Terugblik op "het jaar van Afrika"
Op de eerste bladzijde (15403) van deze jaargang van Keesings Historisch Archief publiceerden wij een lijstje van negen Afrikaanse landen, die in 1960 onafhankelijk zouden worden, waarvan twee (Senegal en Soedan) in één federatieve staat (Mali) zouden samengaan.
Weinig pagina's verder gaven wij een "Afrika-kalender" voor 1960 weer, zoals die was opgesteld door het bekende Londense blad The Economist. Dit blad tekende hierbij aan: .,Dit jaar zal een jaar zijn van snelle en historische veranderingen in Afrika . . . waarbij men, ook gebeurtenissen mag verwachten, welke men niet voorzien heeft". Hoe snel en veelomvattend - en hoeveel sneller dan in het begin van het jaar werd voorzien - de loop der gebeurtenissen in Afrika is geweest, realiseert men zich als men de hierna volgende kroniek vergelijkt met het lijstje van pagina 15403 en de Afrika-kalender van pagina 15451.
Niet negen, maar zeventien Afrikaanse landen verwierven in 1960 hun onafhankelijkheid.
Onmiddellijk na het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) waren er nog pas vier onafhankelijke staten: Ethiopië, de Unie van Zuid-Afrika, Liberië en, althans formeel, Egypte. Tot 31 december 1959 groeide dit aantal geleidelijk aan met zes: Soedan (Yhartoem), Libië, Tunesië, Marokko, Ghana en Guinea. In de loop van 1960 kwamen daarbij: Kameroen, Kongo (Leopoldstad), Nigeria, Togo, Somalia, Senegal, Mali (Soedan), Ivoorkust. Opper-Volta, Dahomey, Niger, Tsjaad, Centr. Afrikaanse Republiek, Kongo (Brazzaville), Gabon, Madagascar en Mauretanië.
Langs de noordkust van Afrika afgezien, van Algerije, dat zich echter volgens De Gaulle tot een onafhankelijke republiek gaat ontwikkelen - van Egypte tot de Hoorn van Afrika en, van de Atlantische tot de Indische Oceaan bevinden zich thans aaneengesloten reeksen van onafhankelijke staten.
Deze ontwikkeling is nog niet ten einde. De onafhankelijkheidsproclamatie van Sierra Leone zal in 1961 plaatshebben, misschien ook die van Ruanda-Urundi, en. in verscheidene andere (Britse) gebieden zijn of worden maatregelen genomen, die het dekolonisatieproces versnellen. Alleen Portugal (en het zwijgzame Spanje?) houdt principieel vast aan duurzame soevereiniteit. liet beschouwt zijn Afrikaanse gebieden als integrerende onderdelen (overzeese provincies) van Portugal (zie ook pag. 16163). Het vindt daarvoor echter weinig waardering en begrip bij het merendeel der Verenigde Naties, die zich op 19 december uitspraken voor een spoedig en onvoorwaardelijk einde van het kolonialisme.
De toeneming van het aantal Afrikaanse VN-leden is van zeer grote betekenis voor de (stem-) verhoudingen in de wereldorganisatie en daarmee voor de internationale politiek. Met haar 26 leden (Mauretanië werd als gevolg van een Sowjet-veto nog niet toegelaten tot cie VN) vormt de "Afrikaanse groep" de grootste geografische groepering in de VN (totaal aantal leden thans 99). Zij is zelfs groter dan de tot voor kort grootste Aziatische groep van 21 leden (zie 16062).
Zoals de (Ierse) voorzitter van de Algemene Vergadering in een toespraak in New York memoreerde, behoorden 32 van de oorspronkelijke 51 leden der VN tot West-Europa, Noord- en Latijns-Arnerika, tot wat men de "Westerse wereld" pleegt te noemen. Het was voor die wereld in het algemeen niet moeilijk een meerderheid van twee derden voor haar resoluties te krijgen. Van de huidige 99 VN-leden behoren echter slechts 41 tot deze Westerse wereld. Gezien de neiging van cie Afrikaanse en Aziatische landen om in bepaalde kwesties één lijn te trekken en gezien ook de politieke instelling van het merendeel van de leden der "Afro-Aziatische groep" (neutralisme, non-alignment) is aan de min of meer "automatische meerderheid" van het Westen een einde gekomen.
Intussen moet nog blijken hoever de eensgezindheid van de Afro-Aziatische groep gaat. De Afrikaanse groep vormt tevens een zelfstandige politieke factor. Bovendien kan men binnen deze Afrikaanse groep in sommige kwesties (bv. t.a.v. Kongo en Algerije) verschillende standpunten waarnemen.
De politieke emancipatie van Afrika heeft ook belangrijke gevolgen voor het (Britse) Gemenebest en de (Franse) Gemeenschap. Nu ook Nigeria onafhankelijk is geworden vormen "kleurlingen" de meerderheid op de Gemenebestconferenties van premiers. De Gemeenschap heeft zich in 1960 ontwikkeld tot een, vrije associatie van thans ook internationaal erkende soevereine staten, hetgeen iets geheel anders is dan de oorspronkelijke opzet deed verwachten.
De huidige grenzen van de Afrikaanse staten zijn voor het grootste deel de resultaten van de "scramble for territory" der Europese mogendheden in het laatste kwart van de 19de eeuw (zie ook pag. 16120 kol. 2 en 3) en van het Europese koloniale bestuur. Zij zijn vrij willekeurig getrokken. In verscheidene gebieden vallen. als gevolg hiervan de grenzen van de nationalistische bewegingen niet samen met de staatkundige grenzen.
Strevingen tot afscheiding (bv. Katanga e.a. in Kongo) staan tegenover strevingen naar gewestelijke samenwerking, federatie en zelfs samenmelting. Nigeria, het denkbeeld van een Oostafrikaanse federatie, Groot-Marokko, Groot-Somalia, de Unie van Centraal-Afrikaanse Republieken en de door Houphouet-Boigny van Ivoorkust gepropageerde SAHELBENIN-unie, de idee van de Maghreb (N.W.Afrika) en de unie van Ghana, Guinea en Mali (Soedan) vormen hiervan voorbeelden. Hoe moeilijk deze samenwerkingsplannen soms uitvoerbaar zijn blijkt o.m. uit het uiteenvallen van de Mali-federatie. De Centraal-Afrikaanse Federatie (N. en Z.-Rhodesia erin Nyassaland) staat op zichzelf. Het is een creatie van de blanke kolonisten. De conferentie die thans in Londen wordt gehouden zal wellicht over het lot van deze federatie beslissen.
Naast "gewestelijke" eenheidsstrevingen is er een Panafrikaanse Beweging, een streven naar een geheel of grotendeels verenigd Afrika, waarvan premier Nkrumah van Ghana een der krachtigste promotors is. Ook Nasser koestert, naast zijn panarabische, panafrikaanse idealen, waarbij het panislamisme een rol speelt.
De panafrikaanse beweging vond en vindt grote weerklank, niet zozeer als concreet staatkundig ideaal maar vooral als uitdrukking van solidariteit in het verzet tegen "kolonialisme" en "blanke suprematie" en als middel om de eis van onafhankelijkheid van alle Afrikaanse volken kracht bij te zetten. Naarmate meer onafhankelijke staten ontstaan blijken echter ook meer nationale tegenstellingen en persoonlijke rivaliteiten aan het licht te treden, die verdelend werken.
Verdelend werkt ook de grote verscheidenheid van ras, religie, cultuur en taal (500 talen op een totale bevolking van ongeveer 225 miljoen). Voorts werkt in verscheidene streken de binding aan de stammen remmend op het nationalisme, dat de vorming van een eenheidsstaat als ideaal heeft.
Frankrijk en Engeland trachten via Gemenebest en Gemeenschap invloed in Afrika te behouden. Maar ook de VS, de Sowjet-Unie en de Chinese Volksrepubliek leggen een actieve belangstelling aan de dag (zie ook pag. 15927, 15785, 16168). Ook in Afrika woedt de strijd tussen "Oost" en "West" om de sympathie der onderontwikkelde gebieden, waarvan een deel sociaal-economisch "geassocieerd is met de Europese Economische Gemeenschap".