Opkomst van de energiedrank
Je geeft een kind toch ook geen kop koffie te drinken?
De GGD waarschuwt voor de gevaren van energiedrank bij kinderen. Volgens de gezondheidsinstelling kan het drankje hartkloppingen veroorzaken en moet het dan ook geweerd worden uit de supermarkten. Red Bull was het eerste energiedrankje op de westerse markt. Het ontstond in 1982 naar een idee van Dietrich Mateschitz.
De Oostenrijker Dietrich Mateschitz was in 1982 voor een tandpastabedrijf op zakenreis in Thailand toen hij voor het eerst Krating Daeng dronk. Dit was een Thaise energiedrank uit de jaren ’70, die vooral populair was bij vrachtwagenchauffeurs en arbeiders vanwege de oppeppende werking. Hij merkte dat Krating Daeng hielp tegen zijn jetlag. Toen hij later dat jaar in een bar in Hong Kong zat kwam hij op het idee om het drankje te introduceren op de westerse markt. In samenwerking met de bedenker van Krating Daeng, Chaleo Yoovidhya, zette hij in 1984 Red Bull op. “Er bestaat dan misschien geen markt voor Red Bull, maar we zullen er één creëren'', aldus Mateschitz destijds.
Red Bull werd al gauw een groot succes. In 1992 breidde het bedrijf enorm uit in Europa en in 1997 waaide het populaire drankje ook over naar de Verenigde Staten. Al snel kwamen er allerlei kopieproducten op de markt. In 2000 waren de energiedrankjes niet meer uit de schappen weg te denken en door het succes werd Mateschitz miljonair. De laatste jaren worden er echter kritische vragen gesteld over de gezondheidsproblemen die het drankje kan veroorzaken. Volgens sommigen zou één blikje Red Bull namelijk even veel cafeïne als veertien kopjes koffie bevatten. Dietrich zelf ontkent dit overigens. “Een blik staat gelijk aan een kop filterkoffie. Red Bull is een functioneel drankje dat je uithoudingsvermogen en je concentratie verhoogt.”
De GGD is het daar niet mee eens en stelt dat het concentratievermogen juist wordt verminderd. Ze dringen erop aan dat energiedrank uit de schappen van supermarkten geweerd moeten worden, omdat kinderen het nu te gemakkelijk kunnen kopen. “Je geeft een kind toch ook geen kop koffie te drinken?''
