Het rode licht van de prostitutie

“Het Red Light District dat terug gaat naar de veertiende eeuw toen zeelui er aankwamen, smachtend naar vrouwelijk gezelschap, is vol met seksshops, bordelen, homobars, cinema’s en allerlei musea.” [1]  [of in het Engelse origineel: "Dating back to the 14th Century when sailors arrived in need of some female company, the district is full of sex shops, brothels, gay bars, cinemas, hotels and different kinds of museums."] Veel reisgidsen en internetsites wijzen op de eeuwenoude traditie van getolereerde prostitutie in het Amsterdamse Red Light District.

Annemarie de Wildt

De buurt behoort inderdaad tot het oudste deel van Amsterdam en er wordt ook al eeuwen, soms meer en soms minder openlijk, prostitutie bedreven. Het wereldberoemde Red Light District met rode neonlichten is echter pas ontstaan in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Hoewel de kleur rood al langer associaties heeft met zowel gevaar als passie, dateert het begrip Red Light District van het einde van de negentiende eeuw. In 1894, in een artikel in The Sentinel, een krant in Milwaukee werd het voor het eerst gebruikt. De oorsprong is niet duidelijk. Volgens Amerikaanse folklore zouden spoorwegwerkers hun rode lampjes, die zij als waarschuwingslicht bij zich droegen, opgehangen hebben bij de deur van de prostituees die ze na afloop van hun werk bezochten. [2]

Hoererij bij kaarslicht en olielampen

In de veertiende eeuw, toen Amsterdam zich ontwikkeld had tot een klein stadje aan de Amstel, werden de eerste keuren - een soort politieverordeningen - over prostitutie uitgevaardigd. Ze bepaalden bijvoorbeeld waar prostituees mochten werken. In zekere zin betekende dat de erkenning van prostitutie als beroep. De stedelijke overheid probeerde prostitutie te beperken tot enkele plekken. Het toezicht werd opgedragen aan de dienaren van de schout, de toenmalige politiecommissaris, op een wel heel rechtstreekse manier: ze exploiteerden zelf hoerhuizen. Ook in andere steden in het katholieke, middeleeuwse Europa bestond een zekere pragmatische houding tegenover prostitutie. De dertiende eeuwse kerkvader Thomas van Aquino is vaak geciteerd: ‘prostitutie is als de mestvaalt naast het paleis, zonder mestvaalt stinkt heel het paleis’. [4] In de vijftiende en zestiende eeuw probeerde de stedelijke overheid de hoerhuizen te concentreren in de Pijlsteeg en de Halssteeg, de huidige Damstraat. Vrouwen die elders prostitutie bedreven werden soms zelfs door buurtbewoners naar deze straten gebracht.

Groniek1
Edward en Nancy Kienholz, een fragment van: The Hoerengracht (1983-88). Bron: L.A. Louver Gallery.

De Alteratie (omwenteling) van 1578, toen het Amsterdamse stadsbestuur in gereformeerde handen kwamen, betekende een radicaal einde van de katholieke souplesse. Een van de eerste besluiten van het nieuwe protestante stadsbestuur was het verbod voor de schoutsdienaren om zich nog langer met hoerhuizen in te houden. Omdat de schoutdienaren niet langer aan de hoerhuizen konden verdienen, moest dit verlies aan inkomsten worden gecompenseerd. Het stadsbestuur besloot hun salaris te verhogen. Van 1578 tot 1809 was prostitutie verboden in Amsterdam, maar net als in de andere steden van de Republiek werd het gedoogd, mits het niet al te openlijk gebeurde. De aanpak van prostitutie vertoont wel golfbewegingen; in sommige perioden was de vervolging energieker dan in andere. Soms werden de hoerwaardinnen aangepakt, soms juist de vrouwen die op straat hun klanten wierven. Lotte van der Pol baseerde zich in haar proefschrift Het Amsterdam hoerdom, over prostitutie tijdens de zeventiende en achttiende eeuw, vooral op de verslagen van ruim 8000 processen wegens hoererij.[5] Uit dit grote aantal rechtszaken blijkt dat het verbod op hoererij op grote schaal werd overtreden. Hoererij was overigens de aanduiding voor alle, betaalde én onbetaalde, seksualiteit buiten het huwelijk. De eer van vrouwen werd bepaald door hun seksueel gedrag. Hoeren waren dus alle ‘eerloze’ vrouwen. Het woord prostituee kwam pas in de negentiende eeuw in zwang.

De Jonkerstraat en de Ridderstraat die uitkwamen op de Geldersekade waren de meest genoemde straten in de procesverslagen. In die straten waren veel kleinere hoerhuizen, waar enkele prostituees woonden met een hoerewaardin. Van rode lichtjes was in die tijd nog geen sprake. De vrouwen die daar werkten deden hun klanten op in de speelhuizen aan de Geldersekade of op de Zeedijk. Dat ging niet zomaar. Er moest eerst flink gedronken worden voor ze weg mochten met hun klanten. In 1681 verscheen ‘t Amsterdamsch Hoerdom, een beschrijving van de Amsterdamse prostitutie in de vorm van een reisverslag. Het boek werd vertaald en vele malen herdrukt. Het biedt een levendig beeld van alle varianten waarin de zonde te koop was, maar ook van de arbeidsomstandigheden in de prostitutie. Het boek verhaalt bijvoorbeeld hoe enkele hoeren hun gezelschap van zeelieden weten te verleiden om hen ‘aan ‘t zuypen’ te zetten.[6] Anders zou de waardin van het speelhuis boos worden. De mannen geven toe omdat ze ‘bek op de Meisjes hadden’. In het hoerhuis waar de meisjes hen later mee naar toe nemen moeten ze door gaan met zwelgen om de waardin van het hoerhuis ‘wat penningen in de beurs te jagen’. Uiteindelijk zijn de meisjes zo dronken dat ze het gevoel hebben dat ze van hout gemaakt zijn. ‘Arme dieren’ meent de auteur van ‘’t Hoerdom’ en zijn metgezel weet hem te vertellen dat ze weliswaar vrije kost en inwoning krijgen, maar een vierde, een derde of zelfs de helft van wat ze verdienen af moeten dragen aan de hoerenwaardin. Prostituees kenden geen scheiding tussen woon- en werkplek. Ongehuwde klanten bleven vaak slapen, een hoerhuis was ook een soort logement, vooral voor zeelieden die in korte tijd hun gage er doorheen joegen en soms enkele weken met dezelfde vrouw optrokken. Ze betaalden dan ook wat slaapgeld aan de waardin. Hoe het met het licht in de slaapgelegenheden zat, weten we niet. Waarschijnlijk speelde de seks zich af in het donker en hadden prostituee en klant de meeste van hun kleren nog aan. Gehele ontkleding werd beschouwd als vuiligheid, zo blijkt uit de processtukken.[7] Naast de vrouwen die met enkele collega’s en een hoerenwaardin in een hoerhuis woonden, waren er ‘jufferlijke hoeren’ die in stille huizen woonden en een vast bedrag per week betaalden voor slaapgeld en kost. Het fenomeen raamprostitutie bestond nog niet. De ‘jufferlijke hoeren’ hadden er, om klachten van de buren te voorkomen, juist alle belang bij om geen herkenningstekens aan hun huis te hebben. Bij de hoerhuizen stonden vrouwen soms voor de deur. Niet half naakt zoals tegenwoordig maar juist in mooie kleren om klanten binnen te lokken. Voor die mooie jurken stonden prostituees overigens vaak bij hun hoerenwaardin in het krijt, en ze konden door deze schulden de prostitutie niet verlaten.

Straatlantaarns

Ruimtelijke veranderingen in de stad en technologische vernieuwingen beïnvloeden de prostitutie. Na de aanleg van de grachtengordel verhuisde de elite uit de Warmoesstraat. Sommige straten in het middeleeuwse deel van Amsterdam vervielen en met name de Zeedijk werd een prostitutiestraat. In 1668 besloot de stad Amsterdam tot invoering van straatverlichting naar een ontwerp van Jan van der Heyden en begin 1670 stonden er maar liefst 1800 lantarenpalen met olieverlichting in de stad. [8] Iedere avond ging de lantaarnontsteker langs de straten om de lampen te ontsteken. Het doel was uiteraard vergroting van de veiligheid maar een onbedoeld effect was de bloei van het uitgaansleven en daarmee ook de prostitutie.[9] In de jaren zeventig van de zeventiende eeuw nam de straatprostitutie toe en werden er – altijd ’s nachts – opvallend veel tippelaarsters gearresteerd. Voor de Amsterdamse hoeren kon de straatlantaarn functioneren als een spotlight (overigens met geringe lichtsterkte). De bloei van de speelhuizen viel samen met de introductie van de straatlantaarns. De Amsterdamse speelhuizen, waar hoeren en klanten elkaar konden ontmoeten, waren eind 17de eeuw een attractie voor reizigers. Een bezoek aan Amsterdam was niet compleet zonder een kijkje in een speelhuis. Van buiten waren de speelhuizen nauwelijks herkenbaar als plek waar prostitutie bedreven werd of prostituees hun klanten wierven. Een al te openlijke overtreding van het verbod op ‘gelegenheid geven’, zou de Protestantse bestuurders van de stad wellicht nopen tot ingrijpen. Voor buurtbewoners waren af en aanrijdende koetsen en lawaai op straat een reden om te gaan klagen bij de stadsbestuurders.

Groniek2

Hans van Norden (1915- 2011), Oudekerksplein (1960's). Foto: Rene Gerritsen, Amsterdam Museum.

Rond 1700 ging de stedelijke overheid de organisatoren van de prostitutie strenger aanpakken. De hoerenwaardinnen werden veroordeeld tot langere gevangenisstaf of verbanning. In 1706 werd voor het eerst een waardin op de kaak - het schavot - tentoongesteld en vanaf 1722 werd er ook in het openbaar gegeseld. De boetes werden hoger en de kostbare kledingstukken van de hoeren, vaak eigendom van de hoerenwaardinnen, werden geconfisqueerd. Om het in bedrijfseconomische termen te gieten: de investeringen in speelhuizen en fraaie kleding voor de hoeren werden steeds riskanter. Omstreeks 1720 ging de prostitutie ondergronds, een aantal grote speelhuizen verdween en de kleinere hoerhuizen, waar een waardin woonde met een of twee hoeren, afficheerden zich minder nadrukkelijk. De vrouwen stonden niet meer voor de deur te pronk, maar gingen de ‘kruisbaan’ op om klanten te werven. Kruisen was wat in de negentiende en twintigste eeuw tippelen genoemd werd, het Amerikaanse woord cruisen schijnt er vandaan te komen.

Gaslicht

Met de Franse bezetting van Nederland keerde het tij. Vanaf 1809 was prostitutie toegestaan, mits de vrouwen en bordeelhouders zich lieten inschrijven bij de politie. Achtergrond hiervan waren de Napoleontische oorlogen. Soldaten en hoeren waren vaak in elkaars gezelschap te vinden. Tijdens de Napoleontische oorlogen was er sprake van een sterkte stijging van geslachtsziekten, met nadelige gevolgen voor de gevechtskracht van de militairen. Men hoopte dat registratie en controle, dus ook medische controle, de geslachtsziekten terug zouden dringen. De Franse overheid in Nederland hief het twee eeuwen oude verbod op prostitutie op en met de invoering van de Code Penal in 1811 werd alleen het tot prostitutie aanzetten van minderjarigen strafbaar. Dit betekende een scheiding van recht en moraal. [10]

Na het vertrek van de Fransen in 1813 bleef prostitutie geoorloofd. In veel steden en vooral in garnizoenssteden was prostitutie gereglementeerd. Amsterdam was een uitzondering. Hoewel prostitutie afkeurenswaardig was, diende de overheid zich niet op dit terrein te begeven. Maar desondanks was er ook in Amsterdam sprake van medische controles.

Reglementering betekende een grote ingreep in de bewegingsvrijheid van prostituees vanwege de verplichte inschrijving bij de politie en regelmatige verplichte controles op geslachtsziekte. Besmette vrouwen moesten zich onder behandeling laten stellen. Hun kaart, een soort werkvergunning, werd ingetrokken, totdat ze genezen verklaard waren. Prostituees waren een zeer mobiele beroepsgroepen. Als hen in een bepaalde stad het werken verboden werd, vertrokken ze vaak, besmet en wel, naar een andere stad.

Mag de overheid een onzedelijk bedrijf als prostitutie erkennen? was destijds de kernvraag van de discussies over prostitutie. Ja, vond Dr. A.P. Fokker in 1879 in De Prostitutiekwestie, als zij daarmee ‘zou kunnen voorkomen dat jaarlijks een deel der bevolking door eene walgelijke, bijna ongeneeslijke ziekte wordt geïnfecteerd’. Nee, vonden de bestrijders van de ‘gewettigde ontucht’ zoals dominee Pierson, de belangrijkste voorvechter van de strijd tegen het toezicht op de prostitutie.[11] Er werden honderden boeken en pamfletten geschreven door voorstanders, die - schermend met statistieken - de volksgezondheid verdedigden en tegenstanders die de controle op geslachtsziekte van de publieke vrouwen beschouwden als een vrijbrief voor bordeelbezoek. De voorstanders van afschaffing van prostitutie noemden zichzelf abolitionisten. Het is niet voor niets dat ze dit woord kozen dat vooral betekenis gekregen had door de wereldwijde strijd tegen de afschaffing van de slavernij. De alliantie van prostitutiebestrijders had vooral oog voor de morele, sociale en politieke kanten van de betaalde seks. De bewoners van de buurten waar prostituees actief waren ergerden zich aan de overlast waarmee prostitutie gepaard ging en richtten zich tot de burgemeester.

Welke invloed hadden technologische veranderingen op de werkomstandigheden van prostituees? De olielantaarns werden langzaamaan vervangen door gaslicht, maar pas aan in de jaren negentig van de 19de eeuw, na de uitvinding van het gasgloeilicht werd het ’s nachts aanmerkelijk lichter op straat.[12] Van der Pol merkt op de olieverlichting vermoedelijk gunstig was voor de prostituees: voldoende licht om zichzelf lokkend te tonen en duister genoeg om zich schuil te houden voor de politie. In andere Europese steden met veel prostitutie, zoals Parijs, Londen en Wenen, bleek het helderder licht van de gaslantaarns de politie van nut te zijn bij het patrouilleren. Zacht licht verdoezelt veel. Zo veranderde de Polder, de prostitutiebuurt van Rotterdam door de introductie van de gaslantaarns aan het begin van de twintigste eeuw: ‘De atmosfeer er uit, de roes er af, en in dat nuchter bleeke licht boven danshuizen, kroegen en knipjes zag je meteen hoe poovertjes triestig het daar eigenlijk allemaal stond, en schrijnend de gezichten’.[13] Of de introductie van de gaslantaarns van invloed was op het verbod op prostitutie blijft speculatie, maar feit is wel dat in 1897 in Amsterdam een plaatselijk bordeelverbod van kracht werd. Onderzoekscommissies vanuit de gemeente brachten de ongunstige arbeidsomstandigheden aan het licht. De kritiek op de getolereerde prostitutie leidde uiteindelijk tot de zedelijkheidwet van 1911, die onder andere het gelegenheid geven tot ontucht verbood.

‘Een petroleumlamp met rozepapieren kap’

De prostitutie ging weer ondergronds. De nieuwe Amsterdamse stadswijk die later bekend werd als de Pijp, stond bekend om de vele prostituees die er woonden en werkten. Voor een deel waren ze verdreven door de opruiming van krotten in de oude binnenstad. De wijk stond toen bekend als wijk YY. Daar werd ook het blad Pst-pst (naar het lokkende geluid dat tippelaarsters maken) uitgegeven met veel getekende grappen over prostituees: ‘De commissaris tegen een dame: En je woonplaats? Zij: buurt YY. Commissaris: Ik vraag niet naar je beroep’.[14] Arthur van Schendel dichtte over de Pijp: ‘Een naam die stond voor pierewaaien / Van schilder en student en losse dame.’ Schrijver Arnold Saalborn beschreef hoe in de Van Ostadestraat rode lampjes ontstoken worden om de ‘verwelkte boezems en naakte schouders van de vrouwen te beglanzen’.[15] Mogelijk waren dit petroleumlampen. In het verhaal ‘Govert-Flinck-driehoog-achter’ uit 1901 staat een beschrijving van de woonruimte van een van de juffertjes uit de buurt:

‘Een kleine kamer (...) Een petroleumlamp met rozepapieren kap vol vetvlekken. Aan de wanden een paar plaatjes, oleografieën, portretten, plaatjes uit de Champagnekalender en Pst-Pst. Een groot bed met gebloemde gordijnen midden in de kamer - het voornaamste meubelstuk!’.[16]
Groniek3
Fragment van het werk van Edward and Nancy Kienholz, The Hoerengracht (1983-1988). Bron: L.A. Louver Gallery.

In de jaren rond de Eerste Wereldoorlog was er zeer veel prostitutie in de Pijp. Daarna verdween de prostitutie weer uit de buurt, behalve langs de Ruysdaelkade, en concentreerde zich op ‘de Wallen’ of ‘walletjes’, de Oudezijds Achter- en Oudezijds Voorburgwal, de Zeedijk en de Gelderse kade. Daar zaten de vrouwen achter de ramen, maar nog geheel gekleed. En misschien met een schemerlamp met roze-rode schijnsel. Omstreeks die tijd zette de elektrificatie van Nederland door, dus verlichting door middel van gloeilampen werd steeds meer gemeengoed.[17] Maar al te opvallend uiterlijk vertoon leidde tot ingrijpen van de politie. Commissaris van politie Voordewind, die begon als wachtcommandant aan bureau Warmoesstraat: ‘In den beginne probeerde de politie nog de strijd tegen de publieke vrouwen met kracht te voeren, maar het bleek ondoenlijk. Er was toen nog geen woningnood. Als voor een berucht perceel een politiepost geplaatst werd, namen de bewoners al gauw de benen en streken ergens anders neer, zelfs in de mooie herenhuizen op de Herengracht’.[18] Het kwam ook voor dat prostituees opereerden onder een dekmantel zoals een sigarenzaak of een massagesalon.

Schemerlampen

Ook na de Tweede Wereldoorlog, toen de Wallen verboden gebied waren voor Duitse soldaten, bleef de prostitutie heimelijk. Tot ver in de jaren zestig waren de Wallen een afgesloten wereld in de stad en nog niet de toeristische trekpleister die het gebied nu is. Buurtbewoners vertelden liever niet dat ze er woonden, omdat ze dan ‘met de nek’ aangekeken werden. Een foto van twee prostituees uit 1948 toont twee keurige vrouwen, die achter het raam zaten met een breiwerkje op schoot, de theepot onder de theemuts en belicht door een schemerlamp. Voor een argeloze voorbijganger leek het op twee dames die bij elkaar op visite waren. Tijdens de jaren zestig werd de kleding gewaagder: netkousen, minirokjes en doorzichtige truitjes. De politie patrouilleerde in burger, soms zelfs verkleed als boertje van buiten, om vrouwen te betrappen op een knoopje te ver open of het luidruchtig lokken van klanten.[19]

Omstreeks 1960 kwamen de Wallen in het brandpunt van de belangstelling te staan door het proces van Johanna Ouwes, alias Magere Jossie, die in 1957 op haar peeskamertje op de Oudezijds Voorburgwal vermoord was. Hoofdverdachte was haar echtgenoot en pooier Joop S.. Hij werd veroordeeld, maar in hoger beroep vrijgesproken. De getuigen in de zaak, buren en collega’s van Jossie, werden uitgebreid geciteerd in de pers over ‘de scrabreuze gang van zaken, de duurbetaalde perversiteiten, de onderlinge moord- en doodslag, de mishandelingen en de allesoverheersende intimidatie’.[20]

Het Algemeen Handelsblad van 21 november 1959 liet een opvallend realistisch geluid horen. Het oudste beroep ter wereld zou gelegaliseerd moeten worden. ‘Dan hoeft de commissaris niet langer de gehele politiemacht in de zetten om preuts de gordijntjes dichter te trekken en de decolletétjes wat hoger ... Zonder de zelfgeschapen jungle zouden er geen souteneurs zijn. Er zouden “Maisons” zijn, met Madames, die alle reden hadden open kaart te spelen met de politie en de wet na te leven.’ Die legalisatie zou nog ruim 40 jaar op zich laten wachten. En madames zijn er niet veel meer tegenwoordig, omdat na de legalisering, die gepaard ging met grotere investeringen in bordelen mannen de exploitatie van vrouwen overnamen.

In januari 1960 verscheen een groot artikel in Time over de Amsterdamse rosse buurt. De in Duitsland gelegerde Amerikaanse militairen hadden Amsterdam als verlofplaats ontdekt. Ook werd er in 1960 de Italiaanse speelfilm Ragazza in Vitrina (Meisjes achter Ramen) van Luciano Emmer opgenomen. Er verschenen allerlei ‘realistische romans’ waarvoor de moorden op hoeren de inspiratiebron vormden.

Een schetterend neon-theater

De opkomst van het toerisme en de aandacht voor de Wallen in de internationale pers in de jaren zestig van de twintigste eeuw leiden tot doorbraak van het isolement van de gesloten buurt. Bovendien kneep de politie onder invloed van een veranderende moraal steeds vaker een oogje toe. De houding van de samenleving tegenover prostitutie werd pragmatischer en minder moralistisch. In wezen is er sinds 1911 nooit een tijd geweest dat het bordeelverbod strikt gehandhaafd werd.[21] Het vervolgingsbeleid golfde heen en weer, en richtte zich vooral tegen de overlast, en in steeds mindere mate tegen aantasting van de zedelijkheid. Vanuit de Walletjes zelf werd in de jaren zestig gepleit voor zelfregulatie, al werd dat woord natuurlijk nog niet gebruikt. Maurits de Vries alias ‘Zwarte Joop’, de uitbater van Casa Rosso, het eerste theater met live seks op het podium, kwam uitgebreid aan het woord in de Panorama van 16 juli 1964 over de rosse buurt: ‘Die is niet zo slecht als men soms denkt, de vrouwen die hier zitten hebben alles voor iedereen over en zijn goed voor kinderen.’

Omstreeks 1970 was het hoogtepunt van de prostitutie op de Walletjes in haar traditionele vorm. In 1968 zaten er zo’n 300 vrouwen achter de ramen, net zoveel als 10 jaar daarvoor.[22] De vrijere houding tegenover seks leidde niet tot afname van de prostitutie, zoals nog wel eens gedacht werd. Wel werd ‘het’, ook in de prostitutie, sinds de komst van de pil, steeds vaker ‘zonder’ gedaan. Amsterdam vestigde definitief haar reputatie als ‘swinging city’. Naast raambordelen kwamen er allerlei andere vormen van seksueel vermaak. Luc Penninx was de eerste in 1969 met combinatie van een sekstheater, seksmuseum en seksshop ‘Total Seksdesign’. De donkere, geheimzinnige Walletjes veranderden in een schetterend neon-theater. De bedrijven werden grootschaliger en er ging steeds meer geld in om. ‘Vroeger zaten pooiers en hoertjes hier links en rechts in de cafés, ze kwamen niet verder dan de buurt. Nu hebben ze een landhuis in het buitenland, nemen het vliegtuig naar Spanje’, verzuchtte Groothuyse, die een huisartsenpraktijk had op het Oudekerksplein, in 1973. De werkomstandigheden werden slechter en ook mishandeling nam weer toe, merkte Groothuyse in zijn praktijk.[23]

Rode TL en Black Light

Toen de Amerikaanse kunstenaars Edward en Nancy Kienholz halverwege de jaren tachtig in Amsterdam onderzoek deden voor hun kunstwerk The Hoerengracht verbaasden ze zich over de openlijke manier waarop de stad omging met prostitutie.[24] The Hoerengracht, een assemblagekunstwerk van 14 meter lang, 4 meter breed en 3 meter hoog, is een uitsnede en interpretatie van de beroemde, Amsterdamse rosse buurt. The Hoerengracht is als het ware de Wallen kunstzinnig samengebald in één straat. De kunstenaars bezochten peeskamers en verwerkten authentieke objecten, zoals telefoons, asbakken en tijdschriften in het kunstwerk. Vriendinnen stonden met hun lichamen model voor de prostituees. De glazen dozen om de hoofden verbeelden de vervreemding van de prostituee. Het kunstwerk is ook een momentopname van de geschiedenis van de Wallen in de jaren dat de schemerlampjes plaats maakten voor fel neonlicht. In sommige ‘kamers’ van het grote kunstwerk zijn zowel de ouderwetse lampjes als de tl buizen te zien: altijd twee kleuren. Rood omdat dat de huid mooi belicht, en ultraviolet (of black light) dat de witte lingerie van de prostituees doet oplichten. Black Light is ook de naam van een blad dat sinds 1988 uitgegeven wordt door de Rode Draad, de organisatie die de belangen van prostituees behartigt.

Tippelaarsters werden steeds meer verdreven uit het centrum. In 1985 wees de gemeente de De Ruyterkade achter het Centraal Station aan als tippelgebied. Vooral prostituees die verslaafd waren aan heroïne kwamen daar terecht. De bewoners schakelden advocaten in, hingen spandoeken aan hun huizen en verfden de straatlantaarns met blauwe verf, zodat de vrouwen elders moesten spuiten. Bij blauw licht zijn namelijk de aderen niet zichtbaar. In 1995 kwam er een tijdelijke gemeentelijke tippelzone met opvanghuis op de Oostelijke Handelskade, die een jaar later verplaatst werd naar de Theemsweg. Daar stonden de vrouwen op klanten te wachten in roze geschilderde bushokjes. Bij alarm ging het licht aan en baadde de hele tippelzone in fel wit licht.

Sinds 2000 is prostitutie gelegaliseerd in Nederland. Dat ging gepaard met allerlei regels voor de inrichting van raambordelen betreffende veiligheid en hygiëne. De weelderig ingerichte raambordelen die Edward en Nancy Kienholz hebben verbeeld in The Hoerengracht, hebben voor een groot deel plaats gemaakt voor wit of donkerrood betegelde ruimtes. In 2008 en 2009 fotografeerde Tess Jungblut honderden Amsterdamse peeskamers, ’s ochtends vroeg als de schoonmakers aan het werk waren. In het harde ochtendlicht is alle romantiek verdwenen: een ‘hufter-proof bed’ met een handdoekje over het laken, alarmknoppen, tegels tot aan het plafond.

Led licht en sfeerverlichting

In het kleinere prostitutiegebied bij de Singel, waar over het algemeen meer vaste (Nederlandse) klanten komen, zijn de kamers wat gezelliger ingericht. Bordeelexploitant Leon de Weerd, die meestal zegt dat hij ‘in het vastgoed zit’, heeft als huisstijl gekozen voor een moderne versie van het klassieke bordeelinterieur met donkerrood en zwart fluwelen behang met gestileerde bloemmotieven. De tijd van onder tot boven tegels is passé. ‘Buiten dat ik het niet mooi vind, de meiden vinden het ook niets’. De Weerd heeft bij recente verbouwingen naast de rode en ultraviolette tl lampen, led lampen aangebracht in de kamers. ‘Veel energiezuiniger en bovendien kan het meisje dan nog eens een showtje opvoeren met verschillende kleuren licht’.[25]

In het kader van de expositie The Hoerengracht ontwierp Ontwerpbureau Concrete in opdracht van het Amsterdam Museum een ‘peeskamer van de toekomst’ en creëerde Li Edelkoort haar visie op The 21st century bordello. Onderdeel van het ontwerpproces was een expertmeeting met klanten, exploitanten en (ex)prostituees over het raambordeel van de toekomst.[26] Klanten bleken minder geïnteresseerd zijn in de omgeving dan de vrouwen. Prostituees brengen de acht uur dat een huurperiode van een kamer gemiddeld duurt liever door in een mooie sfeervolle ruimte. Vaak nemen ze een persoonlijk object mee om de onpersoonlijke ruimte een klein beetje eigen te maken. Bureau Concrete koos voor een ruimte met ronde vormen, met de mogelijkheid van een achtergrondprojectie om verschillende sferen te creëren.

Terwijl rood neonlicht steeds kenmerkender werd voor raamprostitutie, kozen andere vormen van prostitutie juist voor ander licht. Grote bordelen, waarvan er inmiddels heel wat gesloten zijn, hadden vaak een groot, fel verlicht huisnummer op de gevel; handig voor langsrijdende auto’s. Yab Yum, de Men’s Club aan het Singel had een groene lantaarn naast de chique deur hangen. Binnen, in de bar en luxe ingerichte kamers was er (indirecte) sfeerverlichting, en juist niet het ‘hoerige’ rode licht van de Wallen. Inmiddels is op de Wallen al enkele jaren ‘project 1012’ (genoemd naar de postcode van de binnenstad) in werking. De legalisatie van prostitutie bracht niet de gehoopte verbetering van arbeidsomstandigheden en meermalen bleken vrouwenhandelaren actief in op de Wallen. Prostitutiepanden werden opgekocht en tijdelijk verhuurd aan modeontwerpers. Steeds meer rode lichtjes doofden.

 

 

Afkomstig uit:

Titel: Hollands Licht
Nummer: 192
Jaargang: Zomer 2012

Bestel het gehele nummer op onze website:

Bronnen:

[1] red-light-district-amsterdam.com, vertaling: Annemarie de Wildt.

[2] http://whatyoushouldknowaboutamsterdam.wordpress.com/2009/08/27/history-...

[3] Dit artikel is gebaseerd op onderzoek voor de tentoonstelling Liefde te Koop, Amsterdams Historisch Museum 2002 en het bijbehorende boek: Annemarie de Wildt en Paul Arnoldussen, Liefde te koop, Vier eeuwen prostitutie in Amsterdam (Amsterdam 2002). Een eerdere versie van dit artikel is gepresenteerd op de jaarlijkse conferentie van de Society for the History of Technology, Amsterdam 2004

[4] St Thomas, Summa theologica I, 1013 , geciteerd in Lotte van der Pol, Het Amsterdams Hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1996) 151.

[5] Lotte van der Pol, Het Amsterdams Hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1996).

[6]’t Amsterdamsch Hoerdom (Amsterdam 1681).

[7] Van der Pol, Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw 328.

[8] Willem Frijhoff en Maarten Prak (ed.), Geschiedenis van Amsterdam 1650-1813. (Amsterdam 2005) 195-197.

[9] Ibidem, 284.

[10] Zie voor de houding ten opzichte van bordelen en prostitutie in de negentiende eeuw: Martin Bossenbroek en Jan H. Kompagnie, Het mysterie van de Verdwenen Bordelen: Prostitutie in Nederland in de negentiende eeuw (Amsterdam 1998).

[11] Zie voor de prostitutiekwestie: Petra de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen (Hilversum 1998).

[12] In 1885 vond Auer von Welshach het gasgloeilicht uit, zie: ir. W. J. A. Duynstee De Gasverlichting, overdruk uit nr 14, 15 EN 16, "HET GAS" jaargang 1941, Orgaan van de Vereeniging van Gasfabrikanten in Nederland (geraadpleegd 20 juli 2011) http://www.petromax.nl/De_Gasverlichting/De_Gasverlichting_1941.pdf

[13] M.J. Brusse, Het rosse leven en sterven van de Zandstraat (Rotterdam 1910) 5-7.

[14] De Wildt en Arnoldussen, Liefde te koop 119.

[15] Citaten uit: Charles vergeer, Toen weren schoot en boezem lekkernij. Erotiek van de Tachtigers (Amsterdam 1990).

[16] Adam Belder, Op de Vlakte. Schetsen van het amusementsleven in Amsterdam (Amsterdam 1902).

[17] De versnelde elektrificatie was een gevolg van de steenkolenschaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook petroleum was schaars. Zie: H. Baudet, Een vertrouwde wereld, 100 jaar innovatie in Nederland (Amsterdam 1986) 23.

[18] In De Commissaris vertelt over donker Amsterdam, waarvan tussen 1953 en 1958 bijna 94 duizend exemplaren verkocht werden, haalt Voordewind herinneringen op aan de tijd dat hij wachtcommandant was aan bureau Warmoesstraat, zie: De Wildt en Arnoldussen, Liefde te koop, Vier eeuwen prostitutie in Amsterdam (Amsterdam 2002) 22.

[19] Interview met Joep de Groot, politieagent bij bureau Warmoesstraat (Amsterdam 2001).

[20] Algemeen Handelsblad, 21 november 1959

[21] In maart 1911 werd de Zedelijkheidswet aangenomen met daarin opgenomen het bordeelverbod (art 250 bis van het Wetboek van Strafrecht).

[22] F.A. Stemvers, Meisjes van plezier. Geschiedenis van de prostitutie in Nederland (Weesp 1985) 148.

[23] De arts was met name geïnteresseerd in de verhouding tussen prostituees in pooiers. Hij schreef hierover in: J.W. Groothuyse, De arbeidsstructuur van de prostitutie (Deventer 1970).

[24] Annemarie de Wildt, ‘The Hoerengracht and the Amsterdam Red Light District’, in: Colin Wiggins en Annemarie de Wildt, The Hoerengracht at the National Gallery London (Londen 2009) 27-33.

[25] Interview met Leon de Weerd, bordeelexploitant in het Singelgebied, (Amsterdam 2009) zie ook: Annemarie de Wildt, ‘Rood pluche of witte tegels: interieurs van Amsterdamse raambordelen’. In: Ons Amsterdam, april 2010.

[26] Marjolijn van Heemstra, Het raambordeel van de 21ste eeuw Verslag expertmeeting 5 februari 2010, http://hoerengracht.amsterdammuseum.nl/wp-content/uploads/2010/04/verslag-expert-meeting-raambordeel-21ste-eeuw.pd

Meer weten

Tijdschriften: