Geschiedenis van bloedbaden op Amerikaanse scholen
Afgelopen vrijdag werd Amerika opgeschrikt door een schietpartij op de Sandy Hook basisschool in Newtown, Connecticut, met 28 doden tot gevolg. In navolging van deze tragische gebeurtenis laait de discussie over het wapenbezit in de Verenigde Staten weer op. Toch is het maar de vraag of er ooit echt iets aan gedaan zal worden, want verschrikkelijke bloedbaden op Amerikaanse scholen vinden al plaats sinds de 18e eeuw.
De allereerste moordpartij op een Amerikaanse school vond plaats op 26 juli 1764, toen Lenape Indianen tijdens de Pontiac Rebellion een grensnederzetting aanvielen in Franklin County, Pennsylvania. Vier Indianen wisten uiteindelijk door te dringen tot de school van de nederzetting, waar zij schoolmeester Enoch Brown en tien van zijn leerlingen om het leven brachten. Het hoofd van een elfde leerling werd ook gescalpeerd, maar hij wist de aanval toch te overleven.
Mr. Butler
In het geval van het Pontiac bloedbad was er nog sprake van een vijandelijke aanval door de Indianen, maar in de loop van de 19e eeuw gingen Amerikanen zelf een steeds grotere rol spelen bij de schooltragedies. Zo schoot student Matthew Ward op de ochtend van 2 november 1853 eigenhandig zijn schoolmeester Mr. Butler dood. Reden voor de moordpartij was het feit dat Mr. Butler een dag eerder de broer van Ward te streng had gestraft. Meerdere leerlingen waren getuige van de koelbloedige moord, maar toch werd Ward uiteindelijk vrijgesproken.
Zangrepetitie
Ook in de vroege 20e eeuw vonden er in Amerika een aantal dodelijke schietpartijen plaats. Zo werd lerares Eva Wiseman op 26 februari 1902 neergeschoten door haar collega Fletcher Barnett omdat ze zijn huwelijksaanzoek had afgewezen. Vijf jaar later op 23 maart 1907 kwam het in Carmi Illinois tot een schietpartij tussen de ouders van twee leerlingen. George Nicholson opende daarbij het vuur op John Kurd nadat laatstgenoemde tijdens een zangrepetitie een kleinerende opmerking had gemaakt over Nicholson’s dochter.
Bath school
Het dodelijkste voorval uit de Amerikaanse schoolgeschiedenis betrof echter geen schietpartij, maar een explosie. In 1927 zag de 55-jarige schoolpenningmeester Andrew Kehoe het leven namelijk niet meer zitten. Zijn vrouw leed aan tuberculose en door de hoge rekeningen kon hij de hypotheek op zijn boerderij niet meer betalen. Op de ochtend van 18 mei 1927 sloeg hij daarom door. Kehoe vermoordde zijn vrouw, stak zijn boerderij in brand en reed vervolgens naar zijn werk op de Bath Consolidated School.
Daar bracht hij eerst in de kelder een lading dynamiet tot ontploffing, om vervolgens ook zijn truck en daarmee zichzelf op te blazen. Met 47 slachtoffers, waaronder 38 kinderen tussen de 7 en 14 jaar oud, is de Bath School Disaster nog steeds het meest dodelijke bloedbad op een Amerikaanse school. Experts kwamen later bovendien tot de conclusie dat de tragedie onnodig was geweest. Als hij alle ongebruikte machinerie in zijn boerenschuur had verkocht, zou Kehoe namelijk eenvoudig in staat zijn geweest de hypotheek af te betalen.
Columbine
Hoewel geweld dus al ruim twee eeuwen lang voorkomt op Amerikaanse scholen is er pas sinds enkele jaren echt aandacht voor de problematiek. Deze toegenomen bewustwording kwam grotendeels tot stand na de massale schietpartijen op de Columbine High School in 1999 en op Virginia Tech in 2007. Toch lijkt de Verenigde Staten nog lang niet afgerekend te hebben met bloedbaden op scholen. Afgelopen vrijdag vond er namelijk een schietpartij plaats op de Sandy Hook basisschool in Newtown, Connecticut, waarbij 28 doden vielen.
