Boekrecensie: Vergeten koninkrijken, Norman Davies

Na zijn lijvige studie over de geschiedenis van de Britse eilanden heeft historicus Norman Davies met Vergeten koninkrijken wederom een vuistdikke pil afgeleverd. In maar liefst 800 pagina’s kale tekst beschrijft Davies de geschiedenis van een reeks staten uit de geschiedenis van Europa. In elk hoofdstuk volgt hij een vast stramien; in drie delen wordt de huidige situatie van het gebied verteld, wordt ingegaan op de periode als ‘vergeten koninkrijk’ en ten slotte beraadt de auteur zich op de vraag in hoeverre de herinnering aan deze periode in de geschiedenis van het gebied bewaard is gebleven.

Door: Wouter van Dijk

Een geschiedenis van vergeten staten of een statengeschiedenis om snel te vergeten?

Met het kiezen voor een dergelijk breed en veelomvattend onderzoek, zowel in de gekozen tijdsspanne als in het onder de loep te nemen geografische gebied vraagt de historicus Davies eigenlijk al om problemen. Deze dienen zich inderdaad aan bij het lezen van zijn boek. Om maar direct met het begin te beginnen, in het eerste het beste hoofdstuk, over het Visigotische koninkrijk Tolosa, trapt Davies in de eerste de beste valkuil die hij als generalist moet proberen te vermijden. Hij blijkt niet goed op de hoogte van de situatie en praat achterhaalde auteurs na over de ‘barbaarse horden van Alarik’. In werkelijkheid was Alarik een Romeinse aanvoerder die er vele jaren trouwe dienst op had zitten in het Romeinse leger en die niet wenste Rome ten gronde te richten maar juist een plaats wilde behouden binnen het bestel. In zijn inleiding spreekt Davies nota bene zelf over de kunst voor goede generalisten om de juiste informatie bij gespecialiseerde historici vandaan te halen. Het is spijtig dat hij deze woorden in het eerste hoofdstuk direct logenstraft. Het hoofdstuk over het Bourgondië is echter een indrukwekkende poging om de schier onontwarbare knoop die de geschiedenis van alle circa vijftien territoria waarop deze naam in de loop van de geschiedenis geplakt is geweest, uit elkaar te peuteren.

Ook jammer aan Davies’ vuistdikke werk is de wat scheve verdeling in de tijd wat de behandelde staten betreft. In het boek treft men onevenredig veel staten en staatjes uit de negentiende en twintigste eeuw. Daarbij is het wat misleidend om het boek ‘vergeten koninkrijken’ te noemen en vervolgens de Sovjet-Unie erin op te nemen, die we toch moeilijk een koninkrijk kunnen noemen en die al helemaal niet is vergeten. Dit laatste is overigens te wijten aan Bookmakers, de vertaler, die Vanished beter als Verdwenen had kunnen vertalen dan als Vergeten. Davies bedoelt eigenlijk verdwenen staten in plaats van koninkrijken. Wel is het dan weer verrassend dat het koninkrijk Polen-Litouwen ongeveer vijf keer zoveel tekst toebedeeld krijgt als Byzantium, dat ruim twee keer zo lang heeft bestaan. Zo komt de lezer meer te weten over de relatief onbekendere staten.

De hoofdstukken over Dumbarton, Aragon en Polen-Litouwen passen perfect in de opzet van het boek, ze behandelen staten waarover in het collectieve geheugen weinig bekend is en Davies’ vlotte pen zorgt voor een aangename leeservaring. Helaas valt het korte hoofdstuk over Byzantium vervolgens erg uit de toon. De auteur geeft zelf aan dat het eigenlijk te complex is en te groot om in de gekozen opzet te bespreken, maar het blijft onduidelijk waarom dit dan toch gedaan is. Ook het Byzantijnse of Oost-Romeinse Rijk kan niet met goed fatsoen half-forgotten genoemd worden, zoals in de ondertitel van de oorspronkelijke uitgave. Wat volgt is een in verhouding tot de overige hoofdstukken korte beschrijving van het Oost-Romeinse rijk die om onduidelijke redenen vooral op de historiografie erover gericht is.

Davies vereenvoudigt graag en veel. Bijvoorbeeld in zijn behandeling van de staat Pruisen. Dit is ook noodzakelijk met de opzet van zijn boek, maar het moet niet leiden tot onjuistheden zoals helaas wel meermalen gebeurd. Zo vertelt de schrijver bijvoorbeeld dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog verloor zonder echt verslagen te zijn, en aan het nieuw leven inblazen van de ‘dolkstootlegende’ van Ludendorff en Hindenburg heeft denk ik niemand behoefte. Na het vastlopen van het voorjaarsoffensief in 1918 kwam het Duitse leger hoe langer hoe meer onder druk te staan, niet in het minst vanwege de niet-aflatende stroom van verse troepen uit Amerika en stond het in november op het punt van ineenstorten. Overigens vermeldt Davies zelf ook even verderop in zijn boek in het hoofdstuk over Galicië dat de Centrale legers in het Westen in oktober 1918 uit elkaar begonnen te vallen. Wat opvalt is dat Davies het lang niet altijd heeft over daadwerkelijk verloren gegane of verdwenen koninkrijken of staten, maar veelal over voorlopers van latere, welbekende staten zoals in het geval van Pruisen dat een prominente rol in het latere verenigde Duitsland zou spelen, of Savoye, dat een dominante factor in een verenigd Italië zou blijken.

Het hoofdstuk over het koninkrijk Montenegro, dat bestond van 1910 tot 1918 is bijzonder schrijnend. Het viel na de Eerste Wereldoorlog ten prooi aan de Servische expansiedrift, ondanks zijn bijdrage aan de oorlogsinspanningen aan de zijde van de Geallieerden. Het werd daarmee de enige geallieerde staat die na de Eerste Wereldoorlog van de kaart verdween. Het hoofdstuk over Rusyn vervolgens is een beetje een vreemde eend in de bijt, deze ‘republiek van één dag’ maakt tegenwoordig deel uit van Oekraïne en riep vlak voor de Tweede Wereldoorlog de onafhankelijkheid uit van Tsjecho-Slowakije als gevolg van de Duitse inval. Een dag later hadden Duitsland en Hongarije hier echter alweer een einde aan gemaakt. Spijtig genoeg is de verhandeling over Ierland in de twintigste eeuw weer erg slordig, Davies zet weinig kanttekeningen bij het verouderde beeld van de Ierse geschiedenis en het daarin dominante credo van ‘800 jaar onderdrukking’ door Engeland. Ook het afsluitende hoofdstuk over Estland en de Sovjet-Unie lijkt wat ongelukkig gekozen. Buiten het feit dat hij met het hoofdstuk een onderhoudende vertelling van de twintigste-eeuwse geschiedenis van Estland schrijft, vergaloppeert Davies zich duidelijk in zijn stellige ontrafeling van het jarenlange succes van de Sovjet-Unie. Hij zet ‘tal van dikke boekwerken’ die over de SU zijn geschreven eenvoudig aan de kant vanwege hun aller gebrek in ‘het bieden van een bevredigende verklaring’ voor zowel het langdurige succes als de plotselinge ineenstorting van de unie, waarbij hij overigens slechts twee boeken, beide van dezelfde auteur, in zijn eindnoot vermeldt. Davies heeft echter wel het antwoord: namelijk extreme macht en bedrog waren dé reden van succes voor de Sovjet-Unie. Louter leugens brachten de SU een plaats als één van de twee supermachten van de Koude Oorlog. Gorbatsjove en andere sovjetleiders worden neergezet als incompetente slachtoffers van de loop der gebeurtenissen. Deze simplistische voorstelling van zaken is tevens erg eenzijdig, en houdt geen rekening met ideologie die een rol speelde, wetenschappelijke successen die geboekt werden voor het oog van de internationale gemeenschap en de verschillende bevolkingsgroepen en nationaliteiten die in opstand bleven komen tegen het russificatiebeleid uit Moskou.

De epiloog van het boek dan nog, is de moeite waard te vermelden. Hierin probeert Davies de ondergang van staten in typologieën te vangen, het doet weliswaar wat wetmatig marxistisch aan op het eerste gezicht, maar de auteur legt interessante paralellen tussen de oorzaken die bij verschillende staten tot de ondergang hebben geleid. Zijn stelling echter dat historici wars zijn van ‘toevallige’ oorzaken en gevolgen hoeft niet tegenover hun streven naar analyse te staan. Het zoeken naar wetmatigheden en onveranderlijke patronen in de geschiedenis zoals Davies lijkt te suggereren, blijft altijd een gevaarlijke bezigheid. Naast ontwikkelingen in de machinerie van staten zijn het ook vaak individuele keuzes van individuele heersers geweest die de loop van de geschiedenis en daarmee van haar staten hebben beïnvloed. En deze keuzes waren lang niet altijd rationeel, laat staan in patronen en wetmatigheden te vangen.

Dan rest nog een uiteindelijk oordeel over Davies’ uitgebreide boekwerk. Wie heeft er wat aan en waarom? Onderzoekers, historici of anderszins serieus geïnteresseerden in één of meer in het boek behandelde staten zou ik het boek niet aanraden. Daarvoor is het toch te algemeen, en zijn er teveel onjuistheden in het boek geslopen. Wel is de epiloog een interessant stuk dat ook voor deze groepen stof tot nadenken kan geven. Mensen met geschiedenis als liefhebberij kunnen zeker genieten van het boek, wanneer je niet heel diep ingevoerd bent in de behandelde stof valt niet op dat Davies af en toe wat kort door de bocht gaat. Daarbij is hij een formidabel schrijver die de ene stijlfiguur na de andere uit zijn mouw schudt, waarbij hij dit weet te doen zonder dat de leesbaarheid van het boek eronder te lijden heeft. Het moet echter ook gezegd dat het boek ook probleemloos met de helft van het uiteindelijke aantal pagina’s toegekund had, daar Davies op momenten nogal breedsprakig kan zijn bij het maken van zijn punt. Een gemengd oordeel dus, een weinig bruikbaar boek voor professionals maar waaraan desondanks veel plezier beleefd kan worden door de doorsnee geschiedenisliefhebber.


 

Vergeten koninkrijken. De verborgen geschiedenis van Europa, Norman Davies

(Vertaald uit het Engels door Bookmakers, oorspronkelijke titel: Vanished kingdoms. The History of Half-Forgotten Europe)

De Bezige Bij, Antwerpen 2012
ISBN: 978 90 8542 381 2

Gebonden, met illustratiekaternen in kleur, noten en register
877 pagina’s
€49,95


 

Deze recensie is afkomstig van de website van Hereditas Nexus. Bezoek de website voor meer kritische reviews van boeken, tentoonstellingen en ander historisch vermaak.

Meer weten

Tijdschriften: