Home » Reportage
fossiel vechtende dinosauriers

Vrouwelijke onderzoekers ontdekten de vecht-dino’s

Dinosauriërs spreken al eeuwenlang tot onze verbeelding. Wie of wat waren de mysterieuze wezens? In het boek De laatste lente van de dinosauriërs neemt Paleontoloog Melanie During ons mee door de geschiedenis van de dinosauriërs en hun onderzoekers en schijnt nieuw licht op het uitsterven van de dino’s.

Volgens het clichébeeld zijn veel wetenschappen nog altijd het domein van mannen. Maar in de paleontologie waren het juist een aantal door vrouwen geleide expedities die voor bijzondere doorbraken zorgden. In de jaren 60 van de vorige eeuw leidden een aantal expedities onder leiding van de Poolse Zofia Kielan Jaworowska tot een meerdere vondsten die belangrijke wetenschappelijke puzzelstukjes op de plek legden. Sterker nog: een daarvan wordt nog altijd beschouwd als een heuse ‘smoking gun’. 


In het midden van de jaren 1960 leidde Zofia Kielan-Jaworowska (1925-2015) een reeks Pools-Mongolische expedities naar de Gobiwoestijn. Een van de vondsten die ze daar deed is wat wij graag een ‘smoking gun’-fossiel noemen. Of eigenlijk fossielen, want het waren er twee. 

Het ging om een Protoceratops andrewsi en een Velociraptor mongoliensis. Deze dieren waren samen gefossiliseerd in een gevechtshouding waarmee ze direct bewijs leverden van gewelddadig gedrag. De ‘Fighting Dinosaurs’, zoals dit duo bekendstaat, bevestigt niet alleen dat deze dieren tegelijkertijd in het gebied leefden, maar ook dat ze met elkaar omgingen – op een niet zo gezellige manier. Tot deze ontdekking konden we slechts speculeren of Velociraptor en Protoceratops een leefomgeving deelden en of ze misschien ook op elkaar joegen. De ‘smoking gun’ maakte dit plotseling bewijsbaar.

Hoe ze stierven en vervolgens bewaard zijn gebleven is onderwerp van voortdurende discussie. Er is gesuggereerd dat ze vochten en in een moeras terechtkwamen, waar ze verdronken en geconserveerd werden. Of ze vochten en kwamen in een zandstorm terecht, waar ze stierven en levend werden begraven. Of de Velociraptor probeerde zich te verbergen achter de logge Protoceratops die gehurkt zat in een zandstorm en de Protoceratops wilde dat helemaal niet hebben en besloot de Velociraptor te bevechten. De verwondingen die ze hebben zijn onder meer vele gebroken botten, waarvan wordt gesuggereerd dat ze het resultaat zijn van hun gevecht en hebben bijgedragen aan hun dood. Een andere hypothese is dat aaseters er na hun dood aan knabbelden en post mortem schade aan de botten veroorzaakten. Maar ook dit is nog geen afgesloten zaak.

Bij de door Kielan-Jaworowska geleide expedities waren meer vrouwen betrokken dan enkel zijzelf. Halszka Osmólska (1930-2008) en Teresa Maryańska (1937-2019) waren beiden ook lid van de Pools-Mongoolse expedities naar de Gobiwoestijn in de jaren 1960 en 1970. Dit waren tijden waarin ze met een primitieve uitrusting werkten, ze niet konden communiceren met de verschillende groepen die in verschillende richtingen gingen en het watertekort vaak kritiek werd. Deze expedities leidden tot de beschrijving van meerdere nieuwe dinosauriërs – zoals de ‘plathoofdige pachycephalosauriër Homalocephale, de ‘gansachtige’ Gallimimus en de langnek Nemegtosaurus. De logistieke uitdagingen van deze expedities maakten het heel lastig om grote skeletten mee te nemen uit de onbegaanbare Gobiwoestijn. Gelukkig vonden ze ook veel kleine fossielen, inclusief kleine zoogdieren uit het Late Krijt van Mongolië. In 1970 vonden ze een goudmijn aan Krijt-zoogdieren
– in een paar dagen ontdekte het team 22 schedels, en tijdens de daaropvolgende expedities verzamelde Kielan-Jaworowska met haar collega’s wat destijds de grootste collectie van zoogdierschedels uit het Mesozoïcum was in een museum, in totaal ongeveer 180. Dit hielp om het idee te weerleggen dat zoogdieren in de tijd van de dinosauriërs zeldzaam en relatief niet divers waren. Niets stond tussen Kielan-Jaworowska en haar werk: in 1971, nadat ze tijdens een zandstorm in de Gobiwoestijn een gescheurd trommelvlies had opgelopen, reisde ze terug naar Warschau voor een operatie om vervolgens onmiddellijk terug te keren en haar veldwerk voort te zetten.

Osmólska en haar coauteur Ewa Roniewicz beschreven onder andere Deinocheirus – nog een grote theropode waarvan zij aanvankelijk alleen maar gedeeltelijke armen hadden gevonden. In het beschrijvingsproces viel het hen op dat de klauwen die Maleev van Therizinosaurus had gevonden moesten hebben toebehoord aan een grote theropode en niet aan een schildpadachtige hagedis. De naam Deinocheirus betekent ‘verschrikkelijke hand’, wat ik heel toepasselijk vind, want hij had echt heel lange armen met grote klauwen eraan. Therizinosaurus had dus ook zulke lange armen met zo mogelijk nóg grotere klauwen eraan. Beide waren hoogstwaarschijnlijk planteneters. Zij waren de eerste vrouwen die nieuwe soorten dinosauriërs beschreven en veel van hun (mannelijke) collega’s waren erg onder de indruk. 


Bovenstaand fragment is afkomstig uit het boek De laatste lente van de dinosauriërs – pagina 154-156. 
Het hele boek lezen? Neem nu een abonnement op Geschiedenis Magazine, en kies het boek De laatste lente van de Dinosauriërs (t.w.v. € 24,99) als welkomstcadeau. 

Landen: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief.