Koningin Wilhelmina ontstemd na botsing Prins Bernhard in 1937
Uit voorheen ongepubliceerde documenten die zijn vrijgegeven door het Nationaal Archief, blijkt dat koningin Wilhelmina zich naar aanleiding van het auto-ongeluk van Prins Bernhard in 1937 beklaagde bij het Ministerie van Waterstaat. Aan de toenmalige minister J.A.M. van Buuren gaf zij te kennen dat ze geschokt was dat hetgeen haar schoonzoon was overkomen ‘kon plaatsgrijpen tengevolge van nalatigheid van de betrokken autoriteiten’.
Ongeluk van Prins Bernhard
In de vroege ochtend van 29 november 1937 was Prins Bernhard betrokken bij een zwaar auto-ongeluk, op de Muiderstraatweg nabij Diemen. Hij botste in zijn Ford Cabriolet met behoorlijke snelheid vol op een zandauto, waarna hij met zijn hoofd door de voorruit sloeg en bekneld in de zwaar beschadigde auto achterbleef. Het Amsterdamse Burgerziekenhuis constateerde dat hij een zware hersenschudding, een schedelbasisfractuur, een paar gebroken ribben en een aantal hoofdwonden had opgelopen. Koningin Wilhelmina en de hoogzwangere Juliana verhuisden mee naar het ziekenhuis, dat als gevolg van het ongeluk een paar weken als Koninklijke residentie gold.
Boze Wilhelmina
Uit archiefstukken, afkomstig uit het Kabinet der Koningin die eergisteren openbaar werden gemaakt door het Nationaal Archief, blijkt dat Koningin Wilhelmina een week na het verkeersincident toenadering zocht tot minister van Waterstaat J.A.M. van Buuren. In een korte brief uitte zij haar ontevredenheid over de onveilige verkeerssituatie aan de Muiderstraatweg en vroeg zij om opheldering omtrent de, in haar ogen, onvoldoende bekwaamheid van de verantwoordelijke ambtenaren.
Reactie van Minister
De zeven kantjes tellende reactie van Van Buuren, waarin hij uitlegt dat de verkeerssituatie overzichtelijk genoeg was en er dus van nalatigheid geen sprake was geweest, viel niet in goede aarde bij de koningin. In februari 1939 volgde een tweede ontevreden en ditmaal uitgebreidere brief, waarin de koningin aangaf zich niet te kunnen vinden in de opvatting dat het voorval een ‘noodlottige samenloop van omstandigheden zonder meer’ betrof. Zij zag zich gesterkt in deze overtuiging doordat er achteraf, en vermoedelijk naar aanleiding van de bemoeienissen van de koningin, wel degelijk een extra verkeersbord ten behoeve van de veiligheid was geplaatst.