Verschillende wegen leiden naar Rome
Een vergelijking tussen de Amerikaanse burgerrechtenbewegingen in het Noordelijke New York en het Zuidelijke Birmingham.
Martin Luther King en Rosa Parks zijn wereldwijd bekend en staan symbool voor de strijd om gelijke burgerrechten voor Afro-Amerikanen in Amerika. Zij vertegenwoordigden de zuidelijke burgerrechtenbeweging, die de burgerrechtenstrijd in heel Amerika representeert. Dit beeld vraagt echter om nuancering. Er bestonden namelijk grote verschillen tussen de burgerrechtenbewegingen in Noord en Zuid. De bewegingen gebruikten verschillende middelen om gelijke rechten voor Afro-Amerikanen af te dwingen.
Maud Mosterd
‘Four score and seven years ago our fathers brought forth, upon this continent, a new nation, conceived in liberty, and dedicated to the proposition that all men are created equal’[1]
Deze beroemde woorden werden gesproken door de Amerikaanse president Abraham Lincoln op 19 november 1863 in Gettysburg. De uitspraak geeft duidelijk het doel van de Founding Fathers weer: de Verenigde Staten als het land van democratie en eeuwige mogelijkheden; ‘the land of opportunity and equality’. Helaas bleken deze hoekstenen van de Amerikaanse samenleving voor verschillende groepen niet de realiteit. Onder andere de Afro-Amerikaanse bevolking, die al vanaf het prille begin van de Verenigde Staten onderdeel van de samenleving uitmaakte, kreeg deze mogelijkheden niet. Deze groep werd gediscrimineerd en als minderwaardig gezien, een feit waar deze groep eeuwenlang tegenop moest boksen. De daaruit voortgekomen minderwaardigheidsgevoelens blijven tot op de dag van vandaag voortbestaan.
In de tweede helft van de twintigste eeuw veranderde er veel voor deze groep: de Afro-Amerikanen begonnen hun krachten effectiever dan voorheen te bundelen en ook maatschappelijke omstandigheden leken hun strijd ten goede te komen. Vanaf de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw kwamen meer organisaties op die streden voor de rechten van de Afro-Amerikaanse bevolking en onder hun hoede werden effectieve campagnes gestart. Een uiteindelijke climax kwam in de jaren zestig, toen de Amerikaanse burgerrechtenbeweging de (inter)nationale aandacht op zich vestigde; de handen werden ineengeslagen, protesten werden georganiseerd en stapje voor stapje werden doelen behaald.
De herinnering aan de Amerikaanse burgerrechtenbeweging wordt vaak gekoppeld aan de strijd om gelijke rechten voor Afro-Amerikanen in de zuidelijke staten van het land. Hierbij zijn Martin Luther King en Rosa Parks namen die vaak de revue passeren. In het collectieve historische geheugen van de Verenigde Staten wordt de zuidelijke burgerrechtenbeweging veelal als representatief voor de burgerrechtenstrijd in het gehele land gezien. Dit komt onder andere doordat media, het onderwijs en het collectieve historische geheugen dit uitdragen.[2]
De burgerrechten-strijd heeft zich in het noorden en zuiden op hele andere manieren afgespeeld
Doordat de Amerikaanse burgerrechtenbeweging in deze dominante visie alleen de strijd in de zuidelijke staten belicht en als het referentiekader van de gehele burgerrechtenbeweging dient, worden de verschillen tussen de strijd in de noordelijke en zuidelijke staten vergeten. Het is echter van groot belang om deze verschillen in ogenschouw te nemen. De burgerrechtenstrijd heeft zich op deze plekken namelijk op heel andere manieren afgespeeld,waardoor er er niet gesproken kan worden van één nationale burgerrechtenbeweging.
Onder academici heeft een actieve discussie plaatsgevonden over het al dan niet nationale karakter van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. In dit academische debat vallen twee duidelijke stromingen te herkennen: de klassieke visie en de revisionistische visie. Aanhangers van de klassieke visie gaan uit van een relatief kortdurende en duidelijk afgebakende burgerrechtenstrijd. Deze begon in 1954 met het Brown vs. Board of Education besluit, waarna publieke protesten volgden en de beweging uiteindelijk eindigde met het aannemen van de Civil Rights Act in 1964 en de Voting Right Act in 1965.[3] In de klassieke visie ligt de nadruk op de burgerrechtenbeweging in de zuidelijke staten van Amerika.
