Anna Maria van Schurman (1607-1678), de Europese Pallas van wijsheid

logo%20groniek%20jpegAnna Maria van Schurman werd in 1636 de eerste studente. Ruim twee eeuwen later werd Aletta Jacobs (1872) de tweede studente en na haar vele anderen. De uitsluiting van vrouwen had veel te maken met het Latijn, de enige voertaal aan de universiteiten. Dat was een groot struikelblok, behalve voor Van Schurman.

Auteur: Pieta van Beek

Anna Maria van Schurman (1607-1678), de Europese Pallas van wijsheid [1]

Op een prachtige gravure uit 1660 toen Domkerk en toren nog één waren, stond haar huis apart vermeld: De Woningh van Iof. Schurmans. Op het huidige huis Achter de Dom 6 − slechts een fractie van het oorspronkelijke huis − hangt boven de deur en uit het zicht een naamplaatje met de tekst ‘Hier woonde Anna Maria van Schurman’. Het zou dé herinneringsplek bij uitstek kunnen zijn… Echter, niemand weet dat haar naam in de Domkerk om de hoek terug te vinden is in de ‘Wolk der getuigen’, een bord met namen van martelaren dat boven het Heilige Graf van Christus hangt. Niemand ziet ‘klokke Anna’ in het torentje van het Academiegebouw op het Domplein hangen en nog minder weet men dat haar dichtregel ‘O Utreght, lieve Stadt hoe soud ick U vergeeten’ in die klok gegrift staan. In Utrecht is wel een straat naar haar vernoemd en ook Bilthoven, Franeker, Lexmond en Amersfoort hebben een Anna Maria van Schu(u)rmanplein, -straat of -singel. In Franeker is zelfs een school naar haar vernoemd. Bovendien staat haar borstbeeld in de Tweede Kamer in Den Haag te midden van andere vaderlandse beroemdheden.

Dit heeft echter nauwelijks bijgedragen aan de bekendheid van Anna Maria van Schurman. Het gros van Nederland kent haar niet terwijl ze toch de eerste studente was in 1636. Dat is dus niet Aletta Jacobs in 1872. Met Jacobs begon de continue stroom van vrouwelijke studenten, maar Van Schurman was toch echt de eerste in 1636 die met toestemming alle soorten colleges (hoorcollege, dispuutcollege, privaatcollege) in verschillende vakken volgde aan de Universiteit van Utrecht. Omdat ze Aletta Jacobs een paar eeuwen voor was, en bovendien in ontoegankelijke talen als Latijn, Grieks en Hebreeuws schreef en ook nog eens aan het eind van haar leven zich bij een radicale religieuze groepering aansloot is ze als eerste studente uit het collectieve geheugen verdwenen.

Dat was in haar eigen tijd (1607-1678) wel anders. Hugo de Groot roemde haar als de enige vrouwelijke intellectueel in Nederland. Velen stelden haar gelijk met de Griekse godin van de wijsheid, Pallas Athene, en daarom werd ze ook de Utrechtse Pallas genoemd. Duizenden geleerden uit Nederland en Europa kwamen bij haar in Utrecht op bezoek of correspondeerden met haar. De koningin van Zweden, de koningin van Polen en het huis van Oranje kwamen langs. Haar leven werd als beroemd persoon op de voet gevolgd en ze bereikte de top van roem die voor een vrouw mogelijk was.

Eigenlijk was het hele leven van Anna Maria van Schurman één grote uitzondering op de regel. Het was niet bijzonder dat ze als jong protestants meisje met haar Nederlandse vader Frederik van Schurman en adellijke Duitse moeder Eva von Harff en haar broers in 1610 uit het rooms-katholieke Keulen moest vluchten. Vluchtelingen om het geloof waren er wel meer. Ook was ze niet bijzonder als immigrantenkind in Nederland: in Amsterdam alleen al was veertig procent immigrant. Ook was ze in Nederland geen uitzondering als aanhangster van de calvinistische religie. De Republiek zat er vol mee. Wel bijzonder was dat ze als protestants meisje de kuisheidsgelofte aflegde en dat ze Latijn leerde. Aangezien het celibaat nu juist geen obstakel was naar geleerdheid, gaat het in het volgende over wat wèl de grootste hinderpaal voor vrouwen naar de geleerdheid was: kennis van het Latijn.

[caption id="attachment_65309" align="aligncenter" width="268"]Kerk De ‘Woningh van Iof. Schurmans’ achter de Dom, Het Utrechts Archief.[/caption]

Latijn

Zo’n tweeduizend jaar was het Latijn de taal van het Romeinse Rijk, van de geleerdheid en van de kerk geweest. Ook al was het Latijn na de Reformatie niet meer de taal van de (hele) kerk en had het zijn functie verloren als taal van bestuur, was kennis van het Latijn onmisbaar voor geleerden. Het bleef namelijk in heel Europa de voertaal aan universiteiten en hogescholen. Alleen als jongemannen thuis of op de Latijnse school Latijn geleerd hadden, werden ze toegelaten tot de universiteit en konden zij later topbanen in handen te krijgen. Kortom, het vermogen om in het Latijn te lezen en te schrijven was dus vanaf de klassieke oudheid fundamenteel voor instituties van mannelijke macht en autoriteit. [2]

Meisjes en vrouwen waren grotendeels van deze mannelijke Latijnse cultuur buitengesloten. Ze mochten geen formele opleiding buitenshuis volgen of in het openbaar spreken. Bij hoge uitzondering hadden meisjes in de vroegmoderne tijd toegang tot een studie thuis, in het zeldzaamste geval tot de studie van het Latijn. Vrouwen hadden geen zicht op een baan en dan bestond ook nog het gevaar dat ze door sommige klassieke schrijvers op verkeerde, losbandige gedachten gebracht zouden worden. Toch kregen sommige (adellijke) jonge vrouwen een privé-opleiding in de klassieken, maar dat was dan afhankelijk van opvoedkundige ideeën, van de sociale context (bijvoorbeeld broers die thuis onderwijs kregen) en van aspiraties van met name de vader. Dat patroon zien we ook in huize Van Schurman waar vader Frederik zijn zonen, en later ook zijn dochter, Latijn leerde. Aanvankelijk leerde Frederik zijn dochter Frans, maar zij bleek aanleg voor Latijn te hebben: Toen haar broers het juiste antwoord niet wisten op een moeilijke vraag, riep zij het toe. Daarop besloot Frederik van Schurman zijn slimme dochter Latijn te leren. Dat hij bij het onderricht van het Latijn censuur uitoefende en de al te expliciete erotische en goddeloze schrijvers weerde, is verder van minder belang dan dat hij voor haar de poort naar geleerdheid opende. [3]

Anna Maria van Schurman zette zich volledig in en beheerste een paar jaar later zo goed Latijn (en later ook Grieks) dat ze het kon spreken en schrijven, niet alleen brieven en verhandelingen, maar ook gedichten. Recent onderzoek laat zien dat een handjevol vrouwen ten tijde van Van Schurman in binnen- en buitenland ook in het Latijn en Grieks schreven, bijvoorbeeld Bathsua Makin in Engeland, Birgitta Thott in Denemarken, Maria Tesselschade en Margaretha Godewijck in Nederland. [4] Hun invloed was echter veel minder groot dan dievan Van Schurman, omdat veel van hun werk in manuscript bleef. Bovendien schreven ze geen academische verhandelingen in het Latijn zoals Van Schurman. Anna Maria van Schurman had het geluk om hoogleraar en predikant Gisbertus Voetius als buurman te krijgen. Hij nodigde haar als enige vrouw uit om een Latijns lofdicht te schrijven op de nieuwe universiteit van Utrecht (1636). In dat geheel volgens de klassieke retorica opgebouwde gedicht klaagde ze precies op het juiste moment over de uitsluiting van vrouwen en pleitte voor toelating. [5] Die kreeg ze. De opening van de Universiteit van Utrecht was het begin van haar universitaire studies en internationale roem. Ze volgde colleges in de letteren en de geneeskunde, maar vooral in de theologie, destijds studie nummer één in Europa. Weliswaar in een speciale ‘Écoute’ (luisterkamertje), afgezonderd van de rest, maar dat was alleen bij de hoorcolleges. Ze kende op den duur veertien talen (sommige door zelfstudie, bijvoorbeeld de studie van het Ethiopisch die uitliep in het schrijven van een grammatica voor het Ethiopisch6), raakte goed onderlegd in de theologie, filosofie en filologie en vergat ook de kunsten als graveren en schilderen niet. Terecht schreef Jacob Cats onder een portret een lange lijst van haar kundigheden:

Wie oyt dit aerdig beelt sult komen aen te schouwen,
Hout vast, dat gy hier siet een roem voor alle vrouwen.
Van dat de werelt stont tot heden op ten dagh
Niet een die haer geleeck of nu bereycken magh. [7]

Publicaties in het Latijn

Voor 1636 circuleerden Van Schurman’s brieven en gedichten in het Nederlands, Latijn en Frans in manuscript en dat was ook de norm voor schrijfwerk van vrouwen. Het was nog taboe om met een publicatie naar buiten te komen, al werden bijvoorbeeld wel postuum de religieuze liederen van de blinde Soetje Geryts gepubliceerd. Dat veranderde in de loop van de zeventiende eeuw. [8] In 1636 publiceerde Van Schurman haar Latijnse, Franse en Nederlandse gedicht ter ere van de universiteit in mannenwerk (bijvoorbeeld in het boek met inaugurele redes en lofdichten of de uitgegeven preek van Voetius met haar gedicht). In 1638 publiceerde ze Latijnse gedichten in een boek met Echo’s (gedichten waarin het laatste gedeelte van een regel als een echo wordt herhaald) van Theodorus Dousa. Van Schurman gaat haar hele leven door met het schrijven van gedichten die soms gepubliceerd worden, bijvoorbeeld het rouwgedicht voor de Utrechtse hoogleraar Meinardus Schotanus of voor de Leidse rector magnificus Bernhardus Schotanus. Iedere keer was ze de enige vrouw die een bijdrage publiceerde. [9] Haar eerste zelfstandige publicatie dateert van 1638, maar juist die druk verscheen zonder haar toestemming in Parijs als Amica Dissertatio inter Annam Mariam Schurmanniam et Andr. Rivetum de capacitate ingenii muliebris ad scientia. Het boek was een deel van haar briefwisseling met de hoogleraar Andreas Rivet over het thema vrouwen en wetenschap. Die uitgebreide briefwisseling met daarbij een logisch betoog verscheen kort daarop (in 1641) bij de beroemde Elzeviers onder de titel Dissertatio de ingenii Muliebris ad Doctrinam et meliores Litteras aptitudine. Daarnaast verscheen een (gedeeltelijke) Franse en Engelse vertaling. [10] Het boek maakte geweldig veel indruk en sindsdien werd ze in Europa vaak als voorbeeld bij het thema vrouwen en wetenschap genomen, bijvoorbeeld in Frauenzimmer Gesprächspiele (1644). [11]

Het levenseinde was een onderwerp waarover in Van Schurman’s tijd druk gediscussieerd werd. Lag dat vast, had God dat van te voren bepaald? En zo ja, maakte het dan uit om gezond of ongezond te leven? Van Schurman deed als enige vrouw mee met die internationale discussie onder leiding van de geleerde Dordtse arts Johan van Beverwijck. Het derde deel met haar Latijnse bijdrage verscheen in 1639, tegelijk met een aparte Nederlandse vertaling van haar verhandeling Paelsteen van den tijd onzes levens, waarvan vele herdrukken volgden. [12] In haar leven publiceerde ze dus zowel zelfstandig als in andermans werk, bijvoorbeeld haar Latijnse gedicht op Buchelius in een boek over Utrechtse geschiedenis (1641). Maar haar Latijnse lofdicht op het boek van de Deense Birgitta Thott werd ook gepubliceerd (1658). [13] Twee Latijnse boeken van Van Schurman springen er uit qua herdrukken en verspreiding, de Opuscula en de Eukleria.

[caption id="attachment_65316" align="aligncenter" width="301"]Naamloos Anna Maria van Schurman, onbekende kunstenaar in: Christiaan August Vulpius, Pantheon berühmter und merkwurdiger Frauen. Dritter Theil. Leipzig, 1812.[/caption]

 

Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica [14]

In 1648 verscheen bij Elzeviers in Leiden de eerste druk van de Nobilissimae Virginis Annae Mariae à Schurman Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica (‘Klein werk in proza en poëzie in het Hebreeuws, Grieks, Latijn en Frans van de edele, jonge vrouw Anna Maria van Schurman‘). De Leidse hoogleraar Frederik Spanheim beval in het voorwoord het boek en de schrijfster als volgt aan:

