Terwijl Boedapest brandt
De Nederlandse reactie op het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956- Op 4 november 1956 werd het hoofdgebouw van de Communistische Partij Nederland (CPN) door een woedende groep Amsterdammers belaagd. Het gebouw, bekend onder de naam ‘Felix Meritis’ en gelegen aan de Keizersgracht 324 te Amsterdam, werd bekogeld met stenen, waarbij ruiten sneuvelden en deuren werden open gebroken. Vanwaar deze woede, niet zozeer gericht tegen het gebouw, maar wel tegen de partij die hier gevestigd was?
Rozemarijn Smink
De gebeurtenis die de woede veroorzaakte vond plaats in het buitenland: de Sovjet-Unie had in november 1956 de Hongaarse Opstand neergeslagen. Even was er hoop geweest voor de Hongaren en de Westerse wereld, maar met het neerslaan van de opstand verdween deze hoop als sneeuw voor de zon. Het besef dat het communisme wederom had overwonnen was een klap in het gezicht van het democratische Westen.
Het jaar 1956 is de geschiedenis ingegaan als een bijzonder jaar, dat voor het verloop van de Koude Oorlog van grote betekenis was. Het is daarom ook interessant om de veranderingen die 1956 voor Nederland bracht eens nader onder de loep te nemen. Want waar kwam die explosie van woede ten opzichte van het communisme eigenlijk vandaan? De vraag die ik in dit artikel stel is dan ook: Waarom was de Nederlandse reactie op het neerslaan van de Hongaarse Opstand door de Sovjet-Unie in 1956 zo heftig en waarin zou deze golf van Nederlands anticommunisme uiteindelijk resulteren?
Met het neerslaan van de opstand verdween de hoop van de Hongaren en de Westerse wereld als sneeuw voor de zon.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden heb ik een vergelijking gemaakt tussen enerzijds de reactie van de Nederlandse politiek en anderzijds de reactie van het Nederlandse volk op de gebeurtenissen in Hongarije. Vervolgens stelde ik de vraag of er na deze dagen van uitzinnigheid iets veranderde. Hoe keerde de rust uiteindelijk terug en in hoeverre nam het anticommunisme af of juist toe na afloop van de ongeregeldheden? Het politiearchief in Amsterdam bleek een nuttige bron van informatie te zijn over de rellen die daar plaatsvonden in november 1956. Daarnaast was het ook zeer nuttig om de berichtgeving omtrent de rellen te onderzoeken. De artikelen die hierover in diverse kranten en opiniebladen verschenen, waren een goede afspiegeling van de nationale gevoelens en gedachten omtrent de gebeurtenissen in zowel Hongarije als Nederland.
Achtergrond
Na de Tweede Wereldoorlog en omstreeks het begin van de Koude Oorlog vormde het democratische Westen in zekere zin een hechter blok dan de Oost-Europese landen die onder invloed stonden van de Sovjet-Unie. Deze Oost-Europese landen hadden allen een geheel eigen relatie met het communisme, en de invloed van de communistische partijen in deze landen verschilde sterk. Lang niet overal kreeg het communisme op vrijwillige basis voet aan de grond, waardoor dwang en repressie uit Moskou belangrijke middelen werden om deze landen binnen de invloedssfeer van de Sovjet-Unie te houden.
Het jaar 1953 zou een keerpunt vormen in de geschiedenis van de Koude Oorlog. Begin maart 1953 kwam Stalin te overlijden en moest er binnen de communistische wereld gezocht worden naar hernieuwde stabiliteit. Na een machtsstrijd binnen het Kremlin nam Chroesjtsjov uiteindelijk de teugels in handen. Een periode van destalinisatie brak aan en op het XXste Congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie in februari 1956 bracht hij de partijleden op de hoogte van het misdadige verleden van Stalin. In veel landen werd hoopvol op deze toespraak gereageerd. Hoewel de verwachtingen in Roemenië, Bulgarije, Tsjecho-Slowakije en de DDR beperkt bleven, was er in Polen en Hongarije een vlaag van opwinding voelbaar. Polen had te maken met een ondraaglijke economische situatie en een sterk verdeelde partijtop. In Hongarije was er sprake van een puur stalinistisch schrikbewind onder Mátyás Rákosi en zijn plaatsvervanger Erno Gerö. De gematigde politici in Polen slaagden erin de Russen ervan te overtuigen dat de verstandhouding met de Sovjet-Unie intact zou blijven en dat het politieke, sociale en economische systeem van het land niet radicaal zou worden veranderd. Zolang er aan deze eisen werd voldaan, kreeg Polen de benodigde ruimte om kleine veranderingen door te voeren en zo te werken aan een betere situatie in het land. Dit nieuws bood de Hongaren inspiratie. Ook zij streefden nu naar een meer ontspannen relatie met het communisme. Maar Hongarije was Polen niet, met als gevolg dat de situatie in Hongarije een totaal andere uitkomst had dan in Polen.
