‘Dokters met Zwaarden’: Ridders Maltezer Orde verdedigen Dodokanesos en christendom

Wie de Dodekanesos bezoekt, komt terecht in een landschap waarin tientallen kastelen en bastions de horizon bepalen. Vrijwel al deze bouwwerken stammen uit een tijd dat Europa dreigde te worden overlopen door Turkse troepen. Tijdens de late Middeleeuwen bestormde het Ottomaanse leger de Balkan en boekte over land succes na succes. Via zee, echter, wilde het voor de sultan nog niet erg vlotten. Als bolwerk van de kruisridders trotseerden de Dodekanesos-eilanden langdurig het islamitische gevaar. Zonder de defensieve activiteiten door deze soldaten van de zogeheten Maltezer Orde zouden de Ottomanen veel eerder controle hebben gekregen over de Middellandse Zee en was Zuid-Europa kwetsbaar geweest voor een inval door de ‘Halvemaanstrijders’.

Tekst: Niels de Groot

Gedurende de 7e eeuw was de wereld bezig een ultieme verandering te ondergaan. Europa worstelde nog met de naweeën van het machtsvacuüm na de val van het Romeinse Rijk. Middenin de woestijn van het Arabisch schiereiland ontwikkelde zich een nieuwe levensovertuiging, waardoor de daar bivakkerende – vooral nomadische – stammen de handen ineensloegen. Met deze levensbeschouwing vonden de Arabieren de kracht om gezamenlijk de omringende landen binnen te vallen en hun eigen rijk te stichten. De islam was geboren. Al in 638 veroverden de moslims Jeruzalem, een stad waar ongetwijfeld al binnen een eeuw na de kruisiging van Jezus christenen heentrokken, maar in elk geval zeker vanaf het jaar 333, getuige het allereerste document over een religieuze reis naar het oude Israël. Ondanks de islamitische overheersing van de heilige stad die honderdenjaren zou duren, legden veel gelovigen uit Europa de lange afstand af. Het belijden van het christelijk geloof in Jeruzalem werd gedoogd, zolang de predikers dat maar niet openlijk deden. Maar ondanks die relatieve vrijheid nam het pelgrimverkeer uit het westen geleidelijk af.

Messias

Dit tij keerde evenwel weer toen het eerste millennium op zijn einde liep. Gelovigen veronderstelden dat bij deze gelegenheid de Messias zich wederom in de heilige contreien zou laten zien en zo kwam de kerkelijke (voet)tocht weer op toeren. Al deze hordes mensen bezorgden de autoriteiten in Jeruzalem hoofdbrekens. Gezondheidszorg bleek van absoluut levensbelang, aangezien talloze pelgrims arriveerden met wel meer onder de leden dan voetblaren alleen. Dit werd dé aanzet tot de oprichting van een permanent hospitaal. De Benedictijnse Sint Maria abdij, het enige katholieke instituut in Jeruzalem, bleek de aangewezen plek voor een dergelijk onderkomen. Daarmee werd rond 1080 de allereerste vestiging van een zogeheten Johannieter- ziekenhuis door de Orde van Sint Johannes – uiteraard vernoemd naar hun schutsheilige, de befaamde doper – een feit.

[caption id="" align="alignright" width="200" caption="Kamiros, een antieke stad met Dorische tempel."][/caption]

Tot het midden van de 12e eeuw bleven de Johannieters aanwezig om de zieken, zwakken en misselijken op te vangen. Nog altijd een pacifistische organisatie derhalve. In elk geval bestaan er geen documenten van voor 1148 die verwijzen naar hospitaalmedewerkers die het zwaard ter hand nemen. Pas in de jaren 60 van die eeuw werd er in referenties naar de Orde melding gemaakt van een divisie van ‘broeders-onderde- wapenen’. Hoe de transitie exact in haar werk is gegaan blijft een raadsel. Aannemelijk is dat door de continue dreiging van de muzelmannen rondom Jeruzalem, dat tijdens de eerste kruistocht van 1099 door christelijke legers werd heroverd, er steeds alle hens aan dek gold. Wellicht had iedereen er baat bij dat ook monniken een zwaard konden hanteren wanneer het vijf voor twaalf was en groeide deze traditie vervolgens door tot militair begrip.

Acht

 

De Orde bestond uit leden van acht verschillende katholieke territoria – Engeland, Duitsland, Frankrijk, Italië, Provence, Auvergne, Castile en Aragon. Daarnaast waren er binnen de organisatie drie duidelijk afzonderlijke functies, te weten ridders, verplegende broeders en kapelaans en acteerden ze allemaal onder leiding van een grootmeester, een voor het leven gekozen baas. De idders waren van adel, maar werkten wel zonder betaling. Bovendien kon de familie van een ridder bij zijn dood fluiten naar een erfenis, want die ging linea recta naar de Orde.

Het leger van de christelijke verdedigers construeerde een groot aantal burchten rondom in het Heilig Land. Krak des Chevalier, Marqab, Athlit, Safad, Tartus, Belvoir en Baghras behoorden tot de voornaamste. Maar na de definitieve val van Jeruzalem op 2 oktober 1187 en de uitzichtloosheid in de rest van de Levant, waar de ridders onder permanente dreiging verbleven, weken de Johannieters in 1291 uit naar Cyprus dat onderwijl al weer een eeuw in westerse handen was. Het eilandleven betekende een significante omschakeling in de strategie. Vanaf nu af aan zouden de soldaten van de kerk na eeuwen van veldtochten hun operaties over water gaan uitvoeren

Rhodos

[caption id="" align="alignright" width="195" caption="Het Paleis der Grootmeesters in Rhodos-stad."][/caption]

Ruim honderd jaar hielden de geharnaste broeders het vol op Cyprus, maar toen het hen aan het begin van de 14e eeuw op Cyprus eveneens te heet onder de voeten werd, kwam Rhodos in het vizier. In juni 1306 startten de hospitaalridders, intussen met een eigen vloot en met Genuaanse troepen als steun in de rug, een uitgebreide veroveringscampagne. Het beleg duurde lang, pas vier jaar later konden de grootmeester en zijn karavaan kwartier maken op het eerste eiland van de Dodekanesos. Het groeide uit tot een gewichtig knooppunt voor handel. Maar de ridders zelf stalen daarbij niet de show. Vanwege hun religieuze gelofte aan de kerk isoleerden ze zich van de rest van Rhodos in de zogenoemde ‘collacchio’, een afgezonderd district van de stad. Bovendien was de verstandhouding met de lokale bevolking niet om over naar huis te schrijven. Er zou altijd een ruime afstand bestaan tussen de Orde en de rest vande burgers.

Poortwachters

Vanaf deze plek tezamen met hun vazaleilanden – waaronder Kos, Nysiros, Simi en Kalymnos – zouden de christenen als poortwachters van de Middellandse Zee ruim twee eeuwen lang de Turkse storm het hoofd bieden. Op de eilanden legden de ridders grootschalige vestingwerken aan en met name de citadel van Rhodos zelf in de gelijknamige hoofdstad is meer dan indrukwekkend. Bij het bereiken van de 15e eeuw was het een van de zwaarst verstevigde bolwerken ter wereld. Het dagelijkse takenpakket der Johannieters bestond uit het ondernemen van kruistochten ter defensie van de christelijke territoria in Zuidoost-Europa en Klein- Azië; het surveilleren van de scheepvaartroutes, waarbij ze de Turkse emirs op afstand hielden; het in de bres springen van westerse handelsvaartuigen bij een eventuele vijandige aanval en het assisteren van andere Europese vloten in de wedijver met de Ottomanen.

[caption id="" align="alignright" width="195" caption="In de zomer van 1480 waren het de Turken die aan de poorten van Rhodos rommelden, echter ook nu kregen ze de christelijke muren niet geslecht."][/caption]

Een hele klussenlijst en het is dan ook geen wonder dat ze het allemaal niet alleen af konden. Vooral niet bij de operaties ter zee; immers, de ridders hadden slechts de beschikking over ten hoogste acht oorlogsgaleien. Een uitkomst voor de geallieerde christelijke verdedigers werd daarom de ‘Corso’, een systeem van huurpiraterij dat daarvoor speciaal een vergunning kreeg. De Orde financierde expedities door deze kapers tegen Turkse strijdkrachten en van de buit ging tien procent naar de grootmeester. Het bleek een schot in de roos. In het jaar 1519 leverde deze werkwijze een forse duit in de christelijke schatkist op; de ridders haalden niet minder dan 47.000 dukaten binnen.

Vasteland

Naast zeeslagen en rooftochten over water – met de plundering van Alexandrië in 1365 ter illustratie – waren de Johannieters tijdens de 14e eeuw zoals gemeld ook in de weer op het vasteland. Zo droeg de Orde haar steentje bij in de kruistocht van 1344 waarin Smyrna (het hedendaagse Izmir) op de moslims werd heroverd, doch gingen de kruisvaarders onderuit tijdens een veldslag in Albanië in 1378. Op de Dodekanesos breidden de broeders onderwijl hun verdedigingslinies uit.

Tijdens de bezetting van Rhodos en de spoedige bouw van bastions en stenen wallen aldaar kwamen eveneens Kalymnos, Nisyros, Leros, Kos, Tilos en Kastelorizo onder Johannietergezag. Simi volgde pas veel later in 1373. De vestingwerken liepen als een keten van zuid naar noord over de leden van de archipel voor de Turkse zuidwestkust. Het had wel wat weg van een soort middeleeuwse Berlijnse Muur op water die de ene partij had neergezet om de andere buiten de deur te houden. Een ware noodzaak, zo werd al vrij vlot duidelijk toen in 1402 de stad Smyrna definitief in Turkse handen viel.

Kritiek

Het verlies van deze plaats was een nieuwe tegenslag voor de christelijke controle in het oosten dat nu zichtbaar begon af te kalven. Simultaan met deze tendens nam de kritiek uit Europa toe. De Maltezer Orde kon nu wel wat positieve reclame gebruiken. In 1440, tevens het jaar dat Rhodos Egyptische troepen in zijn territoriale wateren zag opduiken, begonnen Johannieters met de bouw van een gloednieuw, prachtig hospitaal. Na de afgeslagen aanval, waren de Egyptenaren vier jaar later alweer terug voor een nieuwe poging om de ridders een draai om de oren te verkopen.

Ook deze opzet mislukte, maar de toon was gezet. De islamieten beschouwden Rhodos door zijn blokkades van hun havens en de talloze plundertochten als een luis in de pels. Koste wat kost wilden ze hun westerse opponenten weg hebben. In de zomer van 1480 was het weer zover. Dit keer waren het de Turken die aan de poorten rammelden, echter ook nu kregen ze de christelijke muren niet geslecht. Desalniettemin, driemaal betekende scheepsrecht en dus was het een kwestie van tijd dat het doek viel voor de Rhodianen.

[caption id="" align="aligncenter" width="350" caption="Lindos, met een akropolis van waaruit van een prachtig uitzicht kan worden genoten op de steile rotskust en de witte huizen van het dorpje."][/caption]

Invasie

Die grootscheepse invasie kwam uiteindelijk ruim 40 jaar later. Op 24 juni 1522 hield de aankomst van een Turkse vloot van 400 schepen – met een gigantische overmacht van 200.000 man – voor grootmeester Philippe Villiers de l’Isle-Adam en zijn trawanten feitelijk inpakken en wegwezen in. Toch slaagde de Orde met 600 ridders en 4500 voetsoldaten erin een halfjaar lang stand te houden. Pas op 18 december ging de handdoek in de ring, evenwel niet nadat er eerst fors was onderhandeld. De uitkomst daarvan was dat de grootmeester en zijn ridders een vrijgeleide kregen en zo verlieten ze op 1 januari 1523 per schip het eiland vanwaar ze meer dan 210 jaar lang de heilige strijd tegen de moslims hadden gevoerd. Zo een grote eer was er niet voor de poorters die de militaire ziekenbroeders al die tijd tot steun waren geweest. Wat heet, zij werden zonder mededogen door de Turken afgeslacht.

Uitblaasperiode

[caption id="" align="alignright" width="195" caption="Op de akropolis van Lindos bevinden zich de resten van een Johannieterburcht, Romeinse tempel, Hellenistische zuilenhal,"][/caption]

Voor de Johannieters zat het erop. Hun spel in de oostelijke Mediterranee was uitgespeeld en een korte uitblaasperiode op Kreta volgde. Daar vandaan belandde het span in 1530 via Zuid-Italië op Malta via een geste van keizer Karel V (1500-1558). Aan dit eiland ontleende de Orde uiteindelijk haar huidige naam en het werd de plek waar ze zich tot het einde van de 18e eeuw zou verschansen. Gaandeweg keerden de ridders terug naar hun origine, namelijk als verplegende broeders. Het geneeskundig personeel van het eerste uur had geschitterd in een uiterst pregnante rol, maar voor deze ‘dokters met zwaarden’ was het tijd geworden om gewoon weer achter de coulissen de handen uit de mouwen te steken. Puur op een vreedzame grondslag. Een transformatie van medici naar strijders en vice versa was rond.

Energie

En de Dodekanesos? Deze archipel ging bijna 400 jaar lang onderdeel uitmaken van het Ottomaanse Rijk, een macht die uiterst veel moeite had gehad om de strategisch gelegen eilanden in bezit te krijgen. Energie voor eventueel een snelle doorstoot naar Zuid-Europa was er niet meer en dat mag rustig dé grote verdienste van de Maltezer Orde worden genoemd.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Archeologie Magazine
Jaargang: 2007
Nummer: 5
Uitgever: Virtùmedia

Meer weten

Tijdschriften: