Beleg van Akko tijdens de Derde Kruistocht
Op 4 juli 1187 behaalde de Saraceense generaal Saladin een grote overwinning op de kruisvaarders bij de slag bij Hattin, waarna hij niet veel later, vrijwel zonder weerstand, Jeruzalem kon veroveren. Het verlies van de stad ging als een schok door Europa en al snel werd er opgeroepen tot een nieuwe kruistocht. De eerste confrontatie van de Derde Kruistocht was het beleg van Akko in 1189.
In de lente van 1189 arriveerde de koning van Jeruzalem Guy de Lusignan voor de poorten van Akko. Hij probeerde de stad met een verrassingsaanval te veroveren, maar het stadsgarnizoen van de moslims was twee keer zo groot als zijn leger en de bestorming mislukte. Guy besloot daarop met zijn leger te wachten op de versterkingen uit Europa die zouden arriveren als onderdeel van de Derde Kruistocht. Als eerste arriveerden een Deense en een Friese vloot, later gevolgd door soldaten uit onder andere Vlaanderen, Frankrijk, Italië en verscheidene Duitse staten. Uiteindelijk telde het leger van Guy in totaal ongeveer 7.000 voetsoldaten en 400 ridders.
Confrontatie
Op 4 oktober 1189 kwam het tot een confrontatie tussen het leger van de Saraceense generaal Saladin en het leger van de Kruisvaarders. Aanvankelijk leken de christenen aan de winnende hand, maar nadat een groot deel van de soldaten de wapens neerlegde om de gevallen soldaten te plunderen besloot Saladin de tegenaanval in te zetten. Guy zag zich genoodzaakt zijn reserves, die eigenlijk bedoeld waren om het stadsgarnizoen in de gaten te houden, in te zetten tegen de Saracenen. Hierop opende Akko haar poorten en vielen ruim 5.000 soldaten uit de stad de Kruisvaarders in de rug aan. Het christelijke leger wist uiteindelijk stand te houden, maar leed enorme verliezen.
Frederik Barbarossa
Het gevolg van de slag was een impasse, waarbij het leger van de Kruisvaarders de stad Akko belegerde en tegelijkertijd zelf omsingeld werd door de Saracenen. Deze situatie hield uiteindelijk ruim vijftien maanden aan. Ondanks dat er hongersnood en ziektes uitbraken in het kamp van de Kruisvaarders bleef de moraal onder de kruisvaarders aanvankelijk hoog, mede dankzij het nieuws dat ze spoedig versterkt zouden worden door het leger van de keizer van het Heilige Romeinse Rijk. Keizer Frederik Barbarossa bereikte Akko echter nooit, want hij verdronk tijdens zijn reis in 1190 in de Turkse rivier de Saleph. Zijn zoon, Frederik VI van Zwaben, arriveerde uiteindelijk slechts met een klein restant van zijn vaders leger, waaronder de Nederlandse graaf Floris III van Holland.
Berend van Horstmar
Na een lange en zware winter kwam er pas in de lente en zomer van 1191 verlichting voor de Kruisvaarders. Toen arriveerden de legers van Filips II, koning van Frankrijk, en Richard Leeuwenhart, koning van Engeland. Al snel werden er met behulp van trebuchets enkele gaten in de stadsmuur geschoten en op 12 juli, nadat een laatste aanval van Saladin was afgeslagen, gaf de stad Akko zich over aan de Kruisvaarders. Naderhand zou de Saraceense generaal zijn waardering uitspreken voor de vastberadenheid van de Kruisvaarders bij het beleg van Akko. Zo prees Saladin onder andere de moed van de Nederlandse kruisvaarder Berend van Horstmar, die uiteindelijk de Derde Kruistocht zou overleven en terugkeerde naar Nederland, waar hij in 1227 omkwam bij de slag bij Ane tussen de Drenten en het leger van de bisschop van Utrecht.