Aanslag op Martin Luther King
“Er liggen een aantal moeilijke dagen voor ons, maar dat vind ik niet erg. Want ik heb de top van de berg beklommen. Zoals iedereen zou ik graag lang willen blijven leven, maar op dit moment kan mij dat bitter weinig schelen.” Op 3 april 1968 sprak dominee Martin Luther King jr. met deze woorden tweeduizend mensen toe. Een dag later werd hij neergeschoten op het balkon van zijn hotel.
Martin Luther King jr. werd geboren op 15 januari 1929 in Atlanta als de zoon van een dominee van de baptistenkerk. Op twaalfjarige leeftijd overleed zijn grootmoeder, waarop King probeerde zelfmoord te plegen door van de tweede etage van een huis te springen. Nadat hij de schok te boven was gekomen, ging hij werken op een tabaksplantage in Connecticut. Na een aantal jaar besloot hij in zijn vaders voetsporen te treden en theologie te studeren. Tijdens zijn studie kwam hij in aanraking met de ideeën van de geweldloze strijd van Mahatma Ghandi.
Montgomery-busboycot
Deze ideeën zorgden, nadat hij in 1955 was afgestudeerd en ging werken als dominee in Montgomery, voor een nieuwe koers in zijn leven. Dit nam een aanvang door een voorval van de Amerikaanse burgerrechtenactiviste Rosa Parks. Zij weigerde in 1955 haar zitplaats in de bus af te staan aan een blanke medepassagier, wat in Alabama bij wet geregeld was. Parks kreeg een boete van tien dollar opgelegd en toen zij die weigerde te betalen, werd zij op 1 december 1955 gearresteerd en berecht voor verstoring van de openbare orde. Toen King lucht van de zaak kreeg, besloot hij zich uit te spreken tegen de racistische scheiding in het openbaar vervoer. De Montgomery-busboycot was het gevolg. Alle donkere mensen in de stad namen in de daaropvolgende maanden een alternatief vervoersmiddel, waardoor het busbedrijf bijna failliet ging. Het gemeentebestuur besloot hierop om de raciale scheiding in het openbaar vervoer af te schaffen.
Reactie
De boycot leidde aan de ene kant tot meer protest tegen de raciale scheidingen. Maar aan de andere kant ontstond er woede onder een groot deel van de blanke bevolking, waardoor het huis van Martin Luther King in brand werd gestoken en 156 boycotters werden gearresteerd, waaronder King. Hiermee kreeg de boycot nationale aandacht. Het was één van de eerste overwinningen van de burgerrechtenbeweging en King werd een nationale bekendheid. King werd president van de Southern Christian Leadership Conference (SCLC), een beweging die zich inzette voor geweldloos verzet tegen discriminatie. Hij gebruikte een vredige manier van actie voeren in navolging van zijn grote voorbeeld Mahatma Gandhi. King hield talloze toespraken waarin hij voor gelijke rechten voor blanken en zwarten pleitte en hij schreef een aantal boeken en artikelen over dit onderwerp.
Mars naar Washington
In 1963 organiseerde King een vreedzame mars naar Washington waar tussen de 200.000 mensen en de 300.000 mensen aan deelnamen. Hier sprak hij de beroemde woorden ‘I have a dream’ De aanwezigen demonstreerden voor burger- en economische rechten voor het donkere deel van de bevolking. Een jaar na de mars, in 1964, kreeg King voor zijn aandeel in de strijd voor gelijke rechten als jongste persoon ooit, de Nobelprijs voor de Vrede toegewezen. De vreedzame protesten van King hadden resultaat en veel van de eisen van de beweging werden in 1965 door president Johnson ingewilligd.
Kritiek
Maar ondanks zijn grote aanhang, ontstond er in de jaren ’60 ook een golf van kritiek vanuit de zwarte gemeenschap tegen zijn manier van protestvoering. Er kwam een stroming op gang die streefde naar een militantere vorm van protestvoering. Ondanks deze kritiek bleef King vasthouden aan zijn methode, maar breidde zijn boodschap wel uit door zich te richten tegen de armoede in de Verenigde Staten en tegen de Vietnam oorlog. Door de ideeën die King uitdroeg, belandde hij vaak in de gevangenis en hij bracht er eind jaren zestig zelfs zijn leven voor in gevaar.
Aanslag
Op 3 april 1968 checkte Martin Luther King in in het Lorraine Motel in Memphis. Hij moest die avond een toespraak houden voor meer dan tweeduizend mensen. Hij sprak tijdens de bijeenkomst de woorden: “Er liggen een aantal moeilijke dagen voor ons, maar dat vind ik niet erg. Want ik heb de top van de berg beklommen. Zoals iedereen zou ik graag lang willen blijven leven, maar op dit moment kan mij dat bitter weinig schelen.” Achteraf gezien bleken de woorden opmerkelijk. De dag na de bijeenkomst bracht King door in zijn hotelkamer. Toen het avond werd, verscheen hij met een aantal vrienden op het balkon bij zijn kamer. Toen King echter aanstalten maakte weer zijn kamer binnen te gaan, werd vanuit de duisternis een kogel afgevuurd. King werd in zijn hals geraakt en naar het Sint-Jozef ziekenhuis gebracht. Eén uur later werd hij dood verklaard.
Nasleep van de aanslag op Martin Luther King
Zijn begrafenis enkele dagen later werd bijgewoond door meer dan 150.000 mensen. De dood van King leidde tot een golf van geweld, brandstichtingen en plunderingen. Twee maanden na de aanslag werd James Earl Ray (alias Eric Starvo Galt) opgepakt voor de moord op King. Driekwart jaar later, op 10 maart 1969, verklaarde hij zich schuldig en werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 99 jaar.
Meer lezen over Martin Luther King? In Geschiedenis Magazine 3 van 2018 lees je meer over Martin Luther King en zijn ideeën. Dat nummer verschijnt op 6 april 2018. Hier kun je een nummer nabestellen!