Kos, veel meer dan een pleister op de wonde
Zonaanbidders en luieriken, bezoekers van Kos weten wel waarom dit eiland op hun bestemmingenlijst staat. De een wil tijdens de zomermaanden graag bijbruinen, terwijl de ander het hier op zijn elfen- dertigste ervan neemt en lichaam en geest volop rust gunt. Gezondheid is in, maar dat is niets nieuws. Al in de vroege oudheid reisden kwakkelaars van heinde en verre naar het op een na grootste eiland van de Dodekanesos teneinde genezing van hun kwaal te vinden. Onder invloed van Hippocrates, de aartsvader van de hedendaagse geneeskunde, bloeide Kos op en was eeuwenlang hét mekka van de medische professie.
Gedurende de zomermaanden is het er een drukte van jewelste. Stranden lopen vol, hotels puilen uit en op de terrassen vallen tafels en stoelen niet aan te slepen. Best leuk voor de zomerfeestneus, echter, wil je toch wat meer na een 3000 kilometer lange reis dan een prijzig potje bier drinken bij de discodreunen aan de overkant, dan levert het zwerven over het eiland een eclatante beloning op. Vertrek in dat geval bij voorkeur buiten het hoogseizoen, want dan heb je alles mee: een niet te hete zon, geen rijen dringende toeristen en rustige terrasjes om aan het einde van de dag lekker de met de voeten omhoog uit te puffen. Mei en oktober zijn de maanden bij uitstek.
Boomgaarden, akkers, weidegronden en kruidenplantages, het is geen toeval dat Kos al honderden jaren voor Christus de ‘Drijvende Tuin’ werd genoemd. Jaar in, jaar uit vulden zijn landerijen de voorraadkasten van nagenoeg de gehele regio. En zelfs daar voorbij. Met het oeroude gezegde ‘als Kos je niet voedt, doet Egypte dat ook niet’ wordt nog eens onderstreept hoe buitengewoon vruchtbaar deze landmassa was. Druiven, wijn, watermeloen, olijfolie, graanproducten, groenten, honing en diverse soorten sla die dezelfde naam als het eiland dragen, waren (en zijn nog steeds) in overvloed aanwezig. Kos had in wezen al een basis voor gezondheid. Een uitstekende werkstal derhalve voor het praktiseren van geneeskunde en daarvoor luidde het toverwoord ‘Hippocrates’. Met de geboorte op het eiland van deze heelmeester zou de wereld der medicijnen nooit meer hetzelfde zijn. Er bestaat nogal wat onduidelijkheid over Hippocrates’ precieze geboorte- en sterftejaar. De ene bron heeft over 460-357 v. Chr., wat hem een leeftijd van maar liefst 103 opgeleverd zou hebben. Een andere rept over de jaren 469- 377 v. Chr., terwijl in weer een ander document de periode 469-399 v. Chr. wordt vermeld. Dat de allereerst bekende biografie over deze dokter pas 500 jaar na zijn dood door de Romeinse arts Soranus (98-138) werd geschreven, maakt het levensverhaal rondom de man er natuurlijk niet betrouwbaarder op. Niettemin heeft het werk van Hippocrates een fundamentele verandering teweeggebracht binnen de geneeskunde.
In de leer
De jonge eilander ging in de leer bij de sofist Gorgias van Leontini (ca. 480-399 v. Chr.) die hem in retorica onderwees. Filosofie volgde hij bij de beroemde wijsgeer Democritus van Abdera (ca. 460-ca. 375 v. Chr.) en hij deed ten slotte een medicijnenstudie bij Alcmaeon van Croton – zelf een student van Pythagoras. Met deze stevige basis aan kennis wist Hippocrates als eerste geneeskunde en filosofie te separeren en daarmee de contemporaine kwakzalverij een halt toe te roepen. Voor hem zag een medicus eruit als een persoon in dienst van de mensheid die veel deed, maar weinig beloofde, bescheiden was met woorden en vooral niet op geld belust. Hippocrates schreef daarom zijn wereldberoemde eed die model stond voor de
[caption id="attachment_11271" align="alignleft" width="144" caption="Hippocrates (Nationaal Museum, Napels)"][/caption]
hedendaagse gelofte waar beginnende artsen hun carrière mee starten. Zijn aanpak als geneeskundige betekende een ware metamorfose. Niet alleen in het klassieke Griekenland, maar tevens in de rest van geciviliseerd Europa. Voor het eerst was men op een wetenschappelijke wijze met de heelkunst bezig. En dat was een forse stap voorwaarts. In de Griekse oudheid dichtten ‘medici’ de oorzaken van ziekten toe aan bovennatuurlijke krachten. Zij waren ervan overtuigd dat de goden de patiënt hadden gestraft voor een slechte daad. Genezing zou dan ook alleen maar mogelijk zijn langs de weg van het gunstig stemmen van de gekwetste opperwezens door middel van een speciale tempeldienst en een offer. Maar Hippocrates wilde niets van die hocus pocus weten. Zijn theorie was juist gestoeld op de veronderstelling dat ziekten ontstonden door een onbalans tussen lichaamssappen. Hij ging er vanuit dat bloed, slijm, gele gal en zwarte gal het wel en wee in het menselijk lichaam bestierden. Deze vloeistoffen in verkeerde hoeveelheden zouden achter de fysieke euvels zitten. Zodoende legde onze Griekse medicijnman de nadruk op gezonde voeding, hygiëne en een frisse leefomgeving.
Plateía Platánou
Tijdens de klassieke periode runde Hippocrates op Kos zijn eigen praktijk en stichtte er een medische school. Drentel eens langs in Kos-Stad bij de stokoude boom op de Plateía Platánou op steenworp afstand van de haven. Volgens de overlevering doceerde de meester zijn leerlingen onder deze plataan die inmiddels wordt ondersteund door een ijzeren beugelconstructie. Het zou betekenen dat de boom hier dan al circa 2400 jaar trots staat te wezen. Deze legende wordt in stand gehouden door het feit dat de stam van binnen nagenoeg geheel is vermolmd waardoor de jaarringen, die uitsluitsel zouden kunnen geven over de werkelijke leeftijd, zijn verdwenen. Botanici veronderstellen dat de plataan ‘louter’ een afstammeling is van de originele boom en schatten zijn ouderdom tussen de 500 en 600 jaar. Een kleine, ravissante wetenswaardigheid is dat ook de apostel Paulus nog in zijn schaduw zou hebben gepredikt. Hippocrates was een doenige wetenschapper. Hij schreef ontelbare werken – de zogeheten ‘aforismen’ – over de behandeling van ziekten, epilepsie, botbreuken, invloed van de leefomgeving op de gezondheid, het gedrag van kinderen en zelfs een beschrijving van het hart. De vondst van 70 anonieme medische essays werd gelinkt aan de Griekse geneesheer en kreeg dan ook de naam ‘Corpus Hippocraticum’, hoewel het niet eens vaststaat dat de stukken ook werkelijk van zijn hand waren. Gedurende zijn leven nam hij graag de kuierlatten teneinde nieuwe kennis op te doen. In ieder geval deed hij diverse plaatsen in Thracië aan en kwam ook langs Egypte en Kyzikos, een stad in Klein- Azië (grofweg het hedendaagse Turkije) bekend uit de Griekse mythologie.
Asklepieion
De directe verdienste van Hippocrates voor zijn geboortestek was de oprichting – hoewel na zijn dood – van een sanatorium, kuuroord annex medische school: het Asklepieion. Dit intrigerende complex ligt een tien minuten durend taxiritje of een wandeling van drie kwartier buiten Kos-Stad. In Hippocrates tijd stond op deze plek al een klein heiligdom ter ere van Apollon, de Griekse god van het licht, de kunst en natuurlijk... de geneeskunde. Het tempeltje had de bijnaam ‘Kyparissios’, aangezien het midden in het cipressenbos staat boven het terrein waar zich nu het Aklepieion bevindt. Vanwege deze kleine tempel was het bos heilig en daarom verboden gebied voor terminale patiënten en zwangere vrouwen. Doodgaan of kinderen baren was op deze plaats volkomen uit den boze. Van het heiligdom zijn enkel nog de fundamenten zichtbaar. Al met al duurde het toch nog een eeuw voordat er een altaar werd geplaatst voor offers aan de zoon van Apollon, de halfgod Asclepius. Arme bezoekers volstonden met het schenken van een levende haan, terwijl rijken werden geacht op zijn minst een os mee te brengen. Mettertijd breidden de Grieken het complex uit tot een toevluchtsoord voor zieken en ouderen van dagen. Behandelkamers, baden, ziekenverblijven, binnenplaatsen, tempels, overal was aan gedacht. In het Hellenistische Griekenland kwamen niet minder dan 300 askelepieia van de grond met die van Epidaurus, Trikke (Thessalië) en Kos als vermaardste. Hele volksstammen reisden af naar de bakermat van de moderne therapie die zich mede dankzij reclame over de toenmalig bekende wereld verspreidde. Zo schreef de auteur Herondas (3e eeuw v.Chr.) het verhaal over twee vrouwen van Kos die het Asklepieion bezoeken. Bij het krieken van de dag togen ze met hun dienaressen naar het altaar om een offer aan Asclepius te brengen. In deze epiek loopt de schrijver via de hoofdpersonen door het complex en laat daardoor de lezer exact weten wat er zich binnen zijn muren bevindt.
[caption id="attachment_11273" align="alignleft" width="280" caption="Vooraanzicht Asklepieion."][/caption]
Obscure alchemie
Al bij het betreden van dit staaltje bouwkunst – want zowel Grieken als Romeinen deden architectonisch van zich gelden – raak je bevangen door de locatie en de planning van het oeroude hospitaal. Het kuurparadijs ligt over drie, in hoogte verschillende, terrassen uitgesmeerd en meteen bij de ingang na het kassakantoortje heb je een puik overzicht. Frappant is dat het Asklepieion nogal wat tempels – of in ieder geval wat ervan overbleef – bezit en dat terwijl Hippocrates niets wilde weten van al die ‘obscure alchemie’. Voorts moet worden aangetekend dat ofschoon het heelcentrum op Kos werd geconstrueerd naar voorbeeld van Epidaurus, het complex uitgroeide tot hét hart van de medische oudheid. Hoe graag Hippocrates het ook gewild had, het beroep van arts kon nauwelijks los worden gezien zonder een knipoog te gunnen naar goddelijke assistentie. Het woord ‘arts’ is niet voor niets afgeleid van het Griekse ‘hieratikos’ wat heilig of priesterlijk betekent. Priesters waren artsen en de hier werkende priestergemeenschap, de zogeheten ‘Asklepiadai’, vormden als besloten groep de beschermers van het geheim der geneeskunst. Een cultus waar ook de vader van Hippocrates toe behoorde. Niettemin veranderde er veel door de invloed van diens vooruitstrevende zoon.
Dromen
De oorspronkelijke behandelingsmethode van de priesterartsen was om de patiënten – nadat die hun offer hadden gebracht – in slaap te brengen, bijvoorbeeld met een mix van wijn en papaver, in de tempel van Asclepius. Tijdens hun dromen zou de halfgod der geneeskunst zelf verschijnen. De ene keer zou die de kwaal ogenblikkelijk genezen, terwijl hij op een ander moment alleen symbolische aanwijzingen zou doorgegeven. Dan was het de beurt aan de heilige heelmeesters om deze dromen te vertolken en vervolgens een therapie voor te schrijven. Dat kon bijvoorbeeld een apart dieet zijn, lichamelijke oefeningen, massage, het nemen van baden of juist meer practicum voor de mentale mens zoals hersengymnastiek (lezen, theaterbezoek, discussies). Het eigen symbool van de cultus – inmiddels universeel bekend – was de aesculaap, een slang kronkelend om een staf, nog immer het icoon van de medische wereld. Er bestaat een mythe die vertelt dat heelkundigen op zeker ogenblik de slang aanwendden om geneeskrachtige kruiden op te sporen. Een ander relaas wijdt uit over niet-giftige slangen die door artsen op patiënten met psychische aandoeningen werden losgelaten en als een soort van ‘shocktherapie’ moesten dienen.
Hofmedicus
Vanuit de Griekse Asklepieia waaierde de medische kennis uit over Europa, precies zoals zijn heelmeesters. Zo werd Gaius Stertinius Xenophon van Kos bekend als lijfarts van de Romeinse keizer Claudius (10 v. Chr.-54), doch wellicht beruchter als hoofdverdachte van diens vergiftiging met dodelijke afloop. De hofmedicus vergaarde voor zijn werk een fortuin dat hij spendeerde aan vele standbeelden en die meenam bij zijn terugkeer naar Kos. Een van de sculpturen stelde de narcistische despoot Nero als Asclepius voor. Op het onderste terras, rechts naast de brede, centrale trap naar het middelste plateau, valt nog altijd een nis met het voetstuk van het beeld terug te vinden. De inscriptie in Latijn verhaalt over de onthulling door Xenophon zelf. Andere stille getuigen van de heksenketel aan veronderstelde geneeskrachtige rituelen die priesters en patiënten uitvoerden waren de votiefgaven, ondergebracht in een museale ruimte in het complex. Deze gaven bestonden onder andere uit nagemaakte ledematen die de zieken of invaliden voor Asclepius achterlieten. Het idee achter dit gebruik was dat zij in ruil voor een kunstarm, -been, -voet of wat dies meer zij hun gekwetste ledemaat weer in gezonde toestand terug mochten krijgen.
Recyclende
Na de teloorgang van het Romeinse Rijk waren plunderende bendes verantwoordelijk voor grote schade aan de Asklepieion en een zware aardbeving in 554 deed vervolgens de rest. Recyclende kruisridders gebruikten tijdens de Middeleeuwen de restanten voor de bouw van hun kasteel in Kos-Stad (zie artikel Maltezer Orde in deze special). Alles wat restte van de oorspronkelijke trots van het eiland was een zielig hoopje puin dat fluks overwoekerde. Pas eeuwen later kreeg de van Kos afkomstige historicus Iakovos Zaraftis de overblijfselen in de gaten. Hij schakelde de Duitse archeoloog Rudolf Herzog in die de site in 1902 weer opengroef. De resultaten waren verbluffend. Meer dan 20 soorten medische instrumenten, waaronder lancetten, tangen en wondhaken van zilver en brons, kwamen tevoorschijn. Ze waren hét tastbare bewijs dat artsen van de Hippocratische school operaties uitvoerden.
[caption id="attachment_11277" align="alignleft" width="150" caption="Ruïne van het badhuis met zijn thermen."][/caption]
Kruidentuin
Met de inval van Italiaanse troepen in de Dodekanesos in 1912 werd het werk door Italiaanse oudheidkundigen gecontinueerd en namen zij tevens de restauratie van de Asklepieion voor hun rekening. Langzaam maar zeker keerde er van de vroegere glans van het instituut weer wat terug. Intussen betreden ieder jaar tienduizenden vakantiegangers de trappen en plavuizen van het ruïnecomplex dat kort geleden zelfs weer zijn kruidentuin, zoals die er in de klassieke oudheid bijlag, terugkreeg. Eind vorig jaar gingen de geneeskrachtige gewassen de grond in en werd de collectie deze lente tijdens een korte ceremonie geopend. Bij een bezoek aan de Asklepieion krijgt je neus, net als in de oudheid, tegenwoordig wederom gezelschap van een bonte mengeling aan geuren.
Tekst en overige foto’s: Niels de Groot