Geen afbeelding beschikbaar

De Amerikaanse hulpverlening aan Europa

Het Amerikaanse departement van buitenlandse zaken heeft op 7 jan. de gedetailleerde ramingen gepubliceerd inzake de hulpverlening, welke de Europese landen in het kader var het plan-Marshall zullen ontvangen. Deze voorstellen moeten echter nog door het Amerikaanse congres worden aanvaard.

In het, door het ministerie gepubliceerde rapport wordt verklaard, dat door deze hulpverlening wonderbaarlijke resultaten zouden kunnen worden verkregen.

Duitsland

Wat betreft Duitsland, zegt het rapport o.a. dat dit land wel de grootste afnemer van broodgraan zal zijn met 7.550.000 ton in de periode April 1948-Juni 1952, terwijl de totale hoeveelheid korrelig graa 10.035.000 ton zal bedragen. Als enige uitzondering zal de Duitse bizone in 12 rnaanden 20.000 spoorwagons ontvangen en voorts kunstmest uit de V.S. mogen betrekken.

In het rapport is speciale aandacht besteed aan de z.g. bottleneck-goederen, waarvan helt ontbreken de Europese productie zou kunnen vertragen.

Het departement deelde tenslotte nog mede dat in het originele schema hetwelk door de zestien landen te Parijs was uitgewerkt, belangrijke wijzigingen zijn aangebracht. In sommige gevallen is meer, in andere minder toegewezen dan gevraagd was.

Marshall vraagt spoed

De congressionele behandeling van het Europese herstelplan (plan-Marshall) ving op 8 Jan. aan met een zitting van de commissie voor buitenlandse zaken van de Senaat, waarin de Minister van Buitenlandse Zaken, Marshall zijn herstelplan nader toelichtte en een besliste veroordeling uitsprak van de (vnl. van republikeinse zijde ondernomen en nog te ondernemen) pogingen om dit program, dat hij een "belegging in de vrede" noemde, te besnoeien. "Gij moet", aldus Marshall, "aan de eisen, welke het probleem stelt, voldoen of anders is net beter, dat gij het in 't geheel niet onderneemt".

Hij waarschuwde de commissie, dat liet plan uiterlijk 1 April in werking moet treden en dat, ofschoon de totale kosten van het program op het ogenblik nog niet nauwkeurig konden worden vastgesteld, de Amerikaanse bijdrage van 6,800 millioen dollar voor de eerste 5 maanden een absoluut minimum was. Voor de verwerkelijking van het plan over de gehele periode van vier en een kwart jaar achtte hij een bedrag tussen de 15,100 millioen en 17.800 millioen volstrekt noodzakelijk. Hij stelde voorts de eis, dat geen voorwaarden aan de Amerikaanse leveranties zouden worden verbonden, die afbreuk zouden doen aan de souvereine rechten van de Europese landen.

Hij verzette zich tegen een republikeins voorstel om de leiding in handen te leggen van een corporatie. "Er kunnen geen twee ministers van Buitenlandse Zaken zijn", zo zeide hij.

Hij wees er op, dat zo het plan niet zou worden aangenomen, of tot mislukking zou zijn gedoemd, de veiligheid van de Ver. Staten bedreigd zou worden en de Amerikanen feitelijk met het geweer aan de voet zouden moeten leven, aangezien het land dan de gevolgen van een overgang naar dictatorschap of politiestaten in West-Europa zou moeten aanvaarden. De oplossing van Europa's moeilijkheden zou, zo zeiden de minister, gemakkelijker zijn geweest, indien alle landen van dat continent daartoe samenwerkten. De Sovjetunie en de communistische partijen in de overige landen hadden echter verklaard het plan te zullen saboteren. Marshall was er evenwel van overtuigd dat de V. St. het met succes konden ondernemen.

De Latijns-Arnerikaanse landen zouden een zeer belangrijk aandeel in de uitvoering van het plan hebben, aangezien de Europese landen met het geld van de Ver. Staten naar schatting voor 250 millioen dollar aankopen in Zuiden Midden-Amerika zouden verrichten. Marshall sprak de verwachting uit, dat indien de economische toestand in West-Europa door de uitvoering van het hulpprogram gestabiliseerd zou worden, het wel eens zou kunnen gebeuren, dat Rusland zich bereid zou tonen om een vredesverdrag voor geheel Duitsland te tekenen op voor de Westelijke mogendheden aanneembare voorwaarden. In antwoord op een vraag van de republikeinse senator Vandenberg, de voorzitter van de commissie, zeide Marshall, dat landen als Zweden, Zwitserland en IJsland eerder als medewerkers dan als te helpen landen moeten worden beschouwd, hoewel ook zij ongetwijfeld in aanzienlijke mate voordeel zullen genieten en enige goederen van de V- S zullen ontvangen.

(Nwe. Rotterd. Crt., New York Herald Tribune Eur. Ed. 8 en 9-1) (Vor. ber. Indiening pi.-M. bij Congres 7421 C, Rapport v. Parijs 7324 A)

Dit artikel is afkomstig uit:

Meer weten