Het einde van de Spaanse Burgeroorlog. Franco is winnaar van de strijd.
Op 28 maart 1939 kwam er na bijna drie jaar een einde aan de Spaanse Burgeroorlog. Dit betekende het begin van een periode waarin Spanje gebukt zou gaan onder de dictatuur van Francisco Franco (1939-1975).
Aanloop
De eerst tekenen van het begin van de Spaanse Burgeroorlog kunnen worden gesitueerd rond 1930. De toenemende kritiek op de politieke en sociale situatie destijds zorgde ervoor dat Miguel Primo de Rivera, wiens dictatuur werd gesteund door koning Alfonso XIII, aftrad. Alfonso werd in 1931 gedwongen om gemeenteraadsverkiezingen toe te staan en ontvluchtte vervolgens het land. De republikeinen wonnen de verkiezingen en riepen de tweede Spaanse republiek uit. De nieuwe grondwet van de republiek zorgde onder andere voor een seculier democratisch systeem, regionale autonomie, verplicht seculier onderwijs, vrouwenkiesrecht en godsdienstvrijheid. Bovendien gaf het de staat de mogelijkheid land te onteigenen en in te zetten voor een breder gebruik.
Polarisatie
Deze nieuwe maatregelen resulteerden in een verdere polarisatie in Spanje. De katholieke kerk was woedend over haar verlies van macht en inbreng. De grootgrondbezitters in voornamelijk het zuiden (latifundistas) verzetten zich tegen de onteigening van hun grond. De jornaleros (zij die geen grond bezitten) vonden het proces juist te langzaam gaan. De spanningen leidden in 1934 tot een opstand in de mijnstreek Asturias. Het rechtse Conferderación Española de Derechas Autónomas (CEDA) dat aan de macht was, drukte de opstand met veel geweld de grond in. De verslagen linksen verenigden zich in de Frente Popular (FP) en wonnen in februari 1936 de verkiezingen onder leiding van Manuel Azaña.
Golpe de estado
De verkiezingsoverwinning duurde echter niet lang. Op 17 juli 1936 pleegden een aantal nationalistische, rechtse generaals, aanvankelijk onder leiding van José Sanjurjo en Emilio Mola, een staatsgreep (golpe de estado). Dit markeerde het begin van de Spaanse burgeroorlog. De golpistas waren met name tegen de pogingen van het republikeinse FP om de bevoorrechte positie van het leger te beëindigen. Bovendien verzetten zij zich tegen het idee van dos Españas: het verstrekken van regionale autoriteit aan gebieden als Catalonië, Baskenland en Galicië achtten zij onacceptabel. Daarbij zagen zij de republiek als een gevaar voor het Spaanse katholicisme.
Cruzada nacional
De golpistas veroverden in de korte tijd na de coup een groot deel van Spanje. De inval van troepen vanuit Marokko, onder het bewind van Francisco Franco (bijgenaamd generalísimo), was hierbij cruciaal. De nationalistische golpistas typeerden hun rebellie tegen de republiek als een nationale kruistocht (cruzada nacional). Hiermee grepen zij terug op het – in hun ogen – heroïsche verleden van de Reconquista. In februari van 1939 had alleen het gebied in het zuidoosten van Spanje zich nog aan een bezetting van de golpistas weten te onttrekken.
Verovering van Madrid
Echter, de steun die de nationalistische troepen ontvingen van fascistisch Italië en Nazi-Duitsland, die onder meer het bombardement op Guernica uitvoerden, droeg er uiteindelijk aan bij dat het republikeinse vrijwilligersleger bezweek. Op 28 maart 1939 vielen de troepen van Franco Madrid binnen, het laatste republikeinse bolwerk. De burgeroorlog was beëindigd, de dictatuur van Franco was begonnen.