Eerste steenlegging en geschiedenis Huis ten Bosch
De Sael van Oranje zou later uitgroeien tot Huis ten Bosch, het paleis dat vanaf 1981 het officiële woonverblijf van koningin Beatrix was. Na de eerste steenlegging was deze Sael bedoeld als zomerverblijf van stadhouder Frederik Hendrik.
De eerste steen van de Sael van Oranje werd op 2 september 1645 gelegd door Elizabeth van Bohemen, echtgenote van de ‘Winterkoning’ Frederik V van Bohemen. Dit paar verbleef in de Republiek omdat Frederik zijn troon was kwijtgeraakt na de Slag bij de Witte Berg in 1620, tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Het paleis werd gebouwd naar een ontwerp van de bekende 17e eeuwse schilder en architect Pieter Post.
Frederik Hendrik
Na de dood van stadhouder Frederik Hendrik in 1647 werd het paleis door zijn weduwe Amalia van Solms veranderd in een soort monument ter nagedachtenis aan haar echtgenoot. Tussen 1649 en 1652 liet zij twaalf schilders werken aan schilderingen in de Sael van Oranje, die het leven en de daden van de stadhouder eerden. Op de grootste schildering is Frederik Hendrik afgebeeld op een zegewagen, als vredestichter in de Tachtigjarige Oorlog.
Verschillende eigenaren en uitbreiding
Na de dood van Amalia van Solms in 1675 kwam het paleis in handen van haar dochters, die het paleis verkochten aan stadhouder Willem III. In deze tijd begon het gebouw ook bekend te worden onder de naam Huis ten Bosch. Omdat Willem III kinderloos overleed werd het paleis in 1702 eigendom van Frederik Willem I, koning van Pruisen. Frederik Willem was een afstammeling van Frederik Hendrik en erfde daarom dit Nederlandse paleis. Zijn zoon gaf het paleis in 1732 terug aan de Oranjes. De Sael van Oranje werd hierna onder stadhouder Willem IV (1747-1751) grondig gerenoveerd en uitgebreid. Er werden onder andere twee vleugels aan het paleis gebouwd, waardoor het groot genoeg werd om de permanente verblijfsplaats van de stadhouders Willem IV en V te worden.
Franse Tijd
Na de Franse inval 1795 werd het paleis gezien als oorlogsbuit en overgedragen aan de staat, waardoor het ‘nationaal bezit’ werd. Het deed een tijd dienst als gevangenis en het werd kort gebruikt als een museum, terwijl één vleugel van het paleis werd verhuurd aan een bordeel. Vanaf 1805 werd Huis ten Bosch de officiële residentie van raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck. Een jaar later moest hij zijn huis afstaan aan koning Lodewijk Napoleon, die er echter minder dan een jaar bleef wonen. De laatste bewoner van het paleis in de Franse tijd was gouverneur Charles-François Lebrun, die van 1810 tot 1813 in het paleis verbleef.
Huis van Oranje
Na de Napoleontische Oorlogen kwam Huis ten Bosch weer in het bezit van de Oranjes. Koning Willem I maakte regelmatig gebruik van het paleis en vanaf 1855 werd het Huis het woonverblijf van koningin Sophie. Na haar dood in 1877 stond het paleis lang leeg en werd het voor uiteenlopende doeleinden gebruikt. Zo stelde koningin Wilhelmina het gebouw in 1899 en 1907 beschikbaar voor de Haagse vredesconferenties. Wilhelmina verbleef zelf tijdens de Eerste Wereldoorlog in Huis ten Bosch, omdat zij vanwege de oorlog Den Haag niet kon verlaten en zo niet naar haar normale zomerverblijf in Het Loo kon.
Tweede Wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog raakte het paleis zwaar beschadigd. Huis ten Bosch werd zelfs bijna afgebroken door de Duitsers om plaats te maken voor een tankgracht voor de verdediging van Den Haag. Dit kon echter voorkomen worden en na de oorlog werd het paleis weer hersteld naar haar status van voor de oorlog.
Residentie van koningin Beatrix
In 1981 betrokken koningin Beatrix en prins Claus met hun kinderen Huis ten Bosch. Zij gebruikten maar één vleugel van het paleis, terwijl de andere vleugel wordt gebruikt als gastenverblijf. De oorspronkelijke Sael van Oranje heeft tegenwoordig een representatieve functie. In 2014 verliet prinses Beatrix Huis ten Bosch. Na een verbouwing van drie jaar betrokken koning Willem-Alexander en zijn familie het huis in januari 2019.