De Hongaren grepen de kans op zelfbestuur met beide handen aan. Want als men in Polen de teugels van het strakke communistische regime liet vieren, dan was dat toch ook in Hongarije mogelijk? Met het opstellen van een tienpuntenmanifest werd er in Hongarije meer openheid geëist over de eigen binnenlandse politiek. Een belangrijke eis was hierbij dat premier Mátyás Rákosi zijn functie zou overdragen aan Imre Nagy. De druk op Rákosi nam toe, ook vanuit de Sovjet-Unie, en op 4 juli 1953 droeg hij het premierschap over aan Nagy. Imre Nagy begon zijn premierschap met een reeks hervormingen. Op grote schaal werden er woningen gebouwd en politieke gevangenen vrijgelaten, terwijl er in de politiek iets meer ruimte kwam voor niet-communisten. Het was duidelijk dat de dood van Stalin ook in Hongarije een versoepeling van het regime als gevolg had. Toch was de Hongaarse politiek nog sterk verdeeld en waren de aanhangers van Rákosi, die na zijn gedwongen aftreden nu secretaris-generaal was, nog in groten getale aanwezig binnen de partij.
Deze tweedeling was zo sterk dat er binnen de partij gesproken kon worden van Rákosi-gezinden en Nagy-gezinden, waarin Chroesjtsjov deel uitmaakte van eerstgenoemde partij. Hij zorgde er in 1955 dan ook voor dat Nagy werd afgezet en een paar maanden later zelfs uit de partij werd verbannen. Het leek erop dat Nagy zijn tijd vooruit was met het doorvoeren van de hervormingen in Hongarije.[1]
De anti-Stalinistische toespraak van Chroesjtsjov en de reactie daarop in Polen kunnen worden gezien als het startsein voor de Hongaarse Opstand. In eerste instantie waren het voornamelijk Hongaarse studenten die zich roerden en bleven de eisen tot hervormingen beperkt tot enkele veranderingen binnen de universiteit. Maar al snel breidde de aanhang zich uit en werd het eisenpakket breder. Het kwam erop neer dat Hongarije nu zelf de binnenlandse en buitenlandse politiek zou mogen bepalen, zonder dat Moskou zich hiermee bemoeide. Toen op 23 oktober 1956 een demonstratie werd gehouden bij het monument van Joseph Bem, liep de situatie uit de hand.[2] Het keerpunt kwam toen de gehate geheime politie, de AVH, het vuur opende op de demonstranten. De demonstranten vochten terug met wapens geleverd door arbeiders uit wapenfabrieken en overgelopen soldaten en agenten. In paniek deed de Hongaarse regering een beroep op de Russische troepen om de orde te herstellen.
Maar de demonstratie was niet voor niets geweest, want de Hongaarse regering deed concessies. Nagy mocht weer premier worden en zou een nieuwe regering vormen. Twee dagen lang leek het alsof Moskou was gezwicht en de communistische teugels inderdaad liet vieren. Niets was echter minder waar, de angst voor Westerse dominantie was met het beginnen van de Suez-crisis juist versterkt en de communistische teugels moesten strakker. Na 1 november besloot Chroesjtsjov dan ook dat er toch zou worden ingegrepen.
In de nacht van 3 op 4 november vielen de Russische troepen opnieuw binnen in Hongarije. Deze keer was er rekening gehouden met verzet, naast tanks werd er nu ook gebruik gemaakt van infanterie en luchtaanvallen. Hoewel het Westen altijd achter het opstandige Hongarije had gestaan en het in zekere zin had toegezegd (morele) steun te bieden mocht de situatie uit de hand lopen, werd er niet ingegrepen. De noodkreten uit Hongarije waren schokkend, maar de kans op het uitbreken van de Derde Wereldoorlog werd te groot geacht om in te grijpen. Hongarije had dus niets aan de steunende woorden uit het Westen en uiteindelijk zou de opstand duizenden Hongaren het leven kosten. Onder hen ook Imre Nagy. Nadat het Sovjetleger haar taken had uitgevoerd, nam de nieuw gevormde regering onder leiding van János Kádár de macht in Hongarije over. Met grote moeite slaagde de regering er na maanden in het verzet van de Hongaarse bevolking te breken. Hongarije was weer terug bij af, terug bij het communisme.[3]
Gevolgen in Nederland
Ten tijde van de vreedzame co-existentie die na de dood van Stalin in 1953 ontstond, leek het er sterk op dat er vanuit het communistisch blok werd gestreefd naar meer toenadering tussen Oost en West. Waar de Verenigde Staten optimistisch waren over toenaderingspogingen van de Sovjet-Unie, leek Nederland deze toenaderingspogingen juist met grote scepsis te volgen, er niet van uitgaande dat deze pogingen oprecht waren en ook maar iets zouden oplossen. De ontwikkelingen in Hongarije kwamen op 29 oktober in de Nederlandse ministerraad aan de orde. Drees gaf toe dat hij de Sovjet-dreiging eigenlijk nooit als zeer groot had beschouwd. Door de Hongaarse gebeurtenissen werd de sceptische houding van Nederland ten opzichte van de Koude Oorlog nu openlijk uitgesproken. Maar de regering zou de verdere ontwikkelingen afwachten, in de hoop dat de opstand zou slagen en Hongarije weer een vrij volk zou worden.[4] Deze houding was al een stuk positiever dan de houding die de overige NAVO-landen in 1956 aannamen. Het valt op dat de Nederlandse regering amper oog had voor de mogelijke complicaties die de situatie in Hongarije eventueel met zich mee kon brengen. Deze houding kenmerkte zich voornamelijk door twee zaken: een groot vertrouwen dat de opstand in Hongarije tot een goed einde zou komen en een enorme scepsis over de houding van de Sovjet-Unie. Met het neerslaan van de Hongaarse Revolutie kwam er immers een einde aan de vreedzame co-existentie en was het Westen zich weer bewust van het gevaar van de Sovjet-Unie. Men zag de Sovjet-Unie weer als de grote vijand, die het Hongaarse volk met harde hand onder de duim hield.
In de ochtend van zondag 4 november bereikte het nieuws van de Russische interventie de Nederlandse huiskamers via de radio. Onrust zou die dag overheersen. Het ANP nieuwsbulletin sloot haar eerste bericht om half tien af met een laatste mededeling van een Hongaarse telegrafist: ‘Vaarwel vrienden, de Russen komen eraan’. De schrik zat er in Nederland goed in en de ernst van de situatie werd, naarmate de dag vorderde, steeds duidelijker. Een groot deel van de onrust onder de Nederlandse bevolking kwam voort uit een gevoel van machteloosheid. Het leek erop dat men de Hongaren maar al te graag te hulp had willen schieten, om samen te strijden tegen de vijanden van de democratie. Toenmalig minister Drees had begrip voor de geschokte reactie, maar probeerde de gemoederen te temperen. Het Hongaarse volk was een ‘lichtend voorbeeld voor allen die beseffen dat in de wereld van vandaag evenzeer als in de tijd van het verzet tegen de nazi- heerschappij offerbereidheid geboden is in de worsteling om vrijheid, recht en eerbiediging der menselijke persoonlijkheid.’[5] Door te verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog, verwoordde Drees het gevoel dat onder het gros van de Nederlandse bevolking heerste.
Voor een korte tijd leken de scheidslijnen tussen de Nederlandse zuilen verdwenen. Er ontstond een groot gevoel van eenheid onder de Nederlandse bevolking en deze eensgezindheid maakte de communisten tot een gemakkelijke prooi. Overal in Nederland trokken anticommunisten naar gebouwen die door communisten werden gebruikt. Zo werden de kantoorgebouwen van de CPN en de plekken waar de communistische krant De Waarheid werd gedrukt in veel steden in Nederland belaagd. De CPN kreeg een zware klap te verduren. Met het aantreden van Chroesjtsjov was de partij al in zekere mate in diskrediet geraakt wat betreft de verhoudingen met Moskou, en de anticommunistische uitingen in Nederland maakten haar status er niet beter op.[6]
Een discussie die direct na de onrust uitbrak ging over de eventuele invloed van de pers. Vooral De Waarheid sprak na 4 november voornamelijk over de niet-communistische pers als aanstichter van de anticommunistische rellen. Onder de kop ‘Gezond verstand’ schreef de krant: ‘… radio, pers en televisie, die trachten iedere tijdspauze voor nuchtere overdenking weg te nemen en die hun giftige propaganda-stroom als onuitputtelijk doen vloeien.’[7] En: ‘Het is bekend, dat het organisatie-centrum van de Amsterdamse stormtroepers zich op de redactie van ‘de Volkskrant’ bevindt.’[8]
Hier waren kwajongens en raddraaiers aan het werk die het de politie alleen maar lastig wilden maken.
In hoeverre er daadwerkelijk sprake was van ophitsing door de pers kan worden opgemaakt uit de bestudering van kranten zonder communistische achtergrond. De koppen van de Nederlandse kranten van 5 november liegen er niet om: de Sovjet-Russische inval in Hongarije was een vreselijke daad en het Hongaarse volk een onschuldig slachtoffer. De reacties waren doorspekt van emoties. Hongarije was geworden tot ‘een groot concentratiekamp.’[9] Saillant detail is dat er in de pers ook niet erg voorzichtig werd omgegaan met de woonadressen van sympathisanten van het communisme.
De rellen naar aanleiding van de inval werden breed uitgemeten in de kranten. Dat de acties niet werden goedgekeurd blijkt wel uit het gebruik van koppen als: ‘Blinde straatterreur noopt politie fors op te treden’[10] en ‘Jeugdige raddraaiers in Utrecht snel gevonnist.’[11] Het begrip dat de kranten in eerste instantie toonden voor de heftige Nederlandse reactie op de inval in Hongarije maakte al snel plaats voor een geschokte reactie op het moment dat de jeugd de situatie aangreep om eens flink uit de band te springen. Natuurlijk mocht de bevolking haar agressie jegens de Sovjet-Russische inval even botvieren, maar de agressie sloeg duidelijk door en het begrip hiervoor verdween al snel. Deze omslag werd op 7 november treffend omschreven in De Telegraaf: ‘… Deze relletjes hebben met de begaanheid met het lot van Hongarije niets meer te maken. Hier waren kwajongens en raddraaiers aan het werk die het de politie alleen maar lastig wilden maken.’[12] Maar de rust zou relatief snel terugkeren. Al op 8 november bleek dat de op touw gezette hulpverlening en de Suez-crisis de aandacht volledig opeisten en namen de rellen in rap tempo af. De Hongaarse Opstand verplaatste zich langzaam maar zeker naar de achtergrond.
Evaluatie
Met de kennis van nu is het opvallend dat de heftige Nederlandse reactie pas in 1956 plaatsvond. Immers, de Sovjet-Unie had al wel eerder ingegrepen bij conflicten in hun invloedssfeer. Het belangrijkste jaar is in dit opzicht 1948. De Russische reactie op de blokkade van Berlijn en de Praagse Coup zorgden toentertijd voor een zeer reële mogelijkheid dat de Koude Oorlog zou escaleren. In hoeverre waren de Nederlandse reacties hierop een voorbode op wat er in 1956 zou plaatsvinden? Opvallend hieraan is dat de reacties in Nederland op deze gebeurtenissen in 1948 bij lange na niet de proporties van 1956 bereikten, Toch is de gelijkenis treffend, want ook in ’48 werd de woede direct gericht op de CPN, dit keer voornamelijk door de Nederlandse regering. Leden van de CPN werden niet toegelaten tot documenten en besprekingen betreffende Buitenlandse Zaken en Defensie, de propaganda van de partij werd sterk ingeperkt en de partij ontving geen radiozendtijd meer. Als de democratie het had toegelaten, had de regering het liefst de gehele partij aan banden gelegd.[13]
In zekere zin zijn de voorgaande gebeurtenissen van eenzelfde kaliber als het neerslaan van de Hongaarse Opstand in ’56. Toch kwam het bij eerdere escalaties niet tot een heftige reactie van Nederland. Hoe valt dit te verklaren? Ten eerste moet in ogenschouw worden genomen dat Nederland zich in 1948 voornamelijk bezighield met haar eigen problemen. Dat was ook het jaar waarin bleek dat de Nederlandse koloniale kwestie een aflopende zaak was, een besef dat in Nederland maar langzaam werd geaccepteerd en de gemoederen flink bezig hield. Daarnaast waren de sociale factoren die in 1956 een rol speelden in 1948 nog niet aanwezig. Van de rebellerende jongeren, die in ’56 voornamelijk voor de escalatie van de betogingen zorgden, was in ’48 nog geen sprake.
Na 8 november keerde de rust op straat weer terug. Maar nog steeds speelde de frustratie over het niet ingrijpen van de Nederlandse regering een rol. Minister Luns overwoog hieromtrent in december:
Kan de houding van de schaamteloze agressie tegenover het Hongaarse volk en van miskenning van de daarop betrekking hebbende besluiten der V.N., waarin de U.S.S.R. volhardt, voor de Nederlandse Regering geen aanleiding vormen om, indien nodig, een eigen initiatief te nemen, zoal niet tot het verbreken van haar diplomatieke betrekkingen met de U.S.S.R., dan althans tot tijdelijke terugroeping van Hr. Ms. ambassadeur uit Moskou?[14]
Er zou in politiek beleid maar weinig veranderen. Als de Verenigde Staten al niet ingrepen, hoe kon een klein land als Nederland dan iets uitrichten? Maar het was meer dan duidelijk geworden dat Nederland zich, meer dan ooit, achter het anticommunisme schaarde. Voor de CPN waren de gevolgen van de ongeregeldheden groot. De partij zou de klap van het toegenomen anticommunisme niet meer te boven komen. In rap tempo verloor de partij duizenden van haar leden: in een tijdsbestek van slechts vijftien jaar (1945-1960) was er sprake van een afname van ruim 20.000 leden per jaar. Wat betreft de Nederlandse buitenlandse politiek is er wellicht geen directe koerswijziging te ontwaren na het neerslaan van de Hongaarse Opstand door de Sovjet-Unie. Wel zou er de in de daaropvolgende jaren een beleidsverandering plaatsvinden, waarbij november 1956 ongetwijfeld een rol heeft gespeeld. In de loop van de jaren zestig werd enige toenadering tot de Oost-Europese landen gezocht.
Hoewel Nederland, net als de overige Westerse landen, geen radicale maatregelen zou nemen, werd er wel een actieve politiek bedreven met betrekking tot de hulpverlening aan de Hongaren. Vluchtelingen werden met open armen ontvangen en in de dagen na 4 november werd er een enorm scala aan inzamelingsacties georganiseerd. De Nederlandse bevolking voelde zich dan wel onmachtig wat betreft het fysiek steunen van de Hongaarse bevolking, maar zette alles op alles om toch een klein beetje hulp te kunnen bieden. Schuldgevoel over het niet optreden van het Westen zal hier wellicht ook een rol in hebben gespeeld. Desalniettemin had een eventueel schuldgevoel, evenals de angst voor het communisme, geen verlamming van het Nederlandse beleid en de Nederlandse publieke opinie tot gevolg. Ondanks de hysterische reacties van 4 en 5 november kwam hier toch weer een bekend stukje Nederlandse nuchterheid naar voren.
Conclusie
Het blijft een opvallend verschijnsel dat Nederland in de dagen van november 1956 een totaal ander gezicht liet zien dan voorheen. Waar eerder neutraliteit werd nagestreefd, werd er nu unaniem gekozen voor het Hongaarse volk.. Hier waren in feite geen argumenten voor nodig, het Nederlandse volk had immers zelf ervaren hoe het was wanneer een land binnengevallen werd door vijandelijke troepen. Ook is duidelijk geworden dat de rellen van 4 november een geheel ander karakter hadden dan de rellen die na 4 november ontstonden. Na 4 november was het voornamelijk de jeugd die een hoofdrol speelde. De politie trad steeds harder op tegen deze ‘raddraaiers’. Van politiek engagement of steun aan Hongarije was tijdens de latere ongeregeldheden immers amper sprake. Deze verschillende tendensen maken de dagen van begin november ’56 des te interessanter, omdat zij een glimp bieden van het verdere verloop van de geschiedenis. In de jaren die volgden zou de jeugd een rol blijven spelen in de protesten die plaatsvonden naar aanleiding van buitenlandse gebeurtenissen. De jaren zestig en zeventig werden gekenmerkt door protesterende studenten die de oorlog in Vietnam afkeurden en voor emancipatie van allerlei bevolkingsgroepen pleitten. De jaren vijftig waren dus een voorproefje op wat zou volgen. Dat de protesten een nieuw fenomeen waren blijkt wel uit de uitgebreide berichtgeving omtrent de betogingen. Tien jaar later zouden de kranten lang niet meer zoveel aandacht besteden aan protesterende jongeren.
Ook na de uitspattingen van 1956 bleef Nederland vasthouden aan een vertrouwde koers.
Hoewel de gemoederen in Nederland na een aantal dagen ongeregeldheden tot bedaren waren gekomen, was deze ‘koude burgeroorlog’ niet zonder consequenties . De CPN zou de klap niet meer te boven komen, de partij verloor in een kort tijdsbestek vele duizenden leden. Een tweede consequentie was dat de Nederlandse politiek zich in de komende jaren minder terughoudend zou opstellen omtrent de gebeurtenissen tijdens de Koude Oorlog. Zij zou zich meer gaan richten op de Verenigde Staten, en atlanticisme werd een belangrijk sleutelwoord in de samenwerking met de overige West-Europese staten. De Koude Oorlog was en bleef een conflict dat voor Nederland maar zeer weinig consequenties zou hebben, en dat besefte men ook al in 1956. Er was geen sprake van opgestelde kanonnen richting Nederland en het Westen hield het Sovjetimperium goed in de gaten, maar het werd absoluut niet nodig geacht actie te ondernemen. . De Nederlandse communisten waren dan ook een gemakkelijk doelwit. Zonder al te veel gevaar konden zij op hun plek worden gezet.
Ook na de uitspattingen van 1956 bleef Nederland vasthouden aan een vertrouwde koers van terughoudendheid, realisme en relativisme. Dat het daarbij koos voor één van de twee grote spelers in de Koude Oorlog hield niet in dat zij deze blindelings zou volgen. Een combinatie van de toekomst (de opstandige jeugd) en het verleden (de Tweede Wereldoorlog) had kort gezorgd voor een opvallende escalatie. Maar Nederland zou zich al snel weer begeven op het vertrouwde pad van realisme en relativisme. Het vuur in Boedapest was geblust, maar Nederland hield het eigen vuur smeulend. Klaar om op te laaien, maar als het even kon: klaar om te blussen.
Afkomstig uit:
Titel: | Historisch Tijdschrift Aanzet |
Nummer: | 2 |
Jaargang: | 27 |
Download het gehele nummer op onze website:
Voetnoten
[1]G. Swain en N. Swain, Eastern Europe since 1945 (New York 2009) 93-112.
[2]Joseph Bem, held van de Hongaarse revolutie van 1848.
[3] G. Swain en N. Swain, Eastern Europe since 1945 (New York 2009) 93-112.
[4]D. Hellema, 1956: De Nederlandse houding ten aanzien van de Hongaarse revolutie en de Suezcrisis (Amsterdam, 1990) 172-173.
[5]H.Olink, In strijd met de waarheid. De koude burgeroorlog in Amsterdam 1956 (Amsterdam 2002) 46-47.
[6]G. Verhips, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995) 327-334.
[7]Koninklijke Bibliotheek Den Haag, krantenarchief De Waarheid, jaargang 1956, 5 november.
[8]Koninklijke Bibliotheek Den Haag, krantenarchief De Waarheid, jaargang 1956, 7 november.
[9]Olink, In strijd met de waarheid, 82.
[10]Koninklijke Bibliotheek Den Haag, krantenarchief Utrechts Nieuwsblad, jaargang 1956, 6 november.
[11]Koninklijke Bibliotheek Den Haag, krantenarchief De Telegraaf, jaargang 1956, 7 november.
[12]Koninklijke Bibliotheek Den Haag, krantenarchief De Telegraaf, jaargang 1956, 7 november.
[13]Olink, In strijd met de Waarheid, 16-18.
[14]Website Staten-Generaal Digitaal, Aanhangsel tot het Verslag van de Handelingen der Eerste Kamer, document 7, zitting 1956-1957, aanhangsel deel I – 3.