Geen afbeelding beschikbaar

De Wierookroute

De vroegste geschiedenis van de Arabieren - Vandaag de dag zijn de Arabieren een van de grootste en meest prominente volken ter wereld. Wereldwijd zijn er rond de 300.000 mensen die zichzelf Arabier noemen en zijn er 22 Arabische landen. Veruit het grootste deel van deze Arabieren stamt af van niet-Arabieren die in de eeuwen na de opkomst van de Islam gearabiseerd zijn. Van Marokko tot aan India hebben mensen de Arabische identiteit aangenomen.

Daan Nijssen

Zelfs voorheen machtige beschavingen als Egypte en Mesopotamië zijn opgegaan in de opkomende Arabische beschaving. Omdat de Arabische geschiedenis onlosmakelijk met de opkomst van de islam verbonden is, weten de meeste mensen maar weinig van het pre-islamitische Arabië. Weinig mensen weten hoe het Arabische volk is ontstaan en maar weinig mensen zijn zich ervan bewust dat het proces van arabisering als lang voor de opkomst van de islam begonnen is. In dit artikel zal ik licht werpen op de vroegste geschiedenis van de Arabieren; vanaf de allereerste attestatie van hun naam in de bronnen tot aan de vestiging van de eerste Arabische staten.

Hoewel ‘Arabier’ vandaag de dag een nogal losjes gebruikte naam is voor een zeer diverse groep mensen, waren de Arabieren oorspronkelijk een redelijk duidelijk te definiëren groep. De sedentaire bevolking van Mesopotamië en de Levant gaf deze naam aan de nomaden die in het begin van het eerste millennium v. Chr. in de woestijnen aan de grenzen van de vruchtbare halve maan verschenen. Het feit dat deze nomaden door de volken aan beide kanten van de vruchtbare halve maan ‘Arabieren’ genoemd werden lijkt erop te wijzen dat deze nomaden zichzelf ook zo noemden. De Arabieren woonden oorspronkelijk alleen in het noorden en westen van het Arabische schiereiland. In het huidige Jemen waren er wel staatjes die soms als ‘Zuid-Arabisch’ worden aangeduid, zoals Saba, Ma’in, Qataban en Hadhramaut, maar deze koninkrijken kunnen mijns inziens niet als Arabisch geclassificeerd worden. De inwoners van de ‘Zuid-Arabische’ koninkrijken noemden zichzelf geen Arabieren, maar gaven deze naam aan de nomaden in het noorden. Pas in de loop van de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling werd Zuid-Arabië gearabiseerd. Bovendien spraken de zuidelijke ‘Arabieren’ een Zuid-Semitische taal, terwijl de noordelijke Arabieren de Centraal-Semitische Noord-Arabische talen spraken. De oorspronkelijke Arabieren zijn dus te definiëren als de sprekers van Noord-Arabische talen die in Noord- en West-Arabië leefden.

Veruit de meeste Arabieren leefden als nomaden. Ze voorzagen in hun levensonderhoud door met hun kleinvee (schapen, geiten en later ook dromedarissen) over de steppes aan de rand van de woestijn rond te trekken. Ze woonden daarbij in tenten in tijdelijke kampen. Sommige Arabieren leefden in permanente nederzettingen bij oases en zorgden door middel van landbouw voor hun eigen voedsel. In deze oasenederzettingen leefden soms wel duizenden mensen en behalve populatiecentra waren de oasenederzettingen vaak ook handelsknooppunten en administratieve centra. Ook hadden veel oasenederzettingen een regionaal heiligdom waar de leden van meerdere stammen bijeenkwamen om gemeenschappelijke goden te vereren. Regelmatig kwamen de nomadische Arabieren naar de oasenederzettingen toe om voedsel, wapens en kleding van de sedentaire bevolking te kopen in ruil voor producten van de dieren uit hun kuddes.

De Arabieren waren verdeeld in stammen en stamverbanden gebaseerd op (vermeende) verwantschap.

De stammen waren zelf weer opgedeeld in meerdere eenheden van hooguit een paar honderd personen. Elke stam had een eigen wet (sunnah) die gebaseerd was op eeuwenoude voorvaderlijke tradities. Soms kwamen stammen in een vergadering bijeen om recht te spreken of om wetten aan te passen. In de meeste gevallen gold de lex talionis (oog om oog, tand om tand), al werden zaken soms ook afgehandeld met een schadevergoeding. Ook kon de misdadiger bij misdaden die zich binnen de leefgemeenschap afspeelden uit de gemeenschap gestoten worden. De nomadische Arabieren lijken erg gehecht te zijn geweest aan hun vrijheid. Ze duldden geen koningen boven zich en keken op neer op de sedentaire bevolking die dat wel deed. De Arabische ‘koningen’ die wel eens in inscripties genoemd worden waren waarschijnlijk niet veel meer dan aanvoerders in de strijd. In de ‘beschaafde wereld’ werden de nomadische Arabieren afgeschilderd als barbaren: primitief, onbetrouwbaar, lui en gewelddadig. Dit beeld zal vooral ontstaan zijn in de periodes dat de Arabieren, voortgedreven door droogte, met hun kuddes de ‘beschaafde wereld’ probeerden binnen te dringen en daarbij ook wel eens nederzettingen plunderden.

Rond 1000 v. Chr. ontstonden er in het eerder genoemde Zuid-‘Arabië’ koninkrijkjes, waaronder Saba (het Bijbelse Sheba), Ma’in, Qataban en Hadhramaut. In Zuid-Arabië groeiden wierook en mirre, zeer zeldzame aromatica die vrijwel alleen in Jemen en Somalië voorkwamen. Wierook en mirre waren geliefd om hun geur en werden vaak in rituele context gebruikt. Ze waren zeer gewild over de gehele wereld: van Egypte, Mesopotamië en het Middellandse Zeegebied tot aan India en China. Ongeveer gelijktijdig met de opkomst van staatjes in Zuid-Arabië werd de dromedaris gedomesticeerd waardoor er grotere afstanden door de woestijn konden worden afgelegd. Hierdoor kwam er een grootschalige interregionale handel in wierook, mirre en andere specerijen op gang. In de Arabische woestijn ontstonden er handelsroutes die Zuid-Arabië, Mesopotamië en de Levant met elkaar verbonden. Deze handelsroutes bestonden uit denkbeeldige lijnen tussen verschillende oases waarlangs de handelskaravanen zich voortbewogen. Meestal reisden deze handelskaravanen in het regenseizoen (van december tot maart), opdat er genoeg gras en water te vinden zou zijn. Zelfs een dromedaris kan immers niet langer dan 100 km zonder water reizen en ook een dromedaris heeft vers voedsel nodig. Mogelijk het belangrijkste handelsknooppunt op deze route was Yathrib (het huidige Medina), waar handelsroutes uit Zuid-Arabië, de Levant en Mesopotamië bijeen kwamen. Andere belangrijke handelsknooppunten waren Tema en Dedan. In het noorden kwamen de handelsroutes uit Arabië uit bij grote handelssteden als Damascus, Tyrus en Gaza, die veel van de Arabische handel profiteerden. Het verhaal van de koningin van Sheba (Saba) die bij koning Salomo van Israel op staatsbezoek kwam is mogelijk gebaseerd op het ontstaan van de eerste grootschalige handelscontacten tussen Zuid-Arabië en de Levant.

Het is kort na het ontstaan van deze specerijenhandel dat de Arabieren voor het eerst in Assyrische bronnen worden genoemd. In 853 v. Chr. neemt de Assyrische koning Salmaneser III het in de slag bij Qarqar, in Syrië, op tegen een coalitie van Levantijnse koningen, waaronder de koning van Damascus, de koning van Hamath, koning Achab van Israel en ook een koning Gindibu van Arabië, die met 1000 dromedarissen deelneemt aan de strijd. Het land van deze Gindibu moet waarschijnlijk gelokaliseerd worden in Oost-Jordanië. Rond dezelfde tijd duiken er Arabieren op in de woestijnen ten zuiden en ten westen van Juda en in het noorden van de Sinaï. In de 8ste eeuw v. Chr., wanneer de Assyrische koningen Tiglath-Pileser III en Sargon II hun grondgebied uitbreiden tot in de zuidelijke Levant, komen de Assyriërs vaker in contact met Arabische stammen. De uitbreidingen van de Assyriërs in de zuidelijke Levant zouden deels verklaard kunnen worden als poging om de noordelijke uiteindes van de Arabische handelsroutes onder controle te krijgen. De Assyriërs weten een aantal nomadische Arabische stammen te onderwerpen door hun kuddes en waterputten te veroveren en zo de overlevende nomaden te dwingen zich in steden te vestigen of anders in de woestijn om te komen. De Assyrische koningen ontvingen onder andere goud, zilver, specerijen en dromedarissen als tribuut van de Arabieren. Ook stelden de Assyrische koningen Arabische clanleiders aan om in hun naam de grenzen van het rijk te bewaken. Rond 700 v. Chr., tijdens de regering van Sennacherib duiken er ook in westelijk Babylonië Arabieren op, de eerste Arabieren van Irak, die daar aan de kant van de Babylonische opstandeling Merodach-Baladan vechten. Later in zijn regering leidde Sennacherib een veldtocht naar Adummatu, waarschijnlijk het latere Dumah, midden in de woestijn. Hierdoor verwierf hij controle over de handelsroutes die direct van Mesopotamië naar Yathrib liepen. Vriendelijkere contacten tussen Arabieren en Assyriërs zien we in de regering van Esarhaddon. Tijdens Esarhaddon’s veldtocht naar Egypte leverden de Arabieren die in het noorden van de Sinaï leefden dromedarissen aan de Assyrische troepen om hen te helpen waterzakken door de woestijn te vervoeren. De Perzische koning Cambyses wordt later op dezelfde manier door de Arabieren geholpen op zijn expeditie naar Egypte.

In de tweede helft van de 7de eeuw v. Chr. verloren de Assyriërs hun grip op de Levant en probeerden de Babyloniërs hun plaats in te nemen. De Babylonische koning Nebuchadnezzar II was gedurende de eerste 20 jaar van zijn regering bezig met het vestigen van zijn controle over de Levant. Juda en de Trans-Jordaanse koninkrijkjes Ammon en Moab kwamen meer dan eens tegen hem in opstand. Deze opstanden leidden er uiteindelijk toe dat Nebuchadnezzar deze koninkrijkjes ophief en een groot deel van de Judese, Ammonitische en Moabitische bevolking deporteerde. Vanaf deze periode beginnen de Arabieren zich te vestigen tussen de overgebleven Ammonieten en Moabieten in Trans-Jordanië. De arabisering van Jordanië was begonnen. Een andere gebeurtenis in de Babylonische tijd was Nabonidus’ verblijf in de Arabische oasestad Tema. In zijn vierde jaar leidde deze Babylonische koning een veldtocht naar Noord-Arabië waar hij pas 10 jaar later van terugkeerde. In de tussentijd had hij zich in Tema gevestigd, had hij er een paleis laten bouwen en had hij de plaatselijke vorsten en stammen onderworpen. Hij beweerde alle handelsroutes tot aan Yathrib onder zijn controle te hebben gebracht. Hoewel Nabonidus’ tienjarige verblijf in Arabië opvallend is, was zijn annexatie van Noord-Arabië niet meer dan een logische volgende stap in de uitbreiding van het Babylonische rijk.

Eind 6de eeuw v. Chr. veroverden de Perzen het Babylonische rijk. Ook Noord-Arabië werd deel van het Perzische rijk. Volgens Herodotus hadden de Arabieren een speciale status binnen het Perzische rijk omdat ze Cambyses hadden geholpen Egypte te veroveren. Zo hadden ze een handelsmonopolie in het gebied tussen Gaza en Ienysus (waarschijnlijk het huidige el-Arish) en hoefden ze geen schatting te betalen, maar slechts een jaarlijkse ‘schenking’ van 1000 talenten wierrook aan de Perzische koning te doen. Deze grote hoeveelheid doet echter vermoeden dat het hier wel degelijk om schatting ging. Onder de Perzen was er een ‘koning van de Arabieren’ wiens taak het was de wierrook voor de ‘schenking’ te verzamelen. In deze functie had hij waarschijnlijk de controle over de handelsroutes tussen Gaza en noordelijk Arabië. De arabisering van het zuiden van Palestina kan al in deze tijd begonnen zijn. In de Perzische tijd vervaagden bovendien de grenzen tussen de verschillende etnische groepen, waardoor de Arabieren zich makkelijk tussen de overgebleven Edomieten, Moabieten en Ammonieten konden vestigen. Ook delen van Egypte lijken in deze tijd gearabiseerd te zijn. Herodotus kent Afrika ten oosten van de Nijl immers als Arabië. Ook het archeologische bestand lijkt een Arabische aanwezigheid ten oosten van de Nijldelta te bevestigen.

Hoewel de Arabieren zich tot aan de Perzische tijd al over een groot gebied hadden verspreid, verschijnen pas in de Hellenistische tijd de eerste Arabische staatsamenlevingen. In Noord-Arabië, Trans-Jordanië en Syrië beginnen de plaatselijke Arabieren inscripties achter te laten in een Noord-Arabisch dialect. Hiervoor gebruikten ze hun eigen schriften, die bekend staan als Safaïtisch en Hismaïsch en gebaseerd waren op de schriften van Zuid-Arabië. Ook waren er een aantal Arabische stamverbanden, waaronder Thamud, Lihyan en de bekendere Nabataeërs, die hun invloed over meerdere oasesteden uit wisten te breiden en zo bloeiende handelsimperia konden oprichten. De staatsvorming van deze stamverbanden is moeilijk na te gaan. Van de Nabataeërs weten we dat ze, wanneer ze in 312 v. Chr. voor het eerst met Grieken in contact komen, door hen worden beschreven als primitieve woestijnrovers. Wanneer Strabo ze in de eerste eeuw v. Chr. beschrijft zijn ze echter een beschaafd en sedentair volk geworden dat aan landbouw doet en in steden woont. De Nabataeërs en de volken van Thamud en Lihyan hebben indrukwekkende bouwwerken nagelaten, waarvan de uit zandsteen gehouwen monumenten van Petra en Mada’in Saleh wel de bekendste zijn; monumenten die nog steeds in goede toestand te zien zijn. Over de Nabataeërs en andere Arabische staten is al veel geschreven en er zal vast nog veel meer over geschreven worden.

Tot nu toe heb ik de pre- en protohistorie van de Arabieren behandeld, maar de geschiedenis van pre-islamitisch Arabië begint hier pas.

Bibliografie

  • Beaulieu, P., The reign of Nabonidus, King of Babylon, 556-539 B.C. (Yale University Press, New Haven & London 1989).
  • Eph’al, I., The Ancient Arabs; Nomads on the Borders of the Fertile Crescent 9th-5th Centuries B.C. (E.J. Brill, Leiden 1982).
  • Hammond, P.C., The Nabataeans – Their History, Culture and Archaeology (Paul Äström Förlag, Göteborg 1973).
  • Hoyland, R.G. Arabia and the Arabs; from the Bronze Age to the Coming of Islam (Routledge, London & New York 2001).

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Galapas
Jaargang: 2012

Download het gehele nummer op onze website

Meer weten

Tijdschriften: