De Slag bij Malplaquet: de bloedigste veldslag van de 18e eeuw
Op 11 september 1709 vond een van de bloedigste veldslagen uit de Nederlandse geschiedenis plaats. Bij de grens tussen de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk trof een alliantie van Groot-Brittannië, de Republiek der Verenigde Nederlanden, Pruisen, en het Habsburgse rijk het Franse leger. Op een vlakte bij het dorpje Malplaquet troffen tussen de 150.000 en 200.000 soldaten elkaar voor de grootste slag van de Spaanse Successieoorlog. Bij deze slag vielen bijna 35.000 doden, waarmee het de bloedigste veldslag is van de 18e eeuw. Alleen al de Republiek verloor ongeveer 8500 man. Daarmee is de Slag bij Malplaquet voor Nederland nog altijd een van de bloedigste veldslagen ooit.
Dood van Spaanse koning ontketent conflict
In het jaar 1700 overleed de Spaanse koning Karel II, zonder ooit kinderen te hebben gekregen. In zijn testament had hij vastgesteld dat het volledige Spaanse Rijk naar de Hertog van Anjou, de kleinzoon van koning Lodewijk XIV van Frankrijk, zou gaan. Dit betekende in de praktijk dat niet de hertog, maar de Franse koning over de Spaanse gebieden zou gaan regeren, waarmee Frankrijk een flinke gebiedsuitbreiding kreeg. De nieuwe Spaanse heerser besloot om troepen naar de Spaanse Nederlanden en andere door Spanje bestuurde gebieden te sturen. Aanliggende grote machten zagen deze uitbreiding van macht door Lodewijk XIV niet zitten en vormden een bondgenootschap. Groot-Brittannië, de Republiek der Verenigde Nederlanden, Pruisen, en het Habsburgse rijk voegden zich samen in de Grote Alliantie om verzet te bieden tegen het steeds verder uitbreidende grondgebied van Frankrijk. De Spaanse Successieoorlog (1701-1713) was begonnen.
De oorlog verliep bloedig. Regelmatig wisten Franse troepen buiten bereik van de legers van de Grote Alliantie te blijven en steden in te nemen. Maar als de legers elkaar ontmoetten, was de Grote Alliantie vaak de bovenliggende partij. Dat was over het algemeen de verdienste van de Britse generaal John Churchill, een voorvader van toekomstig premier Winston Churchill, ook wel bekend als de hertog van Marlborough. Door zijn uitstekende leiderskwaliteiten en militaire visies wist de Alliantie meerdere belangrijke overwinningen te behalen.
Frankrijk hoort van plannen Churchill
Op 3 september 1709, acht dagen voor de veldslag, namen de hertog van Marlborough en de voor Habsburg uitkomende prins Eugenius van Savoye de citadel van Doornik in. Na het innemen van deze citadel werd direct besloten om ook het plaatsje Bergen, ongeveer 40 kilometer bij Malplaquet vandaan, in te nemen. Toen de Franse maarschalk Claude Louis Hector de Villars dit nieuws hoorde, besloot hij om zijn leger bij een open bosweg bij Malplaquet te positioneren. Hij gaf opdracht om zijn regimenten tussen de twee bossen aan beide kanten van de weg op te stellen en zijn soldaten begonnen met de bouw van defensieve stellingen.
Op 9 september arriveerden de Geallieerde legers van de hertog van Marlborough, de prins van Savoye en de prins van Oranje, Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, bij de bossen waar het Franse leger zijn opwachting maakte. De artillerie opende vrijwel direct het vuur, maar toch duurde het nog twee dagen totdat de slag daadwerkelijk los zou barsten.
Hertog van Marlborough zet de aanval in
Op 11 september, rond acht uur in de ochtend, gaf de hertog van Marlborough het bevel om aan te vallen. Zijn troepen vielen de door bos beschutte Fransen aan beide flanken aan. Op die manier hoopte Marlborough dat de Fransen versterkingen naar de flanken zouden sturen en zo hun posities in het midden zouden verzwakken. De Franse maarschalk Villars had dat echter voorzien. Door de opgebouwde stellingen en beschutting van het bos konden de Fransen de aanval relatief makkelijk afslaan, waarbij het leger van Marlborough zware verliezen leed. Vooral de troepen onder leiding van de prins van Oranje leden grote verliezen. De prins liet zijn troepen de Franse linies meerdere keren frontaal bestormen, waarbij hij zelf vooropging. Dat kostte duizenden van zijn soldaten het leven, maar wonderbaarlijk genoeg kwam de prins er zelf zonder grote verwondingen vanaf. De verbeten aanvallen van de Grote Alliantie bereikten uiteindelijk toch hun doel, aangezien de Fransen versterkingen naar de flanken stuurden. Marlborough gaf, toen dat gebeurde, bevel om ook via het centrum aan te vallen, waarmee hij zijn tegenstander de volle laag gaf. Na een aantal uur kreeg Villars een kogel in zijn knie en moest daardoor het veld verlaten. Hij gaf het bevel door aan de maarschalk Louis-François de Boufflers.
Beide partijen voerden grote charges uit, waarbij veel soldaten omkwamen. Nadat meerdere hoge Franse legerleiders werden uitgeschakeld in de bloedige gevechten, zag maarschalk de Boufflers geen mogelijkheden meer om het tij te keren. Rond drie uur in de middag, ongeveer zeven uur na het begin van de slag, gaf hij het bevel aan de Franse troepen om zich terug te trekken. De leiders van de Grote Alliantie besloten, mede wegens het hoge aantal doden bij henzelf, om geen achtervolging in te zetten.
In de nasleep van de veldslag
Ondanks dat de Alliantie het Franse leger dwong zich terug te trekken, is het de vraag of dit als een overwinning kon worden gezien. Frankrijk verloor 11.000 soldaten, terwijl de geallieerden 21.000 mensen verloren, wat neerkomt op iets minder dan een kwart van de troepen. Verder hadden beide kanten duizenden gewonden. In de nasleep waren beiden partijen waarschijnlijk vooral bezig met het likken van de eigen wonden. Ondanks dat de Fransen zich terug moesten trekken, zagen zij de nederlaag niet als een afgang. In het verslag van maarschalk Boufflers voor Lodewijk XIV staat dat hij “het ongeluk heeft om een nederlaag mee te delen, maar ik kan u verzekeren dat een nederlaag van Uwe Majesteit nog nooit met grotere glorie gepaard ging.” Door de grote verliezen was het militaire bondgenootschap ernstig verzwakt, wat de Fransen relatief gunstig stemden. Het innemen van Bergen lukte de Alliantie nog, maar door het groot aantal slachtoffers van deze veldslag zat er in 1709 niet veel meer in. De grote verliezen in zowel mensenleven als in geld begonnen voelbaar te worden bij de Grote Alliantie.
De Spaanse Successieoorlog duurde uiteindelijk nog tot en met 1713. Bij de Vrede van Utrecht kwamen de strijdende partijen nader tot elkaar. Hier werd vastgesteld dat de Oostenrijkse tak van de Habsburgers het gezag kreeg over de meeste Spaanse gebieden buiten het Iberisch Schiereiland. Daardoor kregen de Habsburgers dus ook de macht over de voormalig Spaanse Nederlanden, waarmee de naam veranderde naar Oostenrijkse Nederlanden.