Terracottalegers in China: Twee grafcomplexen inmiddels open voor publiek

Onder de gezamenlijke titel Go China! bieden zowel het Groninger Museum als het Drents Museum in Assen dit jaar een manifestatie die zich geheel richt op de kunst, cultuur en archeologie van China. Het Drents Museum participeert in dit China-festival met een overzicht van de grafcultuur aan de hand van ruim 200 objecten uit de musea van Han Yangling en Ling Tong. Gelijktijdig opent het Groninger Museum een mooi overzicht van objecten uit de bronstijd die allemaal afkomstig zijn uit het Shanghai Museum, met overigens daarnaast nog een keur aan hedendaagse Chinese kunst. Cees Straus bericht over dit Chinese erfgoed en hun locaties in dit en het Navolgende artikel.

  

Tekst en foto’s: Cees Straus  

Het landschap rond het dorp Yangling, niet ver van de miljoenenstad Xi’an en vlakbij de luchthaven van die stad, lijkt zo plat als een pannenkoek. Tot je oog een ongewone uitstulping in de aarde opmerkt. Als je over de snelweg van de luchthaven naar de grote stad begeeft, rijdt je plotseling midden tussen deze fors uitgevallen ‘molshopen’. Het blijken grafheuvels te zijn en ze behoren tegenwoordig tot de oudste tot nu toe geopende graven in China. Twee grafcomplexen zijn in de afgelopen decennia voor het publiek opengesteld. Deze bij Yangling biedt de prachtigste objecten in het eerste onderaardse grafmuseum in China.

Een nog spectaculairdere opgraving had en heeft plaats op een locatie ruim dertig kilometer voorbij Xi’an in de gemeente Ling Tong. Beide musea presenteren een compleet terracottaleger van honderden, zo niet enkele duizenden militairen. Ze zijn neergezet in slagorde, op een manier zoals ze ook als gift bij de dood van de keizer en de keizerin van de westelijke Han-dynastieën werden meegegeven. Alle figuren, mens of dier, zijn van klei, in dit geval van terracotta (gebakken aarde) vervaardigd. Oorspronkelijk waren de meeste figuren grijsgrauw van kleur, maar omdat er op verschillende plaatsen branden hebben gewoed, komt ook de kleur rood voor. Die kleur maakt het vee wel heel bijzonder levensecht: de roodbonte koeien lijken sprekend op het vee dat hier in het weiland staat. De soldaten (de Chinezen zelf spreken van warriors, wat krijgers of strijders betekent) van Yangling zijn oorspronkelijk van houten armen voorzien en droegen in bepaalde gevallen zijde kleding. Van het hout noch van het textiel is veel bewaard gebleven. De vondsten bij YangLing zijn misschien iets minder spectaculair dan die bij Ling Tong, maar ze werpen wel een nieuw licht op een periode in de Chinese geschiedenis die tot nu toe in het duister was gehuld.

De keizer wiens eigenlijke graf niet of nog niet is blootgelegd (volgens de directie zijn er ook geen plannen om dat te doen, maar de reden daarvan wordt je niet verteld) heette Jing Du. Hij leefde van 188 tot 141 voor Christus. In 157 voor Christus werd hij de vierde keizer van de zogeheten Westelijke Handynastie die zich in dit gebied in het westen van het ‘Rijk van het Midden’ had gevestigd. Met de bouw van de grafheuvel, waarin hij en keizerin Wang zouden worden begraven, begon al tijdens zijn leven. Pas 28 jaar later en 15 jaar na zijn dood in 126 voor Christus werd het complex voltooid. Zo’n grafheuvel of beter gezegd mausoleum, was in Jing Di’s tijd geen onbekend verschijnsel. In feite zijn er al sinds de achtste eeuw voor Christus uit aarde opgetrokken grafkamers en -heuvels vervaardigd. Trouwens, mausolea in China zijn van alle tijden: op het Tien An Men plein (het Plein van de Hemelse vrede) in Beijing waar de entree naar de Verboden Stad is te vinden, staat nog altijd het mausoleum van Mao Zedong (in Nederland nog altijd Mao Tse-tung genoemd, hij stierf in 1976).

Levensecht

In de eerste eeuwen na het ontstaan van de grafheuvels werden mensen en dieren levend mee begraven. In de tijd van Jing Di werden keizers en andere edelen allang niet meer met menselijke offers naar het hiernamaals begeleid. Jing Di’s voorgangers moeten daar al van hebben afgezien, zodat deze keizer zijn macht vooral kon uitdrukken door het hem begeleidende leger zo groot mogelijk te maken. Toch hadden ook deze krijgers geen andere functie dan de soldaten van vlees en bloed die tijdens Jing Di’s leven voor hem borg moesten staan. De terracottasoldaten zijn om die reden ook bijzonder compleet uitgerust, van wapens voorzien en toegerust met allerlei transportmiddelen als paarden, strijd- en commandowagens, en andere last- en trekdieren. Voor de voedselvoorziening werden bovendien koeien, varkens, geiten en honden meegegeven. Behalve de soldaten komt ook het keizerlijk gevolg, de edelen, hovelingen en het personeel in beeld. De meeste figuren tonen zich ontdaan van hun kleding kwetsbaar naakt en zijn zodoende duidelijk als mannetjes en vrouwtjes te onderscheiden. De hovelingen en het bedienend personeel daarentegen zijn voor zover ze van klei werden gemaakt, nog wel eens van een aarden kleedje voorzien. Afgaande op het kleine formaat van de overgrote meerderheid van mensfiguren, ben je geneigd om ze als miniaturen te beschouwen.

Toch was het zeker de bedoeling dat de soldaten een levensechte indruk moesten maken. Ze reiken nu met hun gemiddelde lengte van zo’n zestig centimeter tot de buik van een gemiddelde Chinees, maar de andere figuren, het vee en andere huisdieren zijn op een vergelijkbare schaal uitgevoerd. In het ondergrondse museum van Han Yangling is te zien dat er ook objecten zijn gemaakt met de bedoeling dat ze op miniatuurformaat voor levensecht konden worden versleten. Je moet dan denken aan minigraanschuren, toiletten en viskommen die ongetwijfeld een rituele of spirituele toepassing in het dagelijkse leven hebben gehad. Het verschijnsel van de grafgiften heeft veel te maken met de bijzondere opvattingen die de Chinezen over het leven, de dood en het hiernamaals koesterden. De Chinezen onderscheidden twee soorten zielen, de Po ziel was de aardse variant, de Hun ziel stond voor de hemelse variant. Bij de geboorte van de mens zouden beide zielen samensmelten, als ze uit elkaar gingen was er sprake van sterfte. Soms konden de zielen ook tijdens het leven van de mens uit elkaar gaan. Dan was de basis gelegd voor het droomleven. De grafgiften dienden ter ondersteuning van de ziel op reis naar het hiernamaals. Misschien dat de objecten om die reden ook altijd van aarde zijn, als een laatste bewijs dat de ziel uit het hier en nu is vertrokken.

Opgravingen

Hoe groot dit grafcomplex is word je je niet alleen gewaar als je met een golfwagentje tussen de verschillende musea en heuvels rijdt. Aan de uiterste zuidkant van het terrein dat zo’n 20 vierkante kilometer groot moet zijn, staat de gereconstrueerde Zuidpoort die boven de aarden toegang tot de keizerlijke tombe is opgetrokken. Beducht voor het wegspoelen van de aarde hebben de Chinezen een compleet keizerlijk paleis in traditionele stijl opgetrokken. Binnen kun jevanaf de gaanderijen een aardige indruk van de entreepoort krijgen. Daar ook staan maquettes van de grafheuvels die op identieke wijze als in Latijns-Amerika (Mexico, Peru) en in Egypte zijn gebouwd. Alleen zijn deze heuvels geen stenen piramides en dus minder duurzaam gebouwd. Toch staan ze er al meer dan 2100 jaar, opstanden, branden en andere verwoestende krachten trotserend. Op zo’n lange tijd zijn de recente archeologische opgravingen uiteraard maar een moment in de geschiedenis. De aanwezigheid van de grafheuvels was natuurlijk geen groot geheim; sinds 1970 is hier gegraven. Het onderzoek kwam echter in een stroomversnelling toen in 1990 de snelweg van Xi’an naar de luchthaven werd aangelegd.

[caption id="attachment_37869" align="alignnone" width="316" caption="Soldaten uit het leger van keizer Qin Shi Huang in Lin Tong"]Soldaten uit het leger van keizer Qin Shi Huang in Lin Tong[/caption]

Dezelfde bezoekers die nu van heinde en ver met vliegtuigen worden aangevoerd – Xi’an vormt onderdeel van het bijzonder uitgebreide binnenlandse luchtroutenet – rijden naar de stad over een weg die letterlijk langs de grafpuisten voert. Het was dus zaak om temidden van dit bulldozergeweld zo snel mogelijk alles te redden wat er te redden viel. Het Han Yangling Museum, dat deels onder een grafheuvel steekt, is dan ook bijzonder rijk voorzien van een onoverzienbare grote collectie objecten. Bovendien bestaat er op tal van plaatsen de mogelijkheid een blik te werpen in een van de tien tot nu toe geopende grafsleuven. In sommige van deze ‘pits’, die van bovenaf met een plaat glas zijn afgeschermd, kun je de graafwerkzaamheden letterlijk onder je voeten volgen. Hoe groot een dergelijke grafsleuf kan zijn, word je gewaar als de recent blootgelegde Pit 13E in ogenschouw neemt. De totale lengte bedraagt niet minder dan 94 meter, bij een breedte van 3 meter en een diepte van 2,5 meter. In het oostelijke deel van deze sleuf kwamen tot nu toe 1391 relicten aan het daglicht, waar onder 235 beschilderde geiten en 189 schapen, alle van klei gemaakt. Dat geldt ook voor de 485 honden, de 455 varkens (waar onder aandoenlijke hangbuikzwijnen) en zo’n 54 biggetjes. Uit de grond van het westelijk deel kwam een compleet rijtuig (van hout) met entourage.

Omdat in de onmiddellijke omgeving van Yangling sporen en resten van eeuwenoude ovens zijn gevonden, staat het vast dat veruit de meeste grafgiften, voor zover van terracotta gemaakt, op de locatie zelf zijn vervaardigd. Waarschijnlijk maakten de keramisten gebruik van mallen. Zo kennen de dierbeelden, die in groten getale voorkomen, onderling weinig of geen verschillen. Dat geldt ook voor de grafgiften die in het enkele tientallen kilometers verderop gelegen Ling Tong werden aangetroffen. Zoals gezegd, deze opgraving is spectaculairder dan die van Han Yangling, maar ze is ook van een oudere datum en krijgt dus al langer aandacht. De vondst van wat later een compleet leger van terracotta soldaten zou zijn, werd in 1974 gedaan door een plaatselijke boer die bezig was een put te slaan voor bronwater. De man, die nog altijd in leven schijnt te zijn, kwam met een handvol scherven en een aantal bronzenwapens uit de grond tevoorschijn, die bij een nadere bestudering verrassend oud bleken te zijn.

Museumcomplex

Het museumcomplex dat hier sinds 1979 is verrezen, behoort tot de best bezochte cultuurplekken in China. Het is er ook veel drukker dan in het Han Yangling Museum. Omdat ze van oudere datum is – met Ling Tong deden de Chinezen op restauratiegebied zoveel ervaring op dat ze van Han Yangling een veel beter toegankelijk complex konden maken – vertonen de musea op deze locatie hier en daar al flinke sleetse plekken. De hele setting is ook minder mooi dan die van Han Yangling waar het (ondergrondse) museum veel meer in het landschap is opgenomen, terwijl de verschillende musea in Ling Tong in een stadspark zijn opgenomen. Ling Tong straalt bovendien veel minder een wetenschappelijk karakter uit, het is een leuk dagje uit voor het bezoek dat zich in een Efteling-achtig decor ook aan een keur van restaurants kan over geven. Toch komt het bezoek vooral voor die ene, enorme hal waar het uitzicht niet belemmerd wordt door enige zuil of uitstekende dakspant. Op een veld van 14.200 vierkante meter, kortweg Pit 1 geheten, staat hier een leger in vol ornaat aangetreden. De blik staat beurtelings stil bij de officieren, je onderscheidt de gespecialiseerde krijgers die voorzien zijn van kruisbogen of speren. Je ziet ook de ruiters die geflankeerd worden door hun materieel en tenslotte het voetvolk, deels nog schuilgaand onder een dikke aardlaag. De mooiste figuren staan dichtbij de ingang, naar achteren lopend wordt het niveau waarop de beelden zijn neergezet steeds hoger.