‘Lezer, u heeft hier een boek in handen zoals u er nog nooit een gezien heeft. Als enig land laat Nederland u een jonge vrouw zien die niet alleen bedreven is in talen die het gebied zijn van de geleerden, maar die ook ervaren is in bijna alle takken van geleerdheid. Ze is de beste poging van de natuur in het vrouwelijke geslacht.. [...] Zo verkwistend heeft Gods goedheid zich in één hoofd uitgestort…’ [15]

 

In de Opuscula – wat letterlijk betekent ‘werkjes’ of ‘klein werk’ – staan eerder uitgegeven discussiestukken zoals De Vitae Termino (over het levenseinde) of de Dissertatio (over de geleerdheid van vrouwen) en aanbevelingsbrieven, een zelfportret, Latijnse, Hebreeuwse en Griekse en Franse brieven, gedichten en lofgeschriften. Het is als het ware een vitrine vol virtuositeit van Van Schurmans kennis en deugden: Latijn, Grieks, Hebreeuws, Frans, Syrisch, Aramees en Arabisch; logica, poëzie, theologie, filosofie en filologie; vroomheid, bescheidenheid en maagdelijkheid. In de Opuscula zien we een stoet van bevriende geleerden, hoopgeplaatste personen uit kerk en staat, prinsessen en koninginnen, kunstenaars uit Nederland, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Turkije voorbij trekken. Het illustreert haar rol als geleerde vrouw in Europees verband.

De onderwerpen variëren van een felicitatie voor een koningin die pas van haar kraambed is opgestaan, een advies aan een prinses welke klassieken de moeite waard zijn en een logisch betoog over de geschiktheid van vrouwen voor de wetenschap, tot een verdediging tegen de geruchten dat ze de lichtzinnige Franse roman l’Astrée vertaald zou hebben.

De Opuscula kon slechts door de geleerde mannen en een handjevol geleerde vrouwen binnen de ‘Republiek der Letteren’ gelezen worden. De Republiek der Letteren was het uitgebreide netwerk van humanistische geleerden in de zestiende en zeventiende eeuw dat over de grenzen van landen, talen, religies, sekse en rangen en standen uitsteeg. De voertaal was voornamelijk Latijn en soms Grieks. Van Schurman, zelf calviniste, schrijft over de geloofsgrenzen heen aan Meletios Pantogalus, de bisschop van de Grieks-Orthodoxe Kerk te Efeze, maar ook aan anglicanen, rooms-katholieken, remonstranten en hugenoten. Met Meletios Pantogalus schrijft Van Schurman in het Grieks over het thema maagdelijkheid.Toen hij in Leiden student werd, hoorde hij daar zo lovend over haar praten dat hij haar een brief in het Grieks schreef:

Van alle kanten hoorde ik over je hoogstaande morele leven en ook over je filosofische instelling en opleiding in het Grieks. Vooral hoorde ik over je religieuze studies, maar ik stond in volle bewondering voor je maagdelijkheid, Anna Maria, beeldschone, gezegende en bijzonder wijze maagd… Ik heb onmiddellijk God gedankt omdat er nu, aan het eind der dagen, net als vroeger nog dochters zijn die niet alleen in de deugd van wijsheid, maar ook in die van maagdelijkheid uitblinken en schitteren. O engelachtige maagdelijkheid. Jij bent een roos tussen de doornen. Haast je dus, prachtige bruid van de onsterfelijke bruidegom…[16].

 

Ze is voor hem de wijze maagd bij uitstek, een verwijzing naar de bijbelse parabel over de vijf wijze en vijf dwaze maagden (Mattheüs 25: 1-13). Van Schurman, die haar vader op zijn sterfbed in 1623 had moeten beloven om nooit te trouwen en zich altijd aan die belofte gehouden heeft, antwoordt hem in het Grieks dat lof het beste is als het met de waarheid overeenkomt. Nu zet Meletios Pantogalos haar op zo’n voetstuk (in het Grieks komt dat tot uitdrukking door het vaak voorkomen van de overtreffende trap, de allermooiste, etc.) dat ze zijn overdreven lof niet wil aanvaarden. Maar wat betreft die maagdelijkheid stem sy nogal saam. Dat blijkt ook uit het gedicht in de Opuscula uit haar levensspreuk ‘Mijn liefde is gekruisigd’ en de gedichten van anderen op haar levensspreuk.[17]

Een ander onderwerp dat veel ter sprake komt in de Opuscula is onderwijs en opvoeding, vooral in de correspondentie met het handjevol geleerde vrouwen als Bathsua Makin, Marie du Moulin, Elizabeth van Bohemen, Dorothea Moore en Marie Jars Gournay en met wie Van Schurman een netwerk binnen de Republiek der Letteren vormde. Ze geeft Makin bijvoorbeeld raad om te midden van de burgeroorlog verder te gaan met haar opvoedkundige taak om het jonge Engelse prinsesje Elisabeth, dochter van koning Karel I en koningin Henriëtta Maria te onderwijzen. Ook in andere brieven en gedichten komt naar voren hoe de opvoeding van meisjes en vrouwen haar ter harte gaat. [18] In het logisch betoog geeft ze als argument dat vrouwen geschikt zijn voor de studie:

‘Wie een redelijk rustig en vrij leven te beurt valt, is geschikt voor de letterenstudie. Juist vrouwen valt vaak zo’n leven te beurt. Dus.
De redenering van de major is duidelijk wanneer men stelt dat niets zo studievriendelijk is als rust en vrijheid. De minor bewijzen wij met dit argument: iedereen die heel vaak vrije tijd heeft, vrij van zorgen en openbare verplichtingen is, heeft een behoorlijk rustig en vrij leven. Juist vrouwen (vooral als ze ongetrouwd zijn) hebben heel vaak tijd voor zichzelf. Dus.’ [19]

 

Ze zegt verder dat vrouwen voor studie minstens een gemiddeld verstand nodig hebben, geen armoede moeten kennen, over veel vrije tijd kunnen beschikken en dat ze studeren ter ere Gods. Bovendien moeten ze hun sekse zoveel mogelijk van nut zijn. Dat laatste doet Van Schurman zelf door het goede voorbeeld te geven als geleerde vrouw, maar ook door bijvoorbeeld Marie du Moulin aan te zetten tot de studie van het Hebreeuws of door Sara Nevius de kunst van het metrisch dichten bij te brengen.20 Het boek beleefde druk op herdruk: 1648 (Leiden), 1650 (Leiden), 1652 (Utrecht), 1672 (Leiden en Herford), 1700 (Wezel), 1723 (Dresden), 1749 (Leipzig) en 1794 (Leipzig). Na een uitgebreid onderzoek vinden we echter slechts vier uitgaven, die van 1648, 1650, 1652 en 1749. Van een vermeende Duitse vertaling is nog geen spoor en er zijn slechts verwijzingen naar de editie uit 1723.21 De Opuscula ligt nu nog in vrijwel elke Westerse bibliotheek van belang. De wijde verspreiding en de vele exemplaren die bewaard gebleven zijn, maken het polyglotte (veeltalige) boek nog fascinerender. Behalve dat het Latijn de internationale taal van de wetenschap was, had de populariteit van het boek ook te maken met Van Schurmans naam en faam als geleerde, kunstzinnige en maagdelijke vrouw. Bovendien had ze al zelfstandig gepubliceerd en aandacht in breed gelezen boeken van beroemde mannen als Jacob Cats en Johan van Beverwijck gekregen. Daarnaast belandde de Opuscula op de Index librorum prohibitorum, de lijst van verboden boeken van de rooms-katholieke kerk en ook dat hielp de verkoop.22 De verboden vrucht smaakt immers beter.

Eukleria

Het andere boek dat Van Schurman in het Latijn schreef en dat ook wijd en zijd verspreid werd, schreef ze nadat ze afstand had gedaan van roem en eer. Ze was een bekende Nederlander, had veel gepubliceerd en kreeg bezoekers uit heel Europa. Maar het stond zo ver weg van een leven in navolging van Christus dat ze zich in 1669 aansloot bij de radicale labadisten en Utrecht verliet. Al kreeg ze de vervloekingen over zich heen, ze volgde haar eigen geweten. Ook onderweg van Utrecht naar Amsterdam via Herford naar Altona naar Wiewerd publiceerde ze gedichten, vertaalde ze, schreef ze gezangen en voltooide ze in Altona het eerste deel van haar autobiografie, de Eukleria seu Melioris Partis Electio (de goede keuze). [23] Op de titelpagina staat meteen de verwijzing naar Lukas 10: 41-42 en de tekst: ‘Eén ding is nodig. Maria heeft het beste deel verkooren.’ In dat verhaal klaagt de dienende Martha over haar luie zus Maria die aan Jezus voeten zit te niksen. Jezus zegt dan dat Maria de goede keuze gemaakt heeft. Zo voelde Anna Maria het ook: haar overgang naar de labadisten was de juiste keuze. In prachtig Latijn vertelt ze wat haar bezielde van kinds af aan. Bovendien bespreekt ze de heikele theologische onderwerpen als de viering van de zondag, de sacramenten en het begrip kerk. Ze illustreerde dat met citaten uit de klassieken en de bijbel. Het is een humanistische autobiografie en ook hierin was ze als vrouw de eerste. Ze herriep in wetenschappelijk Latijn – hoe paradoxaal – haar verdediging van de wetenschap. Ze begon zelfs te blozen als ze terugdacht aan de mateloosheid van haar studies, aan haar Dissertatio en aan de gedichten die ze ooit ter ere van de Utrechtse Universiteit geschreven had. [24]

Het boek, dat vertaald werd en met een extra deel aangevuld werd, riep een lawine van reacties op. De stijl en het Latijn vond iedereen prachtig, maar over de inhoud was men verdeeld. Vooral haar nieuwe visie op de wetenschap riep reacties op van Johann Drechsler en Thomasius uit Leipzig: zij verdedigden de schone kunsten en wetenschappen. Willemerus en Feustkinger uit Frankfurt bestreden alles wat met het lutherdom streed, onder andere haar visie op de sacramenten. De Schotse predikant John Brown uit Rotterdam schreef twee boeken tegen haar kerk- en sabbathsopvatting in. Koelman nam bijna haar hele boek op de korrel en Bourignon bestreed weer Van Schurmans opvattingen over de predestinatie en de verzoening. [25]

Veel Duitse hoogleraren daarentegen schreven het boek voor aan hun studenten. Filosoof Leibniz en zijn kring, alsmede rector Mechovius uit Halle waren vol bewondering. De jurist Johann Jacob Schütz uit Frankfurt was na het lezen van de Eukleria zo diep onder de indruk dat hij contact met Van Schurman zocht. Uit hun uitvoerige correspondentie in het Latijn blijkt dat zij hem instructies en geestelijke leiding gaf. De vertaling in het Nederlands van de Eukleria waarvoor ze zich beijverd had, verscheen postuum, net als het vervolg op haar Eukleria. Na Van Schurmans dood op 14 mei 1678 verschenen er nog veel herdrukken, uitgaven en vertalingen van haar werk. Ook al had Van Schurman geen openbaar ambt als predikant of professor kunnen uitoefenen, als wetenschappelijk schrijver in het Latijn had ze wel mee kunnen doen in de academische wereld. Haar boeken drongen zelfs door tot in de verste uithoeken van Europa, zoals in St. Petersburg.[26]

[caption id="attachment_65318" align="aligncenter" width="314"]boeken Rij boeken van Anna Maria van Schurman (onder andere Opuscula en Eukleria) in de universiteitsbibliotheek van Universiteit Uppsala, Zweden (foto Pieta van Beek).[/caption]

 

Tenslotte

De uitsluiting van vrouwen van de universiteiten door middel van het Latijn heeft Van Schurman als enige te niet weten te doen. Niet dat ze andere vrouwen niet inspireerde tot de studie – denk bijvoorbeeld aan Franske van Doyem, Johanna Hoobius, Marguerite d’Ailly, Sara Nevius, Marie du Moulin, en Bathsua Makin en na haar dood Sophia Elisabeth Brenner – maar deze kwamen het mannenbolwerk niet binnen. Bovendien was voor veel vrouwen het Latijn toch een te groot struikelblok en daarom wist ze in 1668 de Utrechtse hoogleraar Leusden te bewegen een leerboek in het Hebreeuws, Latijn en Nederlands te maken. [27] Ook gedurende de achttiende en negentiende eeuw waren er enkele vrouwen die Latijn leerden, maar de weerstand tegen vrouwelijke studenten smolt pas ver in de negentiende eeuw. Dat hing samen met maatschappelijke ontwikkelingen als de toenemende democratisering, alfabetisering en oprichting van andere schooltypes als de hogereburgerschool (HBS), maar vooral met het afschaffen van het Latijn als voertaal bij de universiteiten. In 1855 was het nog het Latijn of het Nederlands, in 1876 werd het Latijn definitief afgeschaft. Aletta Jacobs kon via de omweg van de HBS en het apothekersexamen tot de universiteit Groningen toegelaten worden. Het struikelblok Latijn was uit de weg geruimd en toen kon de toestroom van vrouwelijke studenten beginnen. [28]

Personalia

Pieta van Beek (1958) promoveerde in 1997 op de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman. Ze is onder andere Research Fellow bij de Universiteit van Stellenbosch en affiliated researcher bij de Universiteit Utrecht (Zie verder www.annamariavanschurman.org).

Illustraties:

Anna Maria van Schurman, onbekende kunstenaar in: Christiaan August Vulpius, Pantheon berühmter und merkwurdiger Frauen. Dritter Theil. Leipzig, 1812.
Rij boeken van Anna Maria van Schurman (onder andere de Opuscula en Eukleria) in de universiteitsbibliotheek van Universiteit Uppsala, Zweden (foto Pieta van Beek).
De ‘Woningh van Iof. Schurmans’ achter de Dom, Het Utrechts Archief, nr.

Afkomstig uit:

Titel: Anna Maria van Schurman (1607-1678), de Europese Pallas van wijsheid
Nummer: Vrouwen vechten tegen de norm
Jaargang: Voorjaar 2014

Bestel het gehele nummer op onze website:

 

 

 

 

 

Bronnen:

[1] ‘Pallas’, J.H. Hottinger, geciteerd in G.D. J. Schotel, Anna Maria van Schurman (’s-Hertogenbosch, 1853, Aanteekeningen p. 22). Zie voor vrijwel alle belangwekkende secundaire literatuur over Anna Maria van Schurman Pieta van Beek, The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (Utrecht: Igitur, 2010), http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/235540. Zie voor meer nieuws de website www.annamariavanschurman.org.
[2] Jane Stevenson, Women Latin Poets: Language, Gender and Authority from Antiquity tot the Eighteenth Century (Oxford: Oxford University Press, 2005), 348-354; P. van Beek, The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht: Igitur, 2010), 13-15.
[3] Anna Maria van Schurman, Eukleria seu melioris partis electio (Altonae ad Albim, Cornelis van der Meulen,1673), 16.
[4] Jane Stevenson, Women Latin Poets: Language, Gender and Authority from Antiquity tot the Eighteenth Century (Oxford: Oxford University Press, 2005), passim.
[5] Pieta van Beek, “‘Voetius en zijn Afgodinne Anna Maria van Schurman’: de bijzondere relatie van Anna Maria van Schurman met haar leermeester Voetius,” Historica (32) 2009: 24-26; Anna Maria van Schurman, Opuscula Hebraea Graeca et Latina, prosaica et metrica (Ultrajectini: Van Waesberghe, 1652), 300-301; Pieta van Beek, The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht: Igitur, 2010), 47-55.
[6] Idem, “Anna Maria van Schurman,” In Encyclopaedia Aethiopica. Volume 4 (O-X), red. Siegbert Uhlig in cooperation with Alessandro Bausi (Wiesbaden: Harrassowitz Verlag, 2010), 578-579.
[7] Geciteerd in Pieta van Beek, The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht: Igitur, 2010), 72-73.
[8] R. Schenkeveld-Van der Dussen et al, Met en zonder lauwerkrans: schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1997), 123-128.
[9] Jane Stevenson, Women Latin Poets: Language, Gender and Authority from Antiquity tot the Eighteenth Century (Oxford: Oxford University Press, 2005); idem, “The Emblem Book of Margaretha Godewijk (1627-1677),” in Visual Words and Verbal Pictures: Essays in Honour of Michael Bath, red. Alison Saunders and Peter Davidson (Glasgow: Glasgow Emblem Studies, 2005); Theodorus Dousa, Lusus imaginis iocosae, sive, Echus a variis poetis, variis linguis (Ultrajecti, Aegidius Roman, 1638), 65; G. Voetius, Oratio funebris in obitum D. Meinardi. Schotani (Ultrajecti: W. Strick, 1644); A. Vinnius, Oratio funebris in obitum D. Berhardi Schotani (Ludguni Batavorum, Petrus Leffen,1652).
[10] Anna Maria van Schurman, Dissertatio (Lugduno Batavorum: Elzeviers 1641); idem, The Learned Maid (London; John Redmayne, 1659); idem, Question Celèbre (Paris: Rolet le Duc,1646).
[11] G.P.Harsdörffer, Frauenzimmer Gesprächspiele (Tübingen: M. Niemeyer, 1968), 216-217.
[12] A.M. van Schurman, Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica (Ultrajectini: Van Waesberghe, 1652), 1-25; Pieta van Beek, The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht: Igitur, 2010), 112-115.
[13] Idem, “Pallas Ultrajectina, bis quinta dearum: Anna Maria en haar Neolatijnse dichtkunst,” in De Utrechtse Parnas: Utrechtse Neolatijnse dichters uit de zestiende en zeventiende eeuw, red. J. Bloemendal (Amersfoort, Florivallis, 2003). Zie verder over haar Latijnse dichtkunst idem, “‘Tu mihi Parnassus, tu mihi Apollo eris’,”: Anna Maria van Schurman (1607-1678) en haar leermeesters’ in Neolatinisten Nieuwsbrief (21) 2008: 5-16; Idem, “Liever een maagd dan een weduwe: twee erotische gedichten op naam van Anna Maria van Schurman,” Tydskrif vir Geesteswetenskappe 49 (2009): 333-349;
[14] Idem, Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678). Proefschrift University of Stellenbosch (Stellenbosch, Stellenbosch Universiteit Uitgewers, 1997). http://www.dbnl.org/tekst/beek017klei01_01/ (geraadpleegd:14 februari 2013); idem, “‘o engelachtige maagdelijkheid’: De correspondentie in het Grieks tussen Meletios Pantogalus en Anna Maria van Schurman’,” Acta Patristica et Byzantina ( 1999): 180-198; idem, ”De Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica van Anna Maria van Schurman (1607-1678) als boek,” Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans (1998): 53-73; idem, The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (Utrecht: Igitur, 2010), 103-141.
[15] Anna Maria van Schurman, Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica (Ultrajectini: Van Waesberghe, 1652), brief aan de lezer.
[16] Pieta van Beek, “‘o engelachtige maagdelijkheid’: De correspondentie in het Grieks tussen Meletios Pantogalus en Anna Maria van Schurman,” Acta Patristica et Byzantina (1999): 180-198.
[17] A.M. van Schurman, Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica (Ultrajectini: Van Waesberghe,1652).
[18] Pieta van Beek, “Een vrouwenrepubliek der Letteren? Anna Maria van Schurman en haar netwerk van geleerde vrouwen,” Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans (1996): 36-49.
[19] A. M.van Schurman, Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica (Ultrajectini: Van Waesberghe 1652), 38.
[20] Idem, 34-55 , passim.
[21] G.D.J. Schotel, Anna Maria van Schurman (‘s-Hertogenbosch: Gebroeders Muller, 1853); J. Mollerus, Cimbria literata sive scriptorum ducatis utriusque slesvicensis et holsatici (Hafniae: s.n., 1744), 805-817; Pieta van Beek, “‘Habent sua fata libelli’: the adventures and influence of Anna Maria van Schurman’s work in Scandinavia,” in Acta Conventus Neo–Latini Upsaliensis, red. Astrid Steiner-Weber. (Leiden-Boston: Brill 2012), 199-209.
[22] Idem, “‘De Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)5 als boek,” in: Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans (5) 1998:53-73 . Idem, The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht:Igitur 2010 ) 103-108.
[23] Pieta van Beek, ‘Ardens martyrium desiderium’: on the martyrdom of Anna Maria van Schurman (1607-1678) in The Low Countries as a Crossroad of Religious Beliefs. Intersections. (Leiden: Brill 2004), 247-265.
[24] Anna Maria van Schurman, Eukleria seu Melioris Partis Electio (Altonae ad Albim: Cornelis van der Meulen 1673).
[25] Pieta van Beek,The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht: Igitur, 2010) 260, footnote 540.
[26] Pieta van Beek,The First Female University Student: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht: Igitur, 2010) 236-237.
[27] J. Leusden, Manuale Hebraicum et Chaldaicum contines omnes voces V.T. primitivas […]. Een woordenboek voor alle de Hebreusche en Chaldeusche woorden des Ouden Testaments, in de Lat. en Nederduytsche tale overgeset (Trajecti ad Rhenum: Cornelis a Coesveldt 1668).
[28] M. Rosa di Simone, “Admission,” in A History of the University in Europe Volume II, red. H. de Ridder-Seymoens (Cambridge: Cambridge: University Press, 1997), 285-325.

Meer weten

Tijdschriften: