog ingesteld: de Comissie-van-Kemenade. Deze commissie kreeg van de minister van Financiën de opdracht het onderzoek naar oorlogstegoeden in het buitenland kritisch te volgen. Ze deed ten eerste onderzoek naar de omvang en roof van bezittingen van joden in Nederland. Ook onderzocht zij de opzet en uitvoering van het vermogensherstel na 1945.
Goudpool
Daarnaast hield de commissie zich bezig met het uitbrengen van advies aan de regering over de besteding van de internationaal beheerde goudpool, waar het geroofde monetaire goud in was gestort. Drie keer ontving Nederland hier een deel uit en alle keren was de opbrengst van deze teruggave teruggevloeid in de Nederlandse staatskas. Uit onderzoek bleek echter dat de goudpool ook particulier goud uit concentratiekampen bevatte, waardoor de commissie de regering adviseerde een deel naar de Nederlandse vervolgingsslachtoffers en hun nabestaanden over te maken. De aanbeveling werd door de Nederlandse regering opgevolgd.
Koopje van 400 miljoen
De commissie-Kemenade stelde aanvankelijk 250 miljoen gulden voor. Maar uiteindelijk is het een bedrag van 400 miljoen geworden. Gerstenveld, auteur van het boek Judging the Netherlands, vindt dit aan de lage kant. Het werd volgens hem bepaald in een onderonsje tussen minister Zalm en voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO) Henrio Markens. “De bestuursleden van het CJO waren amateurs, waardoor Nederland er met een koopje van 400 miljoen vanaf is gekomen.” Hij vindt bovendien dat de Nederlandse regering haar excuses moet aanbieden voor de slappe houding van de regering in Ballingschap tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Spijtbetuiging
In 2000 sprak Kok wel een spijtbetuiging uit, op aandringen van Zalm, over hoe de joden na de oorlog zijn behandeld. Maar dat is volgens Zalm en Borst niet voldoende. Zo heeft Borst het er in het boek over dat de Jodenvervolging koningin Wilhelmina ‘weinig bezighield’. Volgens haar wijdde Wilhelmina in haar toespraken vanuit Londen slechts enkele zinnen aan het lot van de Joden. De rol van de regering in ballingschap kwam in 2000 tijdens de restitutieonderhandelingen niet ter sprake.