Deze visie werd door de revisionisten genuanceerd. Zij bekritiseerden de klassieke visie vanwege haar nadruk op de zuidelijke beweging. Hierdoor is volgens hen een beeld ontstaan waardoor het lijkt alsof de Afro-Amerikanen in de rest van het land alleen maar aangespoord werden tot actie doordat hun zuidelijke broers en zussen dit deden.[4] Zo ontstond het volgens de revisionisten onjuiste idee dat de ‘nationale burgerrechtenbeweging’ alleen de kenmerken van de zuidelijke burgerrechtenbeweging vertegenwoordigde.
De revisionistische visie heeft echter ook haar gebreken, vooral omdat zij een generaliserend perspectief voorstelt. De revisionisten besteden weinig aandacht aan de chronologische, conceptuele en geografische verschillen tussen de noordelijke en zuidelijke burgerrechtenstrijd, omdat zij de nadruk juist te veel op het noorden leggen. Hierdoor ontstaat alsnog geen overzichtelijk vergelijkend beeld van de zuidelijke en noordelijke beweging. De revisionisten stellen de noordelijke en zuidelijke strijd gelijk aan elkaar en hebben hierdoor geen oog voor de verschillen tussen de noordelijke en zuidelijke beweging.[5]
Deze verschillen waren er wel degelijk en zullen in dit artikel geïllustreerd worden door een specifieke vergelijking tussen één noordelijke en één zuidelijke stad: respectievelijk New York en Birmingham. Hierbij ligt de focus op de verschillen en overeenkomsten tussen de burgerrechtenbeweging in New York en de beweging in Birmingham. In hoeverre was er sprake was van één nationale vrijheidsstrijd?
Er is gekozen voor New York, omdat deze stad op zowel lokaal als nationaal niveau het centrum was van de burgerrechtenbeweging. In New York hadden Afro-Amerikanen eind negentiende eeuw hun burgerrechten al verankerd zien worden in de wet, maar het bleek al snel dat deze rechten geen garantie gaven op betere leefomstandigheden; Afro-Amerikanen bleven tweederangsburgers.[6]
Birmingham dient als case study voor de zuidelijke staten, omdat de burgerrechtenbeweging van deze stad een grote invloed heeft gehad op andere zuidelijke steden en op nationale aandacht voor de strijd. In de woorden van Martin Luther King: ‘As Birmingham goes, so goes the South’.[7]
Verschillende wegen leiden naar Rome
New York en Birmingham verschillen erg van elkaar in hun geschiedenis, industrie, normen, waarden en cultuur. Dit is terug te zien in de manier waarop de burgerrechtenbeweging zich heeft ontwikkeld in de twee steden. De historische context is van groot belang om deze verschillen te begrijpen.
Een groot verschil tussen de situatie in New York en Birmingham was de wijze waarop racisme al dan niet in de wet was vastgelegd. Niet alleen in New York, maar in het overgrote deel van de noordelijke Amerikaanse staten was sprake van de facto segregatie.[8] Hoewel de wet voorschreef dat alle burgers gelijk waren, was de realiteit in New York anders; een aanzienlijk deel van de openbare ruimte, zoals restaurants, zwembaden, pretparken en scholen, was bekend met een segregatiebeleid. De nadruk op gelijkheid was voor de New Yorkse burgerrechtenbeweging de rode draad. Anders dan in de zuidelijke burgerrechtenbeweging was er in het noorden geen sprake van een strijd voor nieuwe rechten, zoals gelijkheid voor de wet. Hoewel dit het belangrijkste strijdpunt in het zuiden was, moest in het noorden aandacht geschonken worden aan het daadwerkelijk nastreven van de al bestaande rechten en wetten.
Er was in het noorden geen sprake van een strijd voor nieuwe rechten
De strijd in New York en Birmingham ontstond dus vanuit een verschillende basis. In New York was zeker sprake van racisme en segregatie, maar er was ook een vrijer klimaat voor de activisten dan in Birmingham. In New York begon de strijd namelijk op een eerder moment op actieve wijze en hier waren eveneens alle grote organisaties zoals de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP) gevestigd.[9]
In zowel New York als Birmingham startte de strijd ten tijde van de Great Depression en beoogde men op te komen voor de rechten van de Afro-Amerikaanse arbeiders, maar al snel volgden de steden ieder hun eigen weg. In New York kwamen na de jaren dertig nieuwe strijdpunten naar voren zoals politiegeweld, schoolsegregatie en woonsegregatie. Dit waren kwesties die men in Birmingham uiteraard ook wilde aanpakken, maar waar de nadruk niet op lag. Het eerste doel van de activisten in Birmingham was er namelijk één die in New York al behaald was: een wettelijk verbod op segregatie en racisme. Hierdoor was er in New York meer bewegingsvrijheid voor de activisten. Zoals Lawrence D. Reddick, directeur van de Schomburg Library in Harlem het formuleerde: ‘the complete equality, economic, political, social and cultural without equivocation is the goal of the Negro in New York’.[10]Deze doelen beoogden de activisten in Birmingham uiteraard ook, maar allereerst lag de prioriteit bij het veranderen van de gehele sociale structuur van de stad. Birmingham was namelijk doordrenkt van racisme. De blanke oligarchie had alle macht in handen en was voorstander van segregatie op alle mogelijke manieren. Mede om deze reden zette de burgerrechtenstrijd van Birmingham zich na de jaren dertig minder actief voort dan in New York.
Na de jaren dertig pakten verschillende partijen en organisaties allerlei strijdpunten op in New York. Samenwerking tussen vakbonden, burgerrechtenorganisaties en politieke partijen was hierbij van groot belang, met name in de jaren veertig. Zo publiceerde The New York Amsterdam News in 1940 en 1941 een reeks aan artikelen waaruit bleek dat er een tekort was aan kansen voor de Afro-Amerikaanse bevolking in de defensie-industrie. Er waren te weinig arbeiders binnen deze industrie, maar het ontbrak ook aan ontwikkelaars van technische apparatuur. Dit tekort zou aanzienlijk kunnen afnemen als de werkgevers geschoolde Afro-Amerikanen zouden aannemen, maar dit gebeurde niet omdat de werkgevers star bleven vasthouden aan hun beleid. Zwarten werden door hen niet geschikt geacht voor deze functies. The New York Amsterdam News stelde dat de veiligheid van de Verenigde Staten hierdoor op het spel werd gezet.[11]
De publicatie van deze artikelen kwam niet onverwacht. Wat er in New York gebeurde, weerspiegelde wat er gaande was op nationaal niveau. Verschillende Afro-Amerikaanse activisten vanuit het hele land eisten in april 1941 van president Roosevelt desegregatie in de defensie-industrie. Toen Roosevelt geen actie ondernam, kondigde Asa Philip Randolph een all-out march richting Washington aan. [12] New York stond hierin centraal omdat Randolph en zijn partij (en dus ook de organisatie rondom de march) daar gestationeerd waren. Het was Randolph’s hoop dat er zo’n 10.000 Afro-Amerikanen zouden meelopen in de march. Roosevelt bezweek uiteindelijk onder de druk van deze campagne: in juni 1941 verbood hij discriminatie op alle gebieden in de defensie-industrie. Daarnaast werd de Fair Employment Practises Commision (FEPC) gevormd, die klachten inzake discriminatie binnen deze bedrijfstak onderzocht.[13]
Waar de burgerrechtenstrijd in New York na de jaren dertig steeds actiever werd, bleef het in Birmingham tot ongeveer de helft van de jaren vijftig overwegend rustig. In de jaren dertig en veertig was er veelal sprake van een oplossingsgerichte aanpak door grote nationale organisaties, maar er voltrok zich geen grootschalige strijd zoals in New York indertijd het geval was.
Hier kwam verandering in toen de zwarte predikant en activist Fred Shuttlesworth in 1956 de Alabama Christian Movement for Human Rights (ACMHR) oprichtte. De ACMHR werd uiteindelijk de belangrijkste lokale partij in de burgerrechtenbeweging van Birmingham. Shuttlesworth trachtte op verschillende manieren op te komen voor de achtergestelde positie van de Afro-Amerikanen in zijn stad. Zo stelde hij in december 1956 een ultimatum aan de stadscommissie: óf de bussen zouden voortaan plaatsen bieden die niet gesegregeerd waren, óf er zou direct action volgen van de leden van de ACMHR.[14] Dit laatste gebeurde: de stadscommissie reageerde niet op het ultimatum en de ACMHR kwam in actie. Shuttlesworth sprak op kerstavond een publiek van 1500 Afro-Amerikanen toe en vertelde hoe de actie zou verlopen en dat deze boven alles geweldloos zou zijn. Hij informeerde zijn publiek dat er na de vergadering van de stadscommissie op 26 december 1956 een concreet plan zou klaarliggen. Op de avond van 25 december bleek dat Shuttlesworth helaas niet zonder slag of stoot aan deze actie kon beginnen. De Bethel Baptist Church, waar Fred Shuttlesworth en zijn gezin woonden, werd gebombardeerd. Het hele gezin overleefde de aanslag, hetgeen Shuttlesworth interpreteerde als een teken van God. Hij zag zichzelf hierna als de uitverkorene om de burgerrechtenstrijd in Birmingham te leiden en hij was ervan overtuigd dat hij door God beschermd zou worden. Shuttlesworth was nog zelfverzekerder en straalde dit ook uit naar zijn volgelingen, wat zorgde voor een extreem gemotiveerde beweging.[15] Hij sprak zijn volgers dan ook vastberaden toe om mee te doen aan de Freedom Rides: ‘Hell, yeah, we’re going to ride. Find you any kind of crack you can to hide in if you’re scared, but I’m walking downtown after this meeting and getting on the bus. I’m not going to look back to see who’s following me’.[16]
Op 26 december 1956 gingen ongeveer 250 Afro-Amerikanen in de blanke sectie van de bussen zitten. Na een uur werden 21 leden van de ACMHR gearresteerd. Behalve het aanwakkeren van het activisme van de Afro-Amerikaanse bevolking van Birmingham zorgde de actie niet voor een wijziging in het segregatiebeleid van de bussen. Om dit nog extra te benadrukken werden de 21 arrestanten op 3 januari 1957 veroordeeld voor het overtreden van het beleid in de bussen van Birmingham. De ACMHR ging als reactie hierop in hoger beroep.[17] Helaas bracht het verzet rondom de kerst van 1956 niet de uitkomst die de ACMHR voor ogen had. Het stadsbestuur was niet van plan zo makkelijk toe te geven aan de activisten. Wel was het verzet belangrijk geweest voor de vergroting in het ledenaantal en het vertrouwen in Shuttlesworth. Door zijn daadkracht werd duidelijk dat hij de verantwoordelijkheid zou nemen om deze burgerrechtenbeweging te leiden.
De burgerrechtenbeweging van New York zette zich na de jaren dertig vlot voort en door middel van samenwerkingsverbanden en media-aandacht werden steeds kleine stappen gezet om de positie van de Afro-Amerikaanse bevolking van New York te verbeteren. In Birmingham kwam echter pas in 1956 een actieve lokale partij op die de strijd met het racistische stadsbestuur aan durfde te gaan en dit bleek helaas een bumpy road. Hoewel de burgerrechtenbeweging zich na de Great Depression in beide steden op verschillende wijzen ontwikkelde, kan voor zowel New York als Birmingham het zwaartepunt van de strijd in de jaren zestig gevonden worden.
De turbulente jaren zestig
De belangrijkste periode voor de burgerrechtenbeweging van Birmingham en New York was zonder twijfel de jaren zestig. In Birmingham werd de ACMHR gedurende deze periode versterkt door de Southern Christian Leadership Conference (SCLC), de partij die onder leiding stond van Martin Luther King Jr. De lokale bevolking van Birmingham was genoodzaakt de hulp van de SCLC in te roepen. Het lukte de ACMHR niet om zelf veranderingen aan te brengen in het segregatiesysteem van Birmingham. De SCLC en de ACMHR zetten in 1963 samen de Birmingham Campaign op; een campagne waarin werd gestreden voor de burgerrechten van de Afro-Amerikaanse bevolking van Birmingham. Hierdoor werd de stad in het voorjaar van 1963 opgeschud door massale protestmarsen, sit-ins en gewelddadige optredens vanuit het stadsbestuur en het politiekorps van Birmingham.[18] Zo werden demonstranten aangevallen door Duitse herdershonden en schroomde de politie niet om gebruik te maken van knuppels en brandweerslangen als wapens.[19] Toch werd er op 10 mei 1963 een akkoord gesloten tussen de leiders van de campagne en het stadsbestuur. Dit was baanbrekend voor Birmingham. De campagne had grote gevolgen op zowel lokaal als nationaal niveau.
Er werden spandoeken zichtbaar met teksten als ‘Save Us from Our Protectors’
In New York waren de jaren zestig eveneens van groot belang. In dit tijdvak kwam er meer aandacht voor de ontwikkelingen in het noorden, mede doordat zuidelijke activisten zoals Martin Luther King Jr. zich ook op het noorden gingen richten. In de jaren zestig groeide in New York de aanhang van de meer nationalistische en agressieve partijen zoals de Nation of Islam, waar onder andere Malcolm X een invloedrijke carrière in heeft gekend.[20] De burgerrechtenbeweging van New York kreeg hierdoor een radicaler karakter. Dit werd onder meer duidelijk door de rellen in de New Yorkse wijk Harlem in 1964. Politieagenten werden aangevallen met flessen en blikjes en er werden spandoeken zichtbaar met teksten als ‘Save Us from Our Protectors’ en ‘Stop Killer Cops’. De zomer van 1964 zou de geschiedenis ingaan als een periode vol met agressie en confrontaties tussen demonstranten en de New Yorkse politie. Deze rellen zijn dominant in de herinnering van de New Yorkse burgerrechtenstrijd. Het staat in contrast met de geweldloze zuidelijke burgerrechtenbeweging.
[caption id="attachment_62915" align="alignleft" width="403"] De foto van de Birgminham Campaign die de hele wereld overging.[/caption]
Hoewel Birmingham en New York in dit tijdvak beide druk waren met de vorderingen in hun eigen burgerrechtenbewegingen, was dit ook het moment waarin meer dialoog en contact tussen de noordelijke en zuidelijke strijd tot stand kwam. In het noorden werd bijvoorbeeld in media en pamfletten gerefereerd aan de zuidelijke omstandigheden, zoals in het pamflet dat in oktober 1947 in New York verspreid werd: ‘Lynching Northern Style: Police Brutality’.[21] Iedereen in het noorden was op de hoogte van de gruwelijke lynchings in het zuiden. Door dit woord te koppelen aan het politiegeweld in het noorden had men direct een associatie na het lezen van de titel. Door dit soort aanknopingspunten met hun zuidelijke broers en zussen te zoeken en te benadrukken, poogden de noordelijke activisten hun eigen strijd te versterken.
Waar het noorden vooral naar het zuiden verwees om de discriminatie in het eigen gebied te voorzien van een referentiekader, was het noorden vanaf de jaren vijftig ook steeds belangrijker voor de zuidelijke burgerrechtenbewegingen.
Ten eerste was het noorden cruciaal voor het zuiden vanwege de financiële steun. In het noorden, en dan vooral in New York, waren veel hoofdkantoren van grote burgerrechtenorganisaties zoals de NAACP gevestigd. Dit waren de belangrijkste geldverstrekkers van de zuidelijke burgerrechtenbewegingen, zoals voor de Birmingham Campaign in 1963.
Ook voorzagen noordelijke activisten hun zuidelijke lotgenoten van (politiek) advies. Dit gebeurde op een meer pragmatische wijze: noordelijke activisten steunden de zuidelijke activisten bij de zogenoemde sit-ins, verspreidden pamfletten, schreven artikelen en boden hen advies naar aanleiding van de door hen behaalde overwinningen in het noorden.[22] Ook boden noordelijke activisten het zuiden hun kennis en inzet door (leidende) functies te vervullen in de zuidelijke burgerrechtenorganisaties. Zo ook Ella Baker, die in New York woonde en hier deel uitmaakte van de groep leidende activisten. Ze stond naast andere activisten zoals A. Philip Randolph en was in de jaren dertig en veertig voorzitter van de NAACP in Harlem en sloot zich aan bij de SCLC.[23]
Ten slotte heeft de noordelijke media eveneens een belangrijke rol gespeeld in de zuidelijke burgerrechtenbeweging, zoals in de Birmingham Campaign. Toen de noordelijke media doorkreeg hoe heftig de situatie in Birmingham was, werden onder andere delegaties van de New York Times naar de stad gestuurd. Door de komst van de noordelijke media veranderde de aandacht voor de campagne. Zeker na de publicatie van onderstaande foto van Bill Hudson, waarop een Afro-Amerikaanse jongen (Walter Gadsden) wordt aangevallen door een Duitse herdershond van de politie. Deze foto ging de hele wereld over en hierdoor ontstond grote (inter)nationale aandacht voor de Birmingham Campaign.[24]
In de jaren zestig maakten New York en Birmingham grootse ontwikkelingen door in hun burgerrechtenbewegingen en werd de positie van de Afro-Amerikanen op federaal niveau een belangrijk onderwerp. Na jaren van activisme was (inter)nationale aandacht voor de complexe positie van de Afro-Amerikaan in de Verenigde Staten eindelijk behaald. Met name de Birmingham Campaign heeft ervoor gezorgd dat de ontkenning van dit grote probleem niet langer kon worden volgehouden in de Amerikaanse samenleving. De acties van de ACMHR en de SCLC waren ook voor andere zuidelijke steden de doorslaggevende factor om hun strijd voort te zetten. Binnen tien weken na de Birmingham Campaign volgden 758 demonstraties en 13.786 arrestaties in 75 steden in het zuiden. Deze demonstraties kwamen duidelijk voort uit de confrontaties in Birmingham.[25] Maar ook de frustratie die in New York had gezorgd voor radicale confrontaties tussen de Afro-Amerikaanse bevolking en de politie beïnvloedde andere steden. De extreme spanningen die op de voorgrond traden in de jaren zestig zorgden uiteindelijk voor de aanname van de Civil Rights Act in 1964 en de Voting Right Act in 1965. Hoewel de burgerrechtenbewegingen hierdoor niet abrupt afgesloten werden - het is immers een dynamische strijd geweest die door velen als een worsteling met een open eind wordt beschouwd - kan wel gesteld worden dat met deze nationale wetaannames een overwinning werd behaald. Na eeuwen zonder concrete juridische bescherming voor de Afro-Amerikaanse bevolking werd met de wetgeving van 1964 en 1965 een duidelijke nieuwe toon gezet door de federale overheid.
Eén nationale burgerrechtenbeweging?
Zeker in de beginjaren van de burgerrechtenbewegingen in New York en Birmingham werd de strijd vooral gevoerd op lokale schaal. Beide burgerrechtenbewegingen waren uniek, ze leken in sommige opzichten op elkaar en hadden hetzelfde doel voor ogen, maar hun wegen naar dat doel verschilden enorm.
Vanaf de jaren zestig kwam er meer interactie tussen de bewegingen in het noorden en het zuiden van de Verenigde Staten. Dit wil echter niet zeggen dat hierdoor de strijd in Birmingham en New York los gezien kan worden van het activisme in de jaren voorafgaand aan de jaren zestig. In deze jaren vormden beide steden eigen karakteristieken, activisten, organisaties en strijdpunten die weer ontstonden vanuit hun eigen unieke context en omstandigheden.
Het is dus te kort door de bocht om te spreken van één nationale burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten. Iedere stad pakte de strijd op verschillende manieren aan vanuit haar eigen situatie. Wel raakten de bewegingen van New York en Birmingham meer verweven naarmate de (inter)nationale aandacht in de jaren zestig gevestigd werd op deze raciale kwestie binnen de Amerikaanse samenleving. De bewegingen in het noorden en zuiden versterkten elkaar en zorgden er voor dat het gehele land in de ban raakte van de burgerrechtenstrijd. Het was immers niet een probleem dat slechts in het zuiden of noorden van het land voorkwam. Gebeurtenissen in zowel noord als zuid werden aan de grote klok gehangen en geen Amerikaan kon deze complexe strijd meer ontkennen. De burgerrechtenbewegingen van New York en Birmingham moeten daarom gezien worden als unieke en lokale bewegingen die protesteerden voor eenzelfde doel, maar beiden op een geheel eigen wijze.
Maud Mosterd (21) zit in het laatste jaar van haar bachelor Geschiedenis in Utrecht en heeft door de jaren heen een duidelijke interesse gevormd voor American Studies. Dit is eveneens zichtbaar in haar bachelorscriptie, waarop dit artikel is gebaseerd. Volgend jaar zal zij starten met haar master American Studies in Amsterdam.
Afkomstig uit:
Titel: | Historisch Tijdschrift Aanzet |
Nummer: | 3 |
Jaargang: | 29 |
Kijk voor meer informatie op onze website::
Voetnoten
[1] J. Verheul, Hoorcollege 15 maart 2013, Universiteit Utrecht.
[2] J. Dowd Hall, ‘The Long Civil Rights Movement and the Political Uses of the Past’, The Journal of American History vol. 91, nr. 4 (2005) 1233-1263, 1233-1234.
[3] Hall, ‘The Long Civil Rights Movement and the Political Uses of the Past’, 1234; doorverwijzing naar: B. Rustin, Down the Line: The Collected Writings of Bayard Rustin (Chicago 1971) 111.
[4] J.F. Theoharis en K. Woodward, Freedom North. Black Freedom Struggles outside the South, 1940-1980 (Basingtoke 2003) 2.
[5] Lassiter en Crespino, The Myth of Southern Exceptionalism, 6-9; S.K. Cha-Jua en C. Lang, ‘The ‘Long Movement’ as Vampire: Temporal and Spatial Fallacies in Recent Black Freedom Studies’, The Journal of African American History vol. 92, nr. 2 (2007) 265-288, 265.
[6] Eind 19e eeuw werden met de Reconstructions Amendments aanpassingen gedaan in de Amerikaanse grondwet. Hierdoor werd slavernij afgeschaft, kregen alle Amerikaanse burgers voor de wet dezelfde voorrechten en werd discriminatie in stemgerechtigdheid afgeschaft. Deze wetten waren van toepassing op de gehele Verenigde Staten maar het bleek al snel dat deze wetten in het zuiden genegeerd werden, zeker na invoering van de Jim Crow wetten, in het noorden werd echter wel gesteld dat deze wetten werden nageleefd.
[7] D. McWhorter, Carry me home Birmingham, Alabama. The climatic battle of the Civil Rights Revolution (New York 2001) 21.
[8] Onder de facto segregatie wordt verstaan dat racisme niet in de wet was vastgelegd. Voor de wet was de gehele bevolking gelijk maar in de praktijk was er wel degelijk sprake van segregatie.
[9]De National Association for the Advancement of Colored People (NAACP) was één van de grootste en belangrijkste overkoepelende organisaties in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.
[10] Biondi, To stand and fight, 16.
[11] C.J. Dubose, ‘The Brooklyn Urban League and Equal Employment Oppurtunity in New York’s War Industries’, in: M. Ezra, The Economic Civil Rights Movement. African Americans and the Struggle for Economic Power (New York 2013) 33-45, 36.
[12] Asa Philip Randolph was een leider binnen de burgerrechtenbeweging. Hij leefde van 1889 tot 1979 en leidde verschillende acties, waaronder de ‘March of Washington Movement’ in 1941-1946. Randolph was onder andere een grote inspirator voor Martin Luther King Jr.
[13] Dubose, ‘The Brooklyn Urban League’, 38.
[14]McWhorter, Carry me home Birmingham, Alabama, 130.
[15] Ibidem,131-132.
[16] Eskew, But for Birmingham, 116.
[17] Ibidem, 134-135
[18] Sit-ins waren een populaire vorm van protest in de burgerrechtenbeweging.Door plaats te nemen in blanke restaurants en winkels en vervolgens te weigeren deze te verlaten, protesteerden de Afro-Amerikanen tegen het gesegregeerde beleid in deze publieke accommodaties.
[19]A.D. Morris, ‘Birmingham Confrontation Reconsidered. An Analysis of the Dynamics and Tactics of Mobilization’, American Sociological Review vol. 58, nr. 2 (1993) 621-636, 628.
[20] De Nation of Islam stond bekend als een radicale partij in de burgerrechtenbeweging, het stelde een filosofie voor van raciale scheiding en zelfbeschikking. Malcolm X was van 1952 tot en met 1964 de nationale representant van de Nation of Islam. Hierna neemt Malcolm X meer afstand van de antiblanke retoriek van de Nation of Islam. (T.J. Sugrue, Sweet Land of Liberty. The Forgotten Struggle for Civil Rights in the North (New York 2008) 310).
[21] Biondi, To stand and fight, 70-71.
[22] Sugrue, Sweet Land of Liberty, XVIII.
[23] Biondi, To stand and fight, 258.
[24] McWhorter, Carry me home Birmingham, Alabama, 375.
[25] Morris, ‘Birmingham Confrontation Reconsidered’, 633.