Geen afbeelding beschikbaar

De herontwaking der Iraniërs?

Op vrijdag twaalf juni van dit jaar werd bekend dat de huidige president van Iran de verkiezingen had gewonnen met drieënzestig procent van de stemmen. Vierendertig procent van de stemmen ging naar zijn concurrent, de meer progressieve Mousavi. Een golf van protesten woedde door het land, mensen in Teheran gingen de straat op om te demonstreren tegen de volgens hen gefraudeerde verkiezingen. Een opkomende revolutie was voelbaar. Maar het wilde niet baten; de opstanden werden bruut neergeslagen en De Raad der Hoeders, het hoogste orgaan binnen de grondwet van de Islamitische Republiek, verklaarde dat er geen fraude was gepleegd. Ahmedinejad werd officieel opnieuw benoemd tot president en de rust keerde terug. Of niet?

Irene van der Wal

Tussen 1905 en 1909 maakte Iran een Conditionele Revolutie door, die ook wel ‘het ontwaken der Iraniërs’ genoemd wordt. De revolutionairen wilden de macht van de sjah (Perzisch woord voor koning) in perken door een grondwet en een parlement in te stellen. De Revolutie zette de traditionele verhoudingen op hun kop, wat onder andere bleek uit het emancipatorisch effect op vrouwen. Maar de verdeeldheid in Iran keerde na de burgeroorlog, die van juni 1908 tot juli 1909 duurde, terug. Door zijn strategische ligging en grote oliereserves was Iran aantrekkelijk voor internationale machten, zoals de Verenigde Staten, Rusland en Engeland. Duizenden buitenlandse troepen bezetten het land, het parlement functioneerde nauwelijks meer, de leiders van de Constitutionele Revolutie sloegen op de vlucht en Iran gleed langzaam weg in de chaos.

Onder de Pahlavi dynastie werd het land economisch gemoderniseerd, zij wilden één natie, één cultuur en één taal creëren. Reza Sjah verwierf dit nieuwe nationalisme tot een soort staatsideologie om een nieuwe Iraanse identiteit te creëren en de bevolking achter zijn moderniseringsproject te scharen. Hij stond bekend om zijn brute karakter en in een mum van tijd slaagde hij er in alle macht in zijn handen te concentreren en de fundamenten van een autoritaire staat te leggen: een sterk leger, een grote bureaucratie, een belastingsysteem en loyale bondgenoten. Het doel: het land van bovenaf moderniseren. Onder de bevolking groeide de onvrede, hun sociaal-culturele normen en waarden werden ingeruild voor Westerse gedragsregels. Mannen mochten niet meer hun traditionele hoofddeksels dragen en vrouwen mochten niet meer hun hele lichaam bedekken met een lang gewaad; dit traumatiseerde een groot deel van de bevolking.

Onder leiding van Mossadeq werd eind jaren veertig het Nationale Front opgericht, om de buitenlandse invloeden en de binnenlandse autocratie aan te vechten. Ze eisten onder andere: persvrijheid, vrije en eerlijke verkiezingen en een eind aan de obstructies door de sjah. De groep wilde een eerlijke verdeling van inkomsten van de Anglo-Iranian Oil Company. In maart 1951 werd Mossadeq premier en realiseerden zijn tegenstanders zich dat het menens was. Engeland en de Verenigde Staten werkten samen om een staatsgreep te plegen. Op 19 augustus 1953 lukte dit en de sjah Mohammed Reza, de zoon van Reza Sjah, werd op de troon gezet.

Op economisch gebied plukten de Verenigde Staten en hun westerse bondgenoten de vruchten van de staatsgreep en als trouwe bondgenoot was de sjah in het Westen een graag geziene gast. Hij kreeg veel financiële en militaire steun van de Verenigde Staten voor zijn loyaliteit aan het Westen. De sjah vestigde een uiterst onderdrukkende dictatuur waarin kritische journalisten, intellectuelen en leden van de oppositie gearresteerd en gemarteld werden. Om de schijn van democratie op te houden riep hij twee partijen in het leven die nauwelijks van elkaar verschilden, behalve dat de een de regering vormde en de ander de oppositie. Aan het begin van de jaren zestig, tegen de achtergrond van de economische crisis en de oplopende inflatie, braken protesten uit. Deze protesten markeerden een belangrijke breuk met het verleden, omdat de islamitische oppositie van de ulama de hoofdrol speelde. Khomeini, een ayatollah die zich tot dan toe net als de meeste andere geestelijken apolitiek had opgesteld, verwierf voor het eerst nationale bekendheid. In 1964 werd hij door uitspraken in het openbaar verbannen naar Irak.

Er brak een periode van rust aan, waarin de sjah verder kon gaan met zijn land moderniseren van bovenaf. Maar Iran was een land van enorme tegenstellingen, er lag een diepe breuklijn tussen de sociale klassen en de politieke elite en de rest van de maatschappij. Deze kloof van politieke verhoudingen en een moderniserende samenleving werd in de jaren zeventig alleen maar groter. De legitimiteit van de sjah leed vooral onder zijn innige relatie met de Verenigde Staten, die zijn dictatuur steunde. Zij was samen met Israel de belangrijkste steunpilaar voor de Amerikaanse dominantie in het Midden-Oosten. Tegen het eind van de jaren zeventig werd de sociale en politieke onvrede openlijker geuit. Politieke organisaties en religieuze intellectuelen verzetten zich tegen het regime. Vanuit Irak gaf Khomeini lezingen waarin hij zijn kritiek over de apolitieke houding van de ulama uitte. Vanaf dat moment begon hij ook een opstand tegen de monarchie te prediken.

Protesten werden op gang gebracht door de economische crisis en de versoepeling van de dictatuur. De economische crisis motiveerde meer mensen om in actie te komen en de versoepeling van de repressie betekende dat er minder obstakels waren die hen tegen konden houden. Tegen het einde van de zomer in 1978 legde straatprotesten en stakingen het hele land plat. De sjah probeerde dit te verhelpen, maar eind 1978 bereikte de protesten hun hoogtepunt. Op elf december liepen bijna twee miljoen mensen door de straten van Teheran en riepen leuzen tegen de sjah en voor Khomeini.

Zestien januari 1979 vertrok de sjah naar Egypte en twee weken later kwam Khomeini naar Teheran. Hij benoemde Bazargan, de leider van de liberaal-religieuze Vrijheidsbeweging van Iran, tot de premier van de voorlopige regering. Het aanzien van Khomeini begon mythische vormen aan te nemen en hij kreeg de titel van Imam. De regering van de sjah werd afgezet door linkse guerrillaorganisaties en de Tudeh Partij. Elf februari kwam de monarchie ten einde en werd deze winter de ‘lente van de vrijheid’ genoemd.

Maar Khomeini was niet bereid om een liberale democratie te dulden, laat staan één die de bevolking directe controle over de economie en het dagelijks bestuur gaf. Hij beschouwde de revolutie als het resultaat van de opoffering van de ulama die nu de taak hadden om een islamitische staat te stichten. Khomeini had veel macht in handen en begon een contrarevolutie tegen de democratische bewegingen en organisaties die aan de basis van de samenleving waren ontstaan. Hij ruimde obstakels uit zijn weg, zoals arbeidersbewegingen en organisaties die gewapende weerstand hadden kunnen bieden. Vrouwen kregen het zwaar te verduren; de vrijheid en rechten die ze tijdens de revolutie hadden verworven werden teruggedraaid. Ook bewegingen die naar autonomie streefden, zoals in Koerdistan, Azerbeidzjan en Khuzistan, werden aangepakt. Daarnaast bouwde Khomeini in een snel tempo zijn machtsbasis op door steeds meer delen van het staatsapparaat onder zijn controle te brengen. Aan het eind van 1979 was het hem gelukt om het grootste deel van de macht in zijn handen te concentreren. De kroon van de sjah was ingeruild voor de tulband van de ayatollah en ‘de lente van vrijheid’ werd opgevolgd door een lange winter van oorlog, economische verval en repressie.

Twee keer in een eeuw onderging Iran een revolutie en twee keer resulteerde dit in een contrarevolutie. De Islamitische Staat die door Khomeini is opgezet houdt dit jaar precies dertig jaar stand, maar scheurtjes verschijnen. In het noorden van Teheran is de bevolking modern, liberaal en goed opgeleid. Vrouwen weigeren totaal gesluierd te gaan, dragen kortere rokken en jassen en zijn de zedenpolitie beu. Deze groep mensen ging massaal de straat op toen de verkiezingsuitslag bekend was. Ze wilden verandering en lieten dit wereldwijd weten. Maar de religieus leider ayatollah Khamenei, de opvolger van Khomenei en de eigenlijke machthebber van Iran, wilde er niets van weten en zo zette het regime voort. Maar nog altijd wordt er geprotesteerd. Voor het hotel in New York, waar de Iraanse president sliep in verband met de VN top van september dit jaar, demonstreerde elke dag Iraniërs tegen Ahmadinejad. Volgens hen heeft hij de verkiezingen gestolen, zijn volk onderdrukt en zijn opponenten monddood gemaakt. Zo biedt New York wat in Iran ondenkbaar is: massale, vreedzame protesten die Ahmadinejad onmogelijk kan onderdrukken. De herontwaking duurt dus voort, maar de vraag is voor hoe lang.

Meer weten

Tijdschriften: