Het Universum als Kleurplaat

De rol van Descartes’ De Wereld. De Mens in de Wetenschappelijke Revolutie- René Descartes behoort tot de meest invloedrijke filosofen en wetenschappers van de zeventiende eeuw. Hij speelde een cruciale rol in de ontwikkeling van de wetenschap. Zonder hem had de wetenschappelijke revolutie nooit plaats gevonden, bestond er geen moderne natuurwetenschap en was het Aristotelische wereldbeeld niet aangevallen. Of... niet? Het is niet overbodig om de rol van Descartes en zijn theorie nog eens kritisch te bekijken.

Léjon Saarloos

Als er zoiets als de Wetenschappelijke Revolutie heeft plaatsgevonden in de zeventiende eeuw, dan is Descartes degene die hem heeft bewerkstelligd. Velen denken dat René Descartes eigenlijk het werk deed dat sir Isaac Newton een tiental jaren later af zou maken. De geboorte van de moderne natuurwetenschap zou dus eigenlijk te danken zijn aan één persoon, René Descartes.

Alhoewel deze opvatting veel aanhangers heeft, zal in dit artikel worden aangetoond dat René Descartes een veel kleinere rol speelde in de Wetenschappelijke Revolutie dan hem is toebedeeld. De basis voor dit standpunt is De Wereld. De Mens, het boek dat Descartes publiceerde in 1633 en waarin hij zijn visie op het universum en de mens uiteenzette. Deze visie, dit enten van het wereldbeeld op nieuwe ideeën, is wat volgens velen Descartes revolutionair maakt, maar wat mijns inziens geenszins als revolutionair gezien kan worden.

Het debat over de Wetenschappelijke Revolutie is omvangrijk en zeer specialistisch. Sommigen zijn van mening dat de wortels van de Revolutie al in de Griekse Oudheid moeten worden gezocht, anderen kijken alleen naar de Renaissance, en weer een andere mening is dat er helemaal geen Revolutie heeft plaatsgevonden rond het jaar 1600. In het debat over de rol van René Descartes in deze Wetenschappelijke Revolutie zijn grofweg twee kampen te onderscheiden. Het ene kamp is van mening dat Descartes de revolutionair is die in zijn eentje een synthese van wiskunde, empirie en natuurfilosofie heeft bewerkstelligd en daarmee de vader is van de moderne natuurwetenschap. Het andere kamp erkent Descartes wel degelijk als revolutionair, maar niet als de enige en zeker niet als de belangrijkste.

Wetenschappers uit het eerste kamp, zoals Rienk Vermij en John Henry, zijn van mening dat de Wetenschappelijke Revolutie de vervanging van het Aristotelisch wereldbeeld door het nieuwe Cartesiaanse wereldbeeld is. René Descartes speelt hier dus de belangrijkste rol in: hij heeft een nieuwe blauwdruk gemaakt, waarin de moderne natuurwetenschap zich kon ontwikkelen.

Het andere kamp, waarvan Floris Cohen de vertegenwoordiger is, ziet hetgeen Descartes deed als één van de zes revoluties die samen de Wetenschappelijke Revolutie vormden. De ‘deelrevolutie’ die Descartes uiteindelijk bewerkstelligde, is alleen een transformatie van de natuurfilosofie, aldus Cohen. Alle ‘deelrevoluties’ zouden later leiden tot de synthese van natuurfilosofie, wiskunde en empirie, die door Newton werd volbracht. De rol van Descartes is voor Cohen dus een stuk kleiner dan voor Vermij en Henry, want volgens Cohen staat René Descartes nog met één been in de oude wereld en met het andere been in de nieuwe.

Aristoteles en het oude wereldbeeld

De intellectuele context waarin De Wereld. De Mens is geschreven is die van een door het Aristotelisme gedomineerd universitair Europa. In Middeleeuws Europa waren slechts uit het Arabisch vertaalde teksten van Aristoteles aanwezig en dit waren, naast de Bijbel, dan ook de gezaghebbende teksten op wijsgerig gebied. De zogenaamde scholastische filosofen koppelden de christelijke theologie aan de teleologische leer van Aristoteles. Dit resulteerde in een onderwijsprogramma waar geheel universitair Europa in werd geschoold. Deze verbintenis zorgde voor een hegemonie van het Aristotelische wereldbeeld over de natuurverschijnselen die de theologie niet kon verklaren.

Descartes biedt met een fabel zijn alternatieve wereldsysteem aan.

Aristoteles was een Griekse filosoof die, zoals Cohen beschrijft in zijn Herschepping van de Wereld, behoorde tot de categorie ‘Athene’. Deze categorie kenmerkt zich door een specifieke kennisstructuur, waarbij een filosoof beginselen hanteert en van daaruit de wereld verklaart. De Atheense kennisstructuur kenmerkt zich door extreme deductie.[1]

Hieruit volgt dat de Middeleeuwse wereld een wereld was die al ontdekt was, men wist immers de beginselen waarop alles rustte. Het feit dat er naast Aristoteles vrijwel geen andere ‘Atheense’ teksten bekend waren, leidde tot een hegemonie van een deductief wereldbeeld, versterkt door het samengroeien van het universitaire systeem met het Aristotelisme.[2]

Het Aristotelische wereldbeeld steunt op Aristoteles’ opvatting dat alles doelgericht is. Alle materie heeft de potentie om te veranderen en alles in het universum is op weg naar haar vaste plek. Het Aristotelische systeem rust op orde. Om met de woorden van Rienk Vermij te spreken: ‘De kosmos is een geordend geheel, waarin alles, sterren, planeten en elementaire materie, zijn vaste plaats bezit.’[3]

De hegemonie van het Aristotelisme was al enigszins geërodeerd in de jaren voor de publicatie van Descartes’ boeken, omdat ook oude ‘Atheense’ teksten weer opdoken na de val van Constantinopel, waar de teksten hadden liggen slapen in oude bibliotheken. Toch was het oude wereldbeeld iets waar Descartes zich mateloos aan ergerde; volgens hem klopte dit beeld niet met de werkelijkheid.

De nieuwe wereld van René Descartes

In zijn De Wereld. De Mens, die eerst Verhandeling over het Licht heette, wil Descartes zijn lezer duidelijk maken wat licht volgens hem is en waarom hij onderscheid wil maken tussen onze gewaarwording van licht en de werkelijke eigenschappen van het licht.[4] Hiervoor is het nodig, aldus Descartes, om de objectiviteit van de zintuigen te betwijfelen. Langzaamaan breekt Descartes de wereld van waarnemingen af en legt hij uit dat de werkelijkheid eigenlijk uit hele kleine deeltjes bestaat. Hij ondersteunt deze stelling met het voorbeeld van brandend hout, waarbij volgens hem snel bewegende deeltjes van de vlam op de deeltjes van het hout inwerken. De houtdeeltjes kunnen we zien als het hout brandt: niet voor niets ontstaan er as, stofdeeltjes en rook. Hieruit volgt volgens Descartes dat ook het vuur moet bestaan uit snel bewegende deeltjes, omdat alleen beweging beweging kan veroorzaken.[5] Het is volstrekt logisch, aldus Descartes, dat ook warmte en licht uitingen zijn van beweging van deeltjes, wat ons brengt bij de kern van zijn betoog.

De kern van Descartes’ opvattingen over het universum is inderdaad zijn idee dat het universum uit kleine bewegende deeltjes bestaat. Dit is evident, aldus Descartes, omdat er in het universum nu eenmaal geen leegte kan bestaan. Overal zijn dus deeltjes en alles is op die manier met elkaar verbonden. Steeds weet Descartes deze visie terug te voeren op de werkelijkheid, zijn werk bulkt van de metaforen en analogieën, zoals we die ook al zagen bij zijn voorbeeld van het hout.

Vaak noemt Descartes in zijn betoog de scholastische filosofen, de verdedigers van het Aristotelisch wereldbeeld. Hij lijkt mee te gaan in hun redevoering, maar trekt zich er dan van terug: ‘Maar om nader te verduidelijk hoe ik over dit onderwerp denk en opdat u niet veronderstelt dat ik u wil verplichten alles te geloven wat de filosofen ons over de elementen vertellen, kan ik het beste beschrijven hoe ik zelf de elementen zie.’[6]

Citaten als het bovenstaande wijzen er op dat Descartes probeert een alternatief te scheppen voor het Aristotelisme, waarbij hij zich door middel van een retorisch trucje onderscheidt van de scholastische denkers. Hoofdstuk VI van De Wereld. De Mens begint met een fabel, die we kunnen zien als het verlengde van Descartes’ retorische trucje, want met deze fabel, die overigens voortduurt tot het einde van zijn laatste hoofdstuk, biedt Descartes zijn alternatieve wereldsysteem aan, verklaard vanuit bewegende deeltjes. De fabel begint met een uitdaging, de lezer wordt gevraagd zich af te sluiten voor zijn eigen wereld en mee te gaan in de fantasie van René Descartes. Langzaam maar zeker wordt in de fantasie van Descartes een nieuwe wereld geconstrueerd, die naarmate de hoofdstukken volgen angstvallig veel op de onze gaat lijken. Descartes beredeneert een volslagen nieuwe wereld, die bovendien wérkt en waarin alles voorstelbaar is. Dit is een schop tegen de schenen van de scholastische denkers, die soms hun toevlucht moesten nemen tot onvoorstelbare dingen om hun filosofie kracht bij te zetten. Niets daarvan, zegt Descartes, terwijl hij drie hoofdregels formuleert voor zijn bewegende deeltjes, aan de hand waarvan hij daarna zowel het universum als de mens kan verklaren. De fabelwereld van Descartes is veel meer dan een fabel, het is een poging het denken over de wereld op nieuwe leest te schoeien.

De drie hoofdregels voor bewegende deeltjes in zijn fabeluniversum zijn (1) de regel van proportionaliteit, waarmee hij bedoelt dat de totale hoeveelheid beweging in het universum gelijk blijft en dat deeltjes dus beweging overdragen, (2) de regel van rechtlijnige beweging, waarmee Descartes bedoelt dat alle deeltjes geneigd zijn zich rechtlijnig te bewegen, en (3) de regel die het best samen te vatten valt met de zin: ‘Dat eens roert, roert altyt’.[7] Dit laatste citaat is er één van Beeckman, een tijdgenoot van Descartes die Descartes waarschijnlijk op deze opvatting heeft gebracht. Met de zin wordt bedoeld dat bewegende deeltjes altijd geneigd zijn hun beweging te volharden, ze gaan altijd door en alleen interactie met andere deeltjes kan dit tenietdoen.

Het lijkt alsof Descartes iets heel moderns poneert. De moderne natuurwetenschap werkt immers met wetten, die geconstrueerd worden uit observaties. Niets is echter minder waar. De manier van denken die Descartes hanteert doet juist erg denken aan de categorie ‘Athene’, die Cohen onderscheidt. Dat Descartes niet de vader van de moderne natuurwetenschappelijke methode is, omdat hij werkt vanuit wetten of beginselen, blijkt uit citaten als deze: ‘Wie in staat is zich voldoende te verdiepen in de effecten van die waarheden en van onze regels, zal dus uit de oorzaken de gevolgen kunnen afleiden.’[8] Het zit erop. De wereld is verklaard, het werk van Descartes is al klaar! Wat nog rest te gebeuren is het inkleuren van de kleurplaat die het universum is.

Descartes tekende buiten de lijntjes van zijn eigen kleurplaat, toen het inkleuren te moeilijk werd.

Na het geven van de hoofdregels, die de lijntjes van zijn filosofische kleurplaat zijn, vangt Descartes zijn grote inkleurwerk aan. De plaats van de sterren, planeten, de maan en zelfs de beweging van kometen worden verklaard aan de hand van Descartes’ beginselen. Toch komt ook René Descartes in de knoop met zijn filosofie als hij probeert de getijden te verklaren. Hij begint hierbij vanuit zijn beginselen, maar haalt er uiteindelijk een nieuwe regel bij, die niet te verklaren is aan de hand van zijn drie natuurwetten.[9] Dit wijst wederom op de werkwijze van Descartes: hij gaat uit van beginselen, die niet geënt zijn op de realiteit. Descartes tekende buiten de lijntjes van zijn eigen kleurplaat, toen het inkleuren te moeilijk werd. Toch bood Descartes een filosofisch alternatief voor het gevestigde Aristotelisme en claimde hij de wijsheid in pacht te hebben, in tegenstelling tot de filosofen die nog steeds Aristoteles verdedigen.

Revolutie of schijnvernieuwing?

Is Descartes op basis van De Wereld. De Mens een groot revolutionair te noemen? Als men er vanuit gaat dat de Wetenschappelijke Revolutie een vervanging van het wereldbeeld is, is er zeker iets te zeggen voor de opvatting dat Descartes de Wetenschappelijke Revolutie bewerkstelligde. Zijn mechanistische wereldbeeld, met zijn beginselen van beweging, bood inderdaad een alternatief voor het Aristotelische wereldbeeld. Maar verschillen Aristoteles en Descartes nou werkelijk zoveel van elkaar? Hun universa lijken qua uiterlijk zeker nog wel op elkaar, maar de beginselen die daaraan ten grondslag liggen zijn wel degelijk verschillend.

Toch zouden Aristoteles en Descartes het aardig kunnen vinden op het gebied van de methode. Als beide heren op een bankje in de hemel met elkaar in gesprek zouden raken en de eeuwigheid zouden gebruiken om écht goed met elkaar te praten, zouden ze erachter komen dat ze veel gemeen hebben. Beiden redeneren namelijk vanuit een beginpunt en bedénken oorzaken, ze leiden deze niet af uit gevolgen.

Hoewel Descartes probeert zijn filosofie op de werkelijkheid te baseren, rust het eigenlijk op aannames over bewegende deeltjes. Deze aannames, de lijntjes van zijn kleurplaat, komen eigenlijk uit het niets vallen. Descartes schrijft over een vlam die hout verteert, neemt daarbij stof, rook en as waar en gaat vervolgens verder door te zeggen dat álles uit dat soort deeltjes bestaat. Descartes zit er dan uiteindelijk niet naast met zijn opvatting dat materie uit deeltjes bestaat, weten we met de kennis van de huidige natuurwetenschap, maar dat neemt niet weg dat zijn theorie qua methode op een uiterst fragiele basis rust.

Het is juist de methode die hier het meest ter zake doet en Descartes op één lijn zet met Aristoteles. De categorie die door Cohen ‘Athene’ wordt genoemd blijft bestaan. Er wordt geredeneerd vanuit beginselen. Is er dan niets revolutionairs aan Descartes? Dat wel. Hij biedt wel degelijk een alternatief voor de gevestigde natuurfilosofie, een alternatief dat, zien we achteraf, zou leiden tot de moderne natuurwetenschap. Daarnaast is Descartes’ universum wiskundig te beredeneren, het biedt veel meer handvaten om de werkelijkheid te berekenen. De filosofie van Descartes zou later door wiskundige en empirische denkers worden omgevormd tot een modern wetenschappelijke cocktail, maar dit maakt van Descartes zelf nog niet de befaamde revolutionair.

Conclusie

René Descartes is ondertussen al een paar honderd jaar dood, maar zijn werk wordt nog steeds besproken. Hoewel de kleurplaat die hij had voorgesteld aan de wetenschap als zijnde het universum van tafel is geveegd en plaats heeft gemaakt voor een veel abstractere tekening, is zijn rol in het ontstaan van de moderne natuurwetenschappen belangrijk geweest. Toch lijkt het werk van Descartes qua methode in het geheel niet op de moderne natuurwetenschap en het gaat dus ook veel te ver om te zeggen dat Descartes de vader hiervan is of de centrale figuur in de Wetenschappelijke Revolutie.

Afkomstig uit:

Titel: Historisch Tijdschrift Aanzet
Nummer: 2
Jaargang: 27

 

Download het gehele nummer op onze website:



Voetnoten

[1] Cohen, De Herschepping van de Wereld, 21.

[2] Cohen, De Herschepping van de Wereld, 85.

[3] Rienk Vermij, Kleine Geschiedenis van de Wetenschap (Amsterdam 2010) 15.

[4] René Descartes, De Wereld. De Mens. Het Zoeken naar de Waarheid. Gepubliceerd in: Bibliotheek Descartes, Band 2, Jeanne Holierhoek ed. (Amsterdam 2011) 27.

[5] Descartes, De Wereld. De Mens, 31.

[6] Ibid. 46-47

[7] Cohen, De Herschepping van de Wereld, 132.

[8] Descartes, De Wereld. De Mens, 72.

[9] Ibid. 103

Meer weten