Het politieke landschap van Oostenrijk na de Tweede Wereldoorlog
In mei 2019 viel het Oostenrijkse kabinet na het zogeheten 'Ibizagate' schandaal, waarbij beelden circuleerden van de leider van de regerende rechts-populistische partij, FPÖ, waarop hij een rijke Russin overheidscontracten beloofde in ruil voor donaties aan zijn partij. Dit schandaal lijkt veel invloed te hebben op de daaropvolgende vervroegde verkiezingen van september 2019, waarbij de conservatieve coalitie-partij, ÖVP, als grootste eruit kwam met 37,1% van de stemmen. FPÖ verloor daarentegen 10% van de stemmen en strandde op 16,1%. Deze opmars naar rechts, die nu in Oostenrijk lijkt af te nemen, is echter al decennialang gaande. Hoe is het Oostenrijkse politieke landschap zoals wij dat nu kennen tot stand gekomen?
In 1945, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, werd in Oostenrijk de Sozialistische Partei Österreichs (SPÖ) opgericht. Deze partij was een nakomeling van achttiende-eeuwse sociaaldemocratische partijen die in 1889 opgingen in de SDAPÖ. Deze laatste partij had in de beginjaren van de 20e eeuw veel succes in het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. In 1945 werd tevens de Österreichische Volkspartei (ÖVP) opgericht: een partij met liberale grondslag die sinds haar bestaan bijna altijd regeerde.
Na de Tweede Wereldoorlog
De bezetting van de Fransen, Amerikanen, Britse en Russische troepen uit de Tweede Wereldoorlog kwam pas in 1955 ten einde. Op 15 mei van dat jaar werd in Wenen het Oostenrijkse Staatsverdrag ondertekend. De Tweede Oostenrijkse Republiek was hiermee definitief een feit. Het verdrag gaf "eeuwige neutraliteit" aan Oostenrijk. Het verdrag verbood Oostenrijk tevens om zich ooit nog aan te sluiten bij Duitsland.
Ontstaan van de FPÖ
Sinds de oorlog hebben de sociaaldemocratische SPÖ en de ÖVP, een christendemocratische partij, bijna onafgebroken geregeerd. Het politieke landschap kreeg in 1955 gezelschap van de Freiheitspartij, opgericht door politicus Anton Reinthaller (1895-1958). De Freiheitspartij ging in datzelfde jaar samen met het Verband der Unabhängigen (vdU) op in de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ). De FPÖ staat, net als veel radicaal-rechtse partijen, bekend om de nationalistische standpunten als de afschaffing van de euro en een streng immigratiebeleid.
Jaren zeventig en tachtig
Tussen 1983 en 1986 maakte de FPÖ haar regeerdebuut, ondanks de slechte verkiezingsuitslag tijdens de parlementsverkiezingen van 24 april 1983. De FPÖ, die toen werd geregeerd door de liberaal Norbert Steger, regeerde toen samen met de SPÖ. De jaren tachtig waren gouden jaren voor de sociaaldemocratische SPÖ. De partij schommelde tussen 1980 en 1990 tussen de 80 en zelfs 90 zetels, die werden behaald tijdens de verkiezingen van 24 april 1983. In 1991 wijzigde de naam van de partij in de 'Sozialdemokratische Partei Österreichs.'
Na 2000
Op 3 september 1999 boekte de FPÖ, die toen al twaalf jaar geleid werd door Jörg Haider, met 27 procent van de stemmen de grootste verkiezingswinst ooit. Regeren was dan ook een logische stap voor de partij. De coalitie met de ÖVP hield zes jaar stand. Vanaf 2005 tot 2019 was Heinz-Christian Strache de leider van de rechtse partij. Onder zijn leiding vond de FPÖ de weg terug naar boven, waarbij de partij in 2017 26% van de stemmen ontving en toetrad tot de coalitie. Zijn leidingsperiode eindige echter in tranen: na het beschamende 'Ibizagate'-schandaal werd de partij in 2019 op een vors verlies bij de parlementsverkiezingen getrakteerd.
Afbeelding:
Het parlementsgebouw in Wenen, de hoofdstad van Oostenrijk via Wikimedia Commons