De Utrechtse Dom vóór de tornado van 1674
Terug van weggewaaid. Op 1 augustus 1674 werd de Dom in Utrecht getroffen door een zware windhoos, waardoor het middenschip van de kerk volledig werd vernield. De Dom zag er dus 330 jaar geleden heel anders uit. Ter gelegenheid van zijn 750e verjaardag wordt het middenschip van de Dom tijdelijk in ere hersteld. Maar wat voor weer was het op die bewuste 1e augustus ruim drie eeuwen geleden?
Harry Geurts
Wie wel eens een kijkje heeft genomen op het Domplein in Utrecht, had in de klinkers op het plein voor de toren wellicht de plekken kunnen zien waar de pilaren van het middenschip hebben gestaan. Met de herbouw baseren de constructeurs hun ontwerp op oude tekeningen en op de delen van de Domkerk die er nog staan. De reconstructie maakt deel uit van een hele serie verjaardagsactiviteiten met tal van voorstellingen, muziek en speciale rondleidingen.
Het weer op 1 augustus 1674
Hoe weten we nu hoe het weer zich die dag heeft ontwikkeld? Waarnemingen werden er indertijd nog niet gedaan. We beschikken echter wel over dagboeken, ooggetuigenverslagen en kranten en dan krijg je toch een redelijk beeld over deze rampdag.
Uit de meteorologische reconstructie blijkt dat op die bewuste avond van de 1e augustus 1674 een gebied met uitzonderlijk zware onweersbuien met een enorme snelheid van 70 tot 80 km/uur van zuid naar noord over het land trok. Minstens twee buiencomplexen gingen vergezeld van zware windhozen, een complex dat over Amsterdam noordwaarts trok en een complex dwars over de Utrechtse binnenstad. Het spoor van de hoos moet ongeveer langs de Oude Gracht in Utrecht hebben gelopen.
KNMI-meteoroloog Joop den Tonkelaar (1926-2001) vergelijkt het noodweer van 1674 met dat van 25 juni 1967, toen Chaam en Tricht werden getroffen door zware windhozen. De onderlinge afstand van de buiencellen, de treksnelheid in noordoostelijke richting en de lengte van de schadesporen met hagelschade zijn nagenoeg identiek.
Gezien de enorme snelheid waarmee de buiencomplexen passeerden, moet hoog in de atmosfeer een enorme wind hebben gestaan. Een krachtig windveld op grote hoogte is een van de voorwaarden voor het ontstaan van bijzonder zware onweersbuien met windhozen. Uit de beschrijvingen en verslagen van 1674 blijkt dat het inderdaad zware windhozen moeten zijn geweest die de ellende hebben veroorzaakt.
Overal in het land werd schade aangericht. Claes Ariszoon Caescooper uit Koog aan de Zaan, die het weer in zijn regio indertijd volgde en beschreef, maakt melding van zeer zwaar onweer boven de Zaanstreek. Wel 300 ruiten legden het loodje, hetzij door de wind, hetzij door hagel. Volgens predikant Georg Hendrik Petri Luth uit Zaandam vielen er hagelstenen zo groot als duiveneieren en sloegen de ramen kapot. Ook Antwerpen en Amsterdam werden getroffen. De Oprechte Haerlemse Saterdaegse Courant van 4 augustus 1674 meldt dat op 1 augustus in Antwerpen tussen 6 en 7 uur ’s avonds zo’n erg onweer was dat de bruggen over de Schelde vernield werden en bijna alle schepen lossloegen. De krant meldde letterlijk dat er een “so grouwelijcken onwe’er ontstond, dat de brugge over de Schelde wiert verbroocken en bijnae alle schepen hier en ginder gedreven”. Om acht uur bereikte het onweer Amsterdam en “ontstond hier een schrickelijck we’er van donder, blixem, wint en hagel dat wel kort duurde also ten half negen uren al gedaen was.“ Rond Amsterdam zijn 22 zaagmolens omver gewaaid en op de wallen 6 korenmolens.
Veel meer schade
De andere bui trof vooral Jutphaas, Houten, Bunnik, IJsselstein en de binnenstad van Utrecht en richtte nog veel meer schade aan. Tussen zeven en half acht ’s avonds staat de hemel een kwartier lang in vuur en vlam. “Het is verschrikkelijk de donder en de hevige wind te horen. Dit alles gaat gepaard met het gedreun van neerstortende schoorstenen, gevels en torens.” Niet alleen het middenschip van de Utrechtse Dom stortte in, ook van vier andere kerken in Utrecht (Jacobiekerk, Pieterskerk, Nicolaaskerk, Agnietenkerk) zijn de torens omver gewaaid of deels ingestort. Ook de schade aan huizen en bomen is enorm. Bijna alle molens op de stadswallen gingen volledig omver. Veel mensen kwamen om het leven. De meesten onder het puin van de herberg buiten de Wittevrouwenpoort, die ze als schuilplaats gebruikten. Anderen op straat onder vallende torens en instortende huizen. Vier wandelaars die door de wind werden meegevoerd zijn nooit meer teruggevonden.
Bronnen:
Jan Buisman. Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen. Deel IV, 1575-1675. Uitgeverij van Wijnen, Franeker, 2000.
Jan van Herpen. ’t Schrickelijck tempeest van 1 augustus 1674. Zenit, 1974
J.F. den Tonkelaar. Het middenschip van de Dom vernietigd door een tornado? De stormramp van 1 augustus 1674 meteorologisch verklaard. Jaarboek Oud-Utrecht, 1980.
Kunstkrant Utrecht, vierde jaargang nummer 3, 1999
Het nieuws van toen, 1e jaargang nummer 1. Provinciaal comité Utrecht Monumentenjaar 1975