De eerste vergadering der ridderschap en steden van Gelre

Formeren op zijn middeleeuws. Moet de kiezer middeleeuwse toestanden vrezen nu de partijen weer aan zet zijn?

Dit artikel is geschreven door gastauteur Cécile de Morrée, Universitair Docent Radboud Universiteit.

Het is hoog tijd dat Nederland op zoek gaat naar alternatieve visies. Wat de afgelopen jaren niet is gelukt via conventionele routes, lukt misschien wel als we inspiratie halen uit buitengewone bronnen. In de denktank ‘Het Ministerie van Middeleeuwse Zaken’ bogen experts zich over de Nederlandse (cultuur)geschiedenis van de middeleeuwen (ca. 500-1550), op zoek naar aanbevelingen die direct toepasbaar zijn op de grote vraagstukken van nu. De kabinetsformatie is er één van. Moeten we, nu de verkiezingen voorbij zijn, weer vrezen voor een twistziek moddergooien, of zijn er oplossingen nabij?

Het Ministerie van Middeleeuwse Zaken

Toegegeven, kabinetsformaties bestonden niet in de middeleeuwen. Maar als de middeleeuwer vandaag zou kunnen spreken, zou er een dringend appèl aan de formerende partijen klinken: zet samenwerking voorop, benadruk overeenkomsten, ga zorgvuldig om met macht en wees nederig als het moet.

De middeleeuwer stelde het gemeenschappelijke belang voorop. In de steden was het professionele en sociale leven georganiseerd in netwerken, zoals gilden en broederschappen, waarbinnen iedereen een taak had en coöperatie de norm was. Er was een diep besef dat harmonie en stabiliteit voorwaardelijk waren voor economische en culturele bloei. Ook in adellijke kringen overheerste de wens er samen uit te komen.  In bijvoorbeeld de Gelderse Verbondsbrief (1418) legden grote en kleine steden vast hoe zij gezamenlijk zouden handelen bij onenigheid over de opvolging van de Gelderse hertog. Opvallend daarbij is dat alle betrokken steden akkoord zouden moeten gaan met de uitkomst. Het was dus geen kwestie waarbij de grootste partijen het akkoord al van tevoren uitstippelden, zoals nu alle ogen op D66 zijn gericht. Terwijl de formatie nu veel weg heeft van het maken van rekensommen om tot een krappe meerderheid te komen, en zelfs een minderheidskabinet nog op tafel ligt, werden in Gelre de kleinere steden als gelijkwaardige partners betrokken in de politieke keuzes. Het Verbond had daardoor een stabiel draagvlak.

Die inclusieve besluitvorming was een direct gevolg van de continue oriëntatie op de eigen geschiedenis. Successieoorlogen uit het verleden hadden veel schade aangericht. Herhaling wilde men absoluut voorkomen. Hoewel de Haagse oorlogen nu gelukkig zonder bloedvergieten verlopen, onderkennen ook wij de schade veroorzaakt door een kabinetsval of langdurige formatie – een demissionair kabinet ontbreekt het immers aan slagkracht. We willen daarom snel een nieuwe regering, maar de vraag is of ons historisch kompas voldoende scherp is afgesteld om herhaling te voorkomen. Er kunnen bijvoorbeeld vraagtekens worden gezet bij de vanzelfsprekendheid waarmee de VVD het kabinet in wordt gewenst, terwijl juist die partij weinig concrete stappen heeft laten zien om Nederland voor te bereiden op de uitdagingen van de toekomst. Gewoontegetrouw handelen is geen substituut voor historische reflectie.

Daar komt bij, zou de middeleeuwer zeggen, dat wie een machtspositie bekleedt per definitie nederigheid past. Bestuurders en autoriteitsfiguren moeten open staan voor kritiek, en het gemeenschappelijk belang laten prevaleren boven de eigen politieke agenda. Toen Alexander de Grote – in middeleeuwse ogen een groots leider – opmerkte dat hij zowat de hele wereld in zijn zak had, lachte de filosoof Diogenes hem vierkant uit. Zo’n hoogmoedige opmerking kon volgens hem namelijk alleen van een onbenullige knecht komen. Alexander zou er goed aan doen in Diogenes, die niets bezat, zijn meerdere te herkennen, vanwegediens wijsheid. Op deze belediging kwam de paleisgarde direct aanstormen om Diogenes een kopje kleiner te maken, maar Alexander hield hen tegen. De filosoof had hem naar waarheid berispt. Voortaan zou hij zorgvuldiger omgaan met zijn macht, wat betekende dat hij zijn fouten toegaf en soms een stapje terug moest doen. Het is een advies dat ook formerende leiders past. Zet niet de hakken in het zand, luister niet alleen naar de gelijkgestemden uit de eigen achterban, maar sta ook in nederigheid open voor tegendraadse stemmen. Het op voorhand uitsluiten van samenwerkingen past niet in dit gedachtegoed, tenzij de moraliteit het gebiedt.

Dit betekent niet dat de middeleeuwer elk meningsverschil met de mantel der liefde toedekte. Men was zich ervan bewust dat conflicten deel uitmaken van samenwerking. In het internationale handelsnetwerk van de bijna 200 Noord-Europese Hanzesteden (ca. 1350-1550) hanteerde men daarom een uitgebreid instrumentarium voor conflictmanagement. Men zorgde er gezamenlijk voor dat ruziënde partijen toch een weg vonden om weer samen door een deur te kunnen. Daartoe werden alle betrokkenen, van hoog tot laag, getraind in wat we nu zouden aanduiden als mediation skills. Zo kon iedereen op elk moment de rol van conflictbemiddelaar op zich nemen, waardoor escalatie werd voorkomen. Het is een bruikbaar idee dat heringevoerd zou kunnen worden op alle bestuurlijke niveaus, van bedrijven tot overheid.

Maar ook zonder training heeft de middeleeuwer nog een advies dat direct in de praktijk kan worden gebracht. In veel historische vraagstukken bleek een sleutelrol weggelegd voor taal. Het is daarom van groot belang om in de politiek, maar ook in de media en thuis, ons taalgebruik over de formatie aan te passen. In plaats van steeds de verschillen tussen partijen te benoemen (in de woorden van Jesse Klaver ‘de campagnestand’), kan taal helpen de overeenkomsten te benadrukken. Niet voor niets ontwikkelden de Hanzestedelingen eigen termen om het gemeenschapsbesef te ondersteunen (een greep uit het assortiment: bonum commune, het gemene best, gemene wolfart, gemene steden, gemene koopman). Ook de opstellers van de Gelderse Verbondsbrief waren glashelder over hun intenties: ze werkten eendrechtlic, sementlic ende ongescheiden (in eendracht, gezamenlijk en zonder verdeeldheid). Hier ligt een schone taak voor in de eerste plaats de politiek, maar eigenlijk voor iedereen die de handschoen past. Ook de kiezer zou zich best wat middeleeuwser mogen opstellen. Het zijn per slot van rekening niet alleen politici die zich schuldig maken aan rancune en moddergooien.

Meer lezen? Cécile de Morrée (red.), Het Ministerie van Middeleeuwse Zaken: Inspirerende oplossingen voor de grote vraagstukken van nu. Zutphen: Walburg Pers, 2025.

komende nummer

Mis dit extra dikke nummer niet. 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

nummer 7, nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief.