De kindervriend

Tolerantie tegenover pedofilie in de jaren zeventig en begin jaren tachtig in Nederland.

Geschiedenisstudente Hannah Hamans neemt ons mee naar de jaren zeventig waarin taboes werden doorbroken en seksualiteit zich ontplooide. In deze periode ontstond ook ruimte voor een vrijere visie op pedofilie. Deze visie was niet enkel zichtbaar in de samenleving als geheel, maar vooral ook in de wetenschappelijke wereld: volgens veel wetenschappers was iedereen tot op zekere hoogte pedofiel. Tegenwoordig wordt daar heel anders tegen aangekeken.

Hannah Hamans

‘Seksueel kontakt met een volwassene kan voor een kind een positieve ervaring zijn.’[1] Dit is een citaat uit het boek Jongens over vriendschap en seks met mannen van Theo Sandfortuit 1986.Deze uitspraak staat haaks op de huidige visie op pedofilie: seks met kinderen is misbruik. Het is taboe en we kunnen ons niet voorstellen dat hier in het verleden anders over werd gedacht.

Zo werd er in februari 2014 gedemonstreerd tegen het verblijf van de pedofiel Benno L. in Leiden: ruim tweehonderd mensen gingen de straat op. Mensen schreeuwden leuzen als ‘Weg met de pedofiel’ en droegen spandoeken met ‘Kinderen willen spelen, Benno weg dat willen velen’.[2] Dit zou veertig jaar geleden ondenkbaar zijn geweest.

Tijdens de jaren zeventig veranderde de Nederlandse maatschappij aanzienlijk: ontwikkelingen als economische groei, ontkerkelijking, ontzuiling, de groeiende rol van de media en uitbreiding van de sociale zekerheid droegen hier sterk aan bij. De jeugd had nooit economische stagnatie gekend zoals die bestond na de Tweede Wereldoorlog. Zij uitte kritiek op de generatie voor haar en verzette zich tegen de vooroorlogse idealen en ideeën van hun ouders.[3]

Door deze veranderende maatschappij begon ook de heersende visie op het gebied van seksualiteit te veranderen. Taboes werden doorbroken en seksualiteit werd geliberaliseerd. Er ontstond een vrijere seksuele moraal en seksueel gedrag veranderde. Zo kwam er ruimte voor homoseksualiteit, liberalisatie van abortus, anticonceptie, seks voor het huwelijk, legalisering van prostitutie en pornografie.[4] Door de opkomst van anticonceptie kon er anders worden omgegaan met seks. Seks raakte meer gericht op genot dan op voortplanting. Er werd gepleit voor scheiding van liefde en seks.[5] Om deze ontwikkelingen te duiden wordt vaak over een seksuele revolutie gesproken.[6]

Gelijkheid in seksuele relaties werd steeds belangrijker en homoseksuelen wilden niet langer geassocieerd worden met pedofielen

 

Door deze veranderingen lieten ook groepen als travestieten en pedofielen van zich horen. Zij pleitten voor acceptatie. Daarnaast kwam er meer ruimte voor wetenschappelijk onderzoek naar seksualiteit. Er werd onderzoek verricht naar homoseksualiteit, pedofilie, buitenechtelijke relaties en seksueel geweld.[7] Hierdoor ontstond ruimte voor een vrijere visie op pedofilie. In dit artikel zal de vraag centraal staan in hoeverre pedofilie in de jaren zeventig en tachtig getolereerd werd.

Pedofilie in de jaren vijftig

In de jaren vijftig werd er langzamerhand een onderscheid  gemaakt tussen pedofilie en homoseksualiteit. Pedofilie werd eerst gezien als een seksuele voorkeur binnen de homoseksualiteit. Pedofilie werd gecriminaliseerd, terwijl homoseksualiteit juist werd gedecriminaliseerd.[8] Hiervoor, in de eerste jaren na de oorlog, had de vervolging van homoseksuelen juist zijn hoogtepunt bereikt.[9] Tijdens de jaren vijftig groeide de afkeer jegens ongelijkheid in seksuele relaties echter, waardoor een relatie tussen een kind en een volwassene strafbaar werd gesteld. Daarnaast maakten pedofielen zich  los van organisaties voor homoseksuelen. Ook homoseksuelen wilden dat pedofielen hun eigen organisaties zouden oprichten. Gelijkheid in seksuele relaties werd steeds belangrijker en homoseksuelen wilden niet langer geassocieerd worden met pedofielen. Ze wilden respectabel zijn en maakten duidelijk dat zij kindermisbruik niet steunden. Homoseksuelen wonnen in de jaren vijftig meer aanzien, terwijl pedoseksuelen dat juist verloren.[10]

Seksualiteit in de jaren zeventig in Nederland

Zoals eerder werd gesteld veranderde de maatschappij in de jaren zeventig wezenlijk en hierdoor veranderde het discours omtrent seksualiteit.[11] Seksualiteit werd zodoende bespreekbaar en werd los gezien van het huwelijk. Seks was lekker en niet enkel noodzakelijk voor de voortplanting.[12] Hierdoor veranderde er veel in het dagelijkse leven. Voorechtelijke seks werd normaler en frequenter. Er werd later getrouwd, omdat ongewenste zwangerschappen minder voorkwamen en door het gebruik van anticonceptie duurde het langer voordat kinderen binnen het huwelijk werden verwekt.[13] Dit leidde ook tot veranderingen op andere terreinen. Er werd gepleit voor de afschaffing van de zedelijkheidswetgeving en homoseksuelen en feministen kwamen op voor hun eigen rechten. Er kwam meer ruimte voor homoseksualiteit en het aantal homovoorzieningen, zoals bars en clubs, nam toe. Bovendien werd seks ook overal zichtbaar. Op televisie, in tijdschriften en in het theater. Zo was in 1967 in Nederland het eerste naakt op televisie te zien: fotomodel Phil Bloom verscheen bloot in het televisiejongerenprogramma Hoepla van de VPRO. Ook in tijdschriften werd seks openlijker besproken, het Rotterdamse Tijdschrift publiceerde een verhaal over een vrouw die seks met een hond had. Ook ontwikkelde zich een naakttheater dat zijn hoogtepunt beleefde ten tijde van de seksuele kermis tussen 1968 en 1970 in Amsterdam. De toneelspelers hadden seks op het toneel om het publiek te shockeren en te provoceren. Het was een poging om seksuele taboes te doorbreken en te streven naar algehele seksuele vrijheid.[14]

[caption id="attachment_63092" align="alignleft" width="200"]Phil Bloom Phil Bloom[/caption]

Daarnaast werd op religieus gebied minder conservatief over seksualiteit gedacht. Het huwelijk hoefde volgens sommige kerkelijke leiders namelijk niet  uitsluitend op het verwekken van kinderen gericht te zijn. De zedelijkheidswetgeving werd ook milder. Artikel 248-bis waarin homoseksuele handelingen tussen een volwassene en iemand onder de eenentwintig strafbaar werd gesteld, werd in 1971 afgeschaft. Vanaf 1970 werd het legaal om voorbehoedsmiddelen aan minderjarigen te verkopen.Hoewel er in deze tijd seksuele vrijheid ontstond en taboes werden doorbroken, kwamen ook de keerzijden van seks aan het licht. Door openheid over seks kwam ook seksueel misbruik van kinderen en vrouwen veel vaker aan het licht, de huisarts speelde hierbij een belangrijke rol. Dit vormde de aanleiding tot de ontwikkeling van de seksuele hulpverlening.[15]

Pedofilie ten tijde van de seksuele revolutie

In de jaren zeventig stond verdraagzaamheid en zelfontplooiing centraal. Het is dan ook niet vreemd dat in het tijdperk waar zoveel seksuele vrijheid heerste pedofielen eveneens voor meer acceptatie gingen pleiten. Bovendien kwam er aandacht voor de wensen van het kind. Er werd namelijk geopperd dat een pedofiele relatie ook positief kon zijn voor het kind. Langzamerhand ontstond het gevoel dat de emancipatie van pedofielen nabij was.[16]

Overal in de westerse wereld ontstonden in de jaren zeventig pedofielengroeperingen. In de Verenigde Staten werd de North-American Man-Boy Love Association (NAMBLA) opgericht en in Engeland British Paedophile Information Exchange (PIE). In Nederland hield de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) verschillende conferenties over het thema pedofilie en richtte Werkgroepen Pedofilie op. Zij voerde acties tegen veroordelingen van pedofielen en probeerde aandacht te krijgen voor de pedofiele zaak.[17] In 1980 telde Nederland circa vijftien werkgroepen in verschillende steden.[18] Een deel van de bevolking steunde de ideeën van de pedofielen en was voor een verlaging van de leeftijdsgrens om seksueel contact aan te gaan. Relaties tussen pedofielen en minderjarigen zouden vaak onschuldig zijn.[19]

Relaties tussen pedofielen en minder-jarigen zouden vaak onschuldig zijn

 

De grootste verandering was dat de belangstelling voor pedofilie toenam. Dit kwam doordat pedofielen naar buiten traden door de congressen die de NVSH organiseerde. Daarnaast werd ook meer aandacht besteed aan het verschijnsel in de wetenschap en in de vakliteratuur, opiniebladen en kranten.[20] Vervolgens ontbrandde er een debat over legalisering van kinderporno. Er werd voorgesteld kinderporno vrij te geven en de strafbaarheid van pedofiele seksuele contacten op te heffen. Dit wetsvoorstel is echter niet door de Tweede Kamer gekomen. In 1985 werd er een voorstel ingediend om de leeftijdsgrens voor seksueel contact van zestien naar twaalf jaar te verlagen.[21]

Pedofilie en de jaren tachtig

Halverwege de jaren tachtig begon het tij te keren voor de pedofielen. Vanuit de Verenigde Staten kwamen beschuldigingen dat Nederland de grootste producent en distributeur zou zijn van kinderporno. Het gevolg hiervan was dat in 1986 de verspreiding en de productie van kinderporno werd verboden. Het conservatieve klimaat dat in de jaren tachtig heerste wordt geweten aan de economische malaise.[22] De samenleving werd hierdoor behoudender. Daarnaast had ook de vrouwenbeweging invloed op het denken over seksualiteit: de seksuele revolutie had met name de man ten dienste gestaan. Pedofilie bleek met name een mannelijke aangelegenheid en betrof bovendien een ongelijkwaardige relatie. Machtsongelijkheid werd geïnterpreteerd als machtsmisbruik en daarom kwam pedofilie onder vuur te liggen. Pedofiele seksschandalen waren een geliefd thema in de media. Pedofielen werden gezien als monsters. Het aantal beschuldigingen van pedofilie nam toe. Veel mannen werden beschuldigd van pedofilie zonder dat daar altijd voldoende bewijs voor was. Na de Dutrouxzaak is de visie op pedofilie enkel verhard en is de tolerantie van de jaren zeventig geheel verdwenen. Pedofilie werd gezien als kindermisbruik en deze visie bleef voortbestaan tot op de dag van vandaag.[23]

Wetenschappelijk discours

Het is interessant om te zien hoe pedofilie in het wetenschappelijk discours werd gecategoriseerd. Er zijn een aantal wetenschappelijke studies uit de jaren zeventig en tachtig waarin de begrippen pedofiel, pseudo-pedofiel en pedofiele relatie worden omschreven. Hoe werd er gedacht over pedofilie en wat voor taalgebruik werd gehanteerd? De volgende werken zullen worden besproken: het tweedelig werk van Edward Brongersma, Jongensliefde. Seks en erotiek tussen jongens en mannen (1987 en 1993), Theo Sandfort, Jongens over vriendschap en seks met mannen (1986) en zijn doctoraalscriptie, Pedoseksuele kontakten en pedofiele relaties (1979) en Pedofiele relaties doorMonique Möller (1983).

Begrippen

Brongersma geeft een uitvoerige omschrijving van de betekenis van het woord pedofiel:

 

‘… kunnen we als kinderminnaars (pedofielen) die mensen aanduiden bij wie de (algemene) neiging tot kinderen meer uitgesproken aanwezig is dan bij de meerderheid van hun medemensen. Zo duidelijk uitgesproken, inderdaad, dat het voor hen iets van het grootste gewicht is, en dit de seksuele kant van hun leven beheerst, kleurt en richting geeft.’[24]

 

Volgens hem schuilt er in ieder mens een pedofiel. Bij de een meer en bij de ander minder. Iedereen vindt kinderen mooi en aantrekkelijk. Voor de gewone mens komen hier echter geen erotische gevoelens bij kijken. Het is een taboe om die mogelijke erotische aspecten te erkennen, omdat we geïndoctrineerd zijn met het idee dat kinderen onschuldig en aseksueel zijn.[25] Zo herkent Möller deze gevoelens ook: ‘Ik gaf mijn dochtertje de borst en merkte dat het zuigen aan mijn tepel seksuele lustgevoelens bij me opwekte. Had ik destijds pedofiele gevoelens?’[26] De pedofiel moet ook als een gewoon mens worden gezien. ‘Net zoals bij homofielen is bij hen een neiging die algemeen tot de menselijke natuur behoort, in meer dan gemiddelde sterkte aanwezig. Dit is alles.’[27] Het enige verschil is dat hij zich sterker voelt aangetrokken tot kinderen dan andere mensen, aldus Brongersma.

Pedofielen werden gezien als monsters

Vervolgens maken alle bronnen het onderscheid tussen pedofilie en pseudo-pedofilie. Möller schrijft over pseudo-pedofilie: ‘Komt voor uit een gebrek: men kan geen contacten met leeftijdsgenoten leggen. Het kind-zijn van het kind speelt geen rol. Het kind is surrogaat voor wat men werkelijk wil: warmte, tederheid, liefde. Alleen van een kind heeft men dan nog hoop dat te krijgen.’[28] Bij pedofilie zijn er andere motieven om (seksueel) contact te leggen met kinderen: ‘het kinderlijke in het kind is aantrekkelijk’.[29] Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen pseudo-pedofielen die seksueel contact met een kind onderhouden vanwege een gebrek aan beter, en pedofielen die ditzelfde contact hebben omdat ze zich werkelijk aangetrokken voelen tot kinderen.

Er wordt een groot onderscheid gemaakt tussen beide categorieën. Zo stelt Möller: ‘Tussen beide categorieën wordt een scherpe scheidslijn getrokken. Aan de ene kant daarvan staan de ware kinderliefhebbers die zich weliswaar ook seksueel tot het kind voelen aangetrokken, maar in alles rekening houden met het kind en het hoogstens op schoot trekken of knuffelen, en aan de andere kant staan de pseudo-pedofielen, mensen bij wie uitsluitend het seksuele element een rol speelt en die hun lusten botvieren op het kind en het daarna eventueel vermoorden.’[30]

Een dergelijke stereotypering is volgens de bronnen ook niet gewenst. ‘De pedofiel hoeft niet persé altijd de wensen van het kind in acht te nemen. En andersom: ‘een kontakt met een pseudo-pedofiel kan voor het kind ook aangenaam zijn’, stelt Sandfort.[31] Kortom, zo’n onderscheid moet niet te strikt genomen worden, maar uit zijn taalgebruik kan worden afgeleid dat er toch in twee categorieën wordt gedacht. Pedofielen denken aan het kind en pseudo-pedofielen aan hun eigen lusten.

Een pedofiele relatie wordt, volgens Sandfort, ‘gekenmerkt door wederkerige gevoelens van aantrekkingskracht tussen de jongere en de oudere.’[32] Möller: ‘Pedoseksuele contacten kunnen voorkomen in een pedofiele relatie. Het woord relatie houdt wederkerigheid in en geeft aan dat er ook andere dan seksuele bedoelingen zijn.’[33] Een pedofiele relatie verschilt weinig van een andere relatie. ‘In een pedofiele verhouding is niet meer en niet minder sprake van onderdrukking dan in de gemiddelde man/vrouw verhouding.’[34] Een pedofiele relatie behoort dus tot de normale relaties. ‘Het is niet altijd de man die achter de jongen aanzit. Er steekt ook iets in de jongen wat hem naar mannen toe drijft.’[35] In dit citaat wordt de rol van het kind besproken. Niet alleen de man wil het, maar het kind ook en het kind zoekt toenadering. ‘Veel jongens hoefden niet bereidwillig te worden gemaakt, maar stonden klaar voor het avontuur of namen zelf initiatief.’[36] ‘Kinderen hebben de mogelijkheid om een diepgaande relatie met iemand op te bouwen. Kinderen zijn in staat een volwaardige vriendschaps- of liefdesrelatie te ondervinden met een volwassene. Een kind kan zelf heel goed bepalen of het iets als vreemd, plezierig of onplezierig ervaart.’[37]

Het kind werd dus in deze tijd heel anders gezien dan in de tijd hiervoor: veel seksueler en meer in staat om eigen beslissingen te nemen. Bovendien werd in het verlengde hiervan gepleit om een pedofiele relatie te zien als een gewone relatie. Hieruit blijkt dat de seksuele relatie tussen een kind en een volwassene niet helemaal werd getolereerd, maar wel als een mogelijkheid werd gezien.

Actualiteit

De wetenschappelijke werken uit de jaren zeventig en tachtig laten een verrassende visie op pedofilie zien. In het wetenschappelijke veld werd pedofilie tot op zekere hoogte getolereerd. Volgens de werken is iedereen deels pedofiel, de een echter meer dan de ander. We erkennen deze gevoelens echter niet, omdat ze taboe zijn. Het verschil tussen ‘normale’ mensen en pedofielen is dat bij de laatsten de seksuele gevoelens voor kinderen sterker aanwezig zijn.

Dit onderzoek is in vergelijking met de negatieve beeldvorming over pedofielen van tegenwoordig interessant. Van het streven naar acceptatie van pedofilie, hetgeen in de jaren zeventig zo werd nagejaagd, is nu niets meer over. Zo kregen onlangs buurtbewoners van de pedofiel Benno L. brieven thuisgestuurd met teksten als: ‘Pas op, een pedo in de buurt’, waar de naam en adresgegevens van de pedofiel op stonden.[38] Hiervoor werd in 2011 al actie gevoerd tegen het bestaan van pedofielenclub Martijn. Er werden ruim 40.000 handtekeningen opgehaald onder het mom van: ‘Wij willen niet in een land leven waar dit soort viezeriken een vereniging mogen hebben.’[39] Daarnaast weigerden burgemeesters pedofielen toegang tot hun steden, werden de huizen van pedofielen belaagd en gingen honderden mensen in februari de straat op om tegen het verblijf van Benno L. in Leiden te protesteren. Vrijwel niemand durft het meer voor de pedofiele zaak op te nemen. Er is geen plaats meer voor pedofielen in de samenleving en de discussie is uitgemond in een heuse ‘heksenjacht’.[40]

Vrijwel niemand durft het meer voor de pedofiele zaak op te nemen

Het onderzoek laat zien dat er in het verleden een ander beeld over pedofielen heeft bestaan. Tegenwoordig rust er zo’n taboe op pedofilie dat dit eigenlijk niet besproken kan worden. Een pedofiel is niet enkel een pedofiel, net zoals een heteroseksueel of homoseksueel niet enkel zijn seksuele geaardheid is. Dit onderzoek naar de beeldvorming over pedofilie in de twintigste eeuw kan de negatieve visie op pedofilie van tegenwoordig nuanceren.


Hannah Hamans (22) studeert geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Op dit moment woont Hannah in Berlijn, waar ze een minor geschiedenis volgt aan de Freie Universität. Ze is met name geïnteresseerd in de jaren zeventig en de geschiedenis van de seksualiteit. Dit onderzoek is geschreven voor de cursus Onderzoeksseminar III.

Afkomstig uit:

Titel:  Historisch Tijdschrift Aanzet
Nummer:  3
Jaargang:  29

Kijk voor meer informatie op onze website::

Voetnoten

[1] T. Sandfort, Jongens over vriendschap en seks met mannen (Amsterdam 1987) achterflap.

[2] R. Bas, ‘200 betogers tegen Benno L.’ (versie 22 februari 2014) http://nos.nl/artikel/614980-200-betogers-tegen-benno-l.html (10 maart 2014).

[3] H. Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict (Amsterdam 1995) 13.

[4] A. McLaren, Twentieth-century Sexuality a history (Oxford 1999) 13; G. Hekma e.a., Verlies van de onschuld. Seksualiteit in Nederland (Groningen 1990) 7, 19.

[5] McLaren, Twentieh-century Sexuality, 176.

[6] Hekma, Verlies van de onschuld, 18-20.

[7] J. Ravesloot, Seksualiteit in de jeugdfase: vroeger en nu. Ouders en jongeren aan het woord (Amsterdam 1997) 71-72.

[8] G. Hekma e.a., A cultural history of sexuality in the modern age vol. 6 (Oxford 2011)86.

[9] G. Hekma (ed.), Goed verkeerd. Een geschiedenis van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in Nederland (Amsterdam 1989) 29.

[10] Hekma, A cultural history of sexuality, 86-87.

[11] McLaren, Twentieh-century Sexuality, 167.

[12] Hekma, Verlies van de onschuld, 13-14.

[13] Ibidem, 57, 76.

[14] Righart, De eindeloze jaren zestig, 62; Hekma, Verlies van de onschuld, 105-106, 108.

[15] Ibidem, 16, 27-30.

[16] T. Sandfort, Pedoseksuele kontakten en pedofiele relaties (Nijmegen 1979) 13.

[17] Hekma, A cultural history of sexuality, 87; Sandfort, Pedoseksuele kontakten, 1.

[18] Geschiedenis 24, ‘Ruimte voor de pedofiel’, (versie 19 maart 2013) http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2010-2011/Ruimte....

[19] Sandfort, Pedoseksuele kontakten, 1-2.

[20] Ibidem, 2.

[21] A. Eigenraam, ‘PSP-voorman Bram van der Lek (82) overleden’, NRC, 30 november 2013; http://www.nrc.nl/nieuws/2013/11/30/psp-voorman-bram-van-der-lek-82-over... W. Pekelder, ‘Hoe Den Haag de pedo’s vertroetelde’, Groene Amsterdammer, 20 oktober 2006; http://www.groene.nl/artikel/hoe-den-haag-de-pedo-s-vertroetelde.  

[22] Sandfort, Jongens over vriendschap, 10.

[23] J. Humblet, De oorverdovende stilte. Omtrent pedofilie: het gepolariseerde debat voorbij (Antwerpen 2007) 35-36; Hekma, A cultural history of sexuality, 89.

[24] E. Brongersma, Jongensliefde: seks en erotiek tussen jongens en mannen. Deel 1: de partners (Amsterdam 1987) 52.

[25] Ibidem, 49-50.

[26] M. Möller, Pedofiele relaties (Deventer 1983) 19.

[27] Brongersma, Jongensliefde. Deel 1, 53.

[28] Möller, Pedofiele relaties, 42-43.

[29] Ibidem.

[30] Ibidem, 43.

[31] Sanfort, Pedoseksuele kontakten, 16.

[32] Ibidem, 11.

[33] Möller, Pedofiele relaties, 18.

[34] Sandfort, Pedoseksuele kontakten, 131.

[35] Brongersma, Jongensliefde. Deel 1, 82.

[36] Ibidem, 194.

[37] Sandfort, Pedoseksuele kontakten, 132.

[38] Nederlandse Publieke Omroep, ‘Heksenjacht pedofielen’ (versie 21 februari 2014)

http://www.npo.nl/heksenjacht-pedofielen/21-02-2014/POMS_EO_489106 (10 maart 2014).

[39] R. du Pré, ‘Zorgen over pedofiel ontaarden in Heksenjacht’ (versie 15 juli 2011),  http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/2805781/2011/0... (10 maart 2013).

[40] R. Ganzevoort, ‘Een heksenjacht op pedoseksualiteit’ (versie 24 oktober 2011), http://www.thepostonline.nl/2011/10/24/een-heksenjacht-op-pedoseksualiteit/ (10 maart 2013).

Meer weten