Alleen toegankelijk voor vips staat aan de achterzijde van de grote hal een kleine, maar zwaar bewaakte colonne soldaten en paarden. In deze hal ontbreken de objecten op miniatuurformaat. Die zijn in aanpalende musea uitgestald. Desalniettemin, de adem stokt gedurig in de keel als je direct na binnenkomst oog in oog staat met deze 3.000 man tellende heerschaar. Elk beeld is iets groter dan zijn collega in Han Yangling en bovendien zijn ze hier ook anders van kleur. Plotseling realiseer je je dat elk beeld gereconstrueerd is op grond van een massa scherven. Tot nu toe zijn er geen beelden ongeschonden opgegraven. Sommige soldaten missen bijvoorbeeld hun hoofd. Eigenlijk is dat wel zo jammer, want anders dan in Han Yangling waar de soldaten tamelijk uniform ogen, zijn er in Ling Tong veel verschillende karakters te bespeuren. Er is zo iets als interactie ontstaan tussen de verschillende figuren die duidelijk een eigen taak hebben. Zo wordt de cavalerie aangevoerd door een paardendrijver die een kenmerkende plasticiteit heeft meegekregen. Is daarmee sprake van een toevallige interpretatie? Je ziet aan de hand van de reconstructies dat de Chinese restauratoren gaandeweg meer ervaring kregen. Sommige soldaten en vooral ook de paarden zien er veel te ‘gaaf’ uit, dat wil zeggen dat ze glad en aangesmeerd ogen. Andere beelden bewijzen veel duidelijker dat ze uit aparte scherven bestaan. Ze ogen een stuk minder gelikt, omdat je steeds de plekken kunt zien waar de scherven aan elkaar zijn gehecht.

Ling Tong is als opgraving iets ouder dan Yangling. Ook wat feitelijk wordt opgegraven, blijkt een stuk ouder te zijn. Ling Tong is immers geheel gewijd aan het graf van wat de Eerste keizer van de Qindynastie in China was. Qin Shi Huang werd geboren in 259 voor Christus, als zoon van koning Qin die hij als zodanig zou opvolgen toen zijn vader in 247 voor Christus overleed. In 221 riep hij zichzelf tot keizer uit nadat hij zijn oorspronkelijke land door een serie van oorlogen flink had weten uit te breiden. De nieuwe keizer stond een sterk gecentraliseerd gezag voor, dat hij onder meer wilde bereiken door het invoeren van eenheid in maten en gewichten. Onder zijn gezag werd ook een begin gemaakt met de aanleg van een uitgebreid veiligheidssysteem. Dat zou op den duur leiden tot de bouw van de beroemde Grote Chinese Muur die zich over vele duizenden kilometers door het Chinese land slingert. Net als later bij de vierde Han-keizer het geval zou zijn, begon deze eerste keizer al bij zijn leven met de bouw van zijn reusachtige tombe. Desalniettemin had Qin Shi Huang een enorme vrees voor de dood. Hij zocht zijn leven lang naar een levenselixir dat hem onsterfelijk zou maken. Qin Shi Huang stierf evenwel nog geen vijftig jaar oud in 210 voor Christus. Zijn voornaamste minister, die altijd bang was geweest om het taboe van het sterven te doorbreken, zou de dood van de keizer nog lang onder de pet houden, vooraleer de keizer in zijn eigen graf kon worden bijgezet.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Archeologie Magazine
Jaargang: 2008
Nummer: 1
Uitgever: Virtumedia

Meer weten

Tijdschriften: