Eerste gedrukte wereldlijke prozaverhaal in de Nederlandse taal
In maart van dit jaar wist de Koninklijke Bibliotheek (KB) op een Brusselse veiling een zeldzaam boek te verwerven: het enig bekende exemplaar van de Historie vanden groten coninc Alexander, uitgegeven door de Delftse drukker Christiaen Snellaert in 1491. Het is waarschijnlijk het vroegste wereldlijke prozaverhaal in de Nederlandse taal dat door de drukpers is vermenigvuldigd.
W.P. Gerritsen
De KB bezit een fameuze collectie incunabelen (boeken gedrukt vóór 1501). De incunabel die de geschiedenis van Alexander de Grote vertelt, werd tot nu toe node gemist. Het belang ervan ligt zowel op het gebied van de boekhistorie en de leescultuur als op dat van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. De Historie van Alexander (zoals het boek in de wandeling wordt aangeduid) is een belangrijk stuk Nederlands cultureel erfgoed en is in de KB terechtgekomen op de plek waar het het best kan worden bewaard, tentoongesteld en bestudeerd. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst rond het midden van de 15de eeuw was het in de Lage Landen eeuwenlang gewoonte geweest om Nederlandstalige verhalende werken van dit type in paarsgewijs rijmende verzen te schrijven. Verhalende literatuur was in die periode in beginsel bedoeld om voorgedragen of voorgelezen te worden voor een luisterend publiek. Individueel lezen uit interesse of ter verstrooiing, zoals wij dit kennen, was nog zeldzaam. In de loop van de 15de eeuw was, mede door de opkomst en groei van stadsscholen, de leesvaardigheid sterk toegenomen. De vraag naar lectuur had hiermee gelijke trede gehouden.
Er ontstond behoefte aan teksten die qua stof, taalgebruik en uiterlijke presentatie geschikt waren om door een breed publiek van leken gelezen te worden. De vroege boekdrukkers zijn zich waarschijnlijk van dit gat in de markt bewust geweest, maar aarzelden zich op dit nog onbekende terrein te begeven. De risico’s waren immers niet gering: slaagde de drukker er niet in een tekst te presenteren die bij het publiek in de smaak viel, dan waren zijn investeringen in arbeid, materiaal en papier voor niets geweest. Het Utrechtse bedrijf van Ketelaer en De Leempt, waar in 1473 de eerste met losse letters gedrukte boeken in de noordelijke Nederlanden van de pers kwamen, had zich veiligheidshalve gespecialiseerd in het uitgeven van Latijnse werken. De Latijnstalige geschiedenis van Alexander de Grote die in 1474 door deze drukkers was uitgegeven, had haar weg gevonden in de kringen van hoogopgeleide intellectuelen, geestelijken, ambtenaren en kloosterlingen, ook buiten de Nederlanden. De eerste die het waagde met een Nederlandstalig wereldlijk ‘leesboek’ voor de dag te komen, was Geraert Leeu in Gouda.
Geraert Leeu
Toen Leeu zich begin 1477 als drukker in Gouda had gevestigd, was hij begonnen met het drukken van een godsdienstig werk in het Nederlands, waarbij hij als afnemers en gebruikers van het boek vermoedelijk vooral vrome vrouwen op het oog heeft gehad. Maar zijn ambitie reikte verder. Op 7 oktober 1477 legde hij de laatste hand aan het drukken van een boek dat hij op de laatste bladzijde trots omschreef als (vrij vertaald): ‘De geschiedenis, het leven en de regering van de allergrootste en machtigste koning Alexander, die heerser en vorst was over de gehele wereld.’ De overwegingen die Leeu tot zijn keuze voor dit onderwerp en voor deze tekst hebben gebracht, kunnen veronderstellenderwijs als volgt worden opgesomd.
Ten eerste: de hoofdpersoon van het verhaal was een figuur die middeleeuwers bijzonder aansprak. Alexander de Grote gold als een van de beroemde ‘negen besten’, de negen dapperste mannen die ooit geleefd hadden. Hij was het middelpunt van een wijdvertakt complex van epen, romans, verhalen en exempelen. Zijn wonderbaarlijke levensloop had al sinds eeuwen gediend als een toetssteen voor opvattingen over heroïek, over moed en overmoed, en over de tragiek van het lot. Daar was in de 15de eeuw – een eeuw van pelgrimages en ontdekkingsreizen – nog een troefkaart bijgekomen: de brandende nieuwsgierigheid naar het geheimzinnige Oosten, in het bijzonder naar Indië, het wonderland dat Alexander als veroveraar tot zijn verste grenzen had bereisd en waarover hij zijn leermeester Aristoteles per brief had ingelicht.
Ten tweede: het verhaal mocht sensationeel zijn, het had daarbij het onschatbare voordeel aantoonbaar wáár te zijn. Begon het eerste van de Boeken der Makkabeeën, die deel uitmaakten van de Latijnse Bijbel, niet met een samenvatting van Alexanders geschiedenis? Hierin werd expliciet bevestigd dat hij met zijn leger ‘tot aan de uiteinden van de aarde’ was opgetrokken en dat hij, voor zijn dood op jonge leeftijd, ‘de hele wereld’ in zijn macht had gehad. Voor de historische betrouwbaarheid – naar middeleeuwse maatstaven – van het relaas in Leeus Historie van Alexander, zowel in de grote lijn als in de details, stond bovendien een gezaghebbend 13de-eeuwse geschiedwerk als de Spiegel historiael van Jacob van Maerlant borg.
Ten derde: Leeu had de hand weten te leggen op een tekst in proza die met minimale redactionele ingrepen kon worden overgenomen in het boek dat hij wilde drukken. Het ging om een gedeelte van een aan Alexander de Grote gewijd geschiedverhaal dat was ingevoegd in een Middelnederlandse historiebijbel, de ‘Bijbel van 1360’. De bewerker van deze tekst had de Alexanderbiografie in de Spiegel historiael op de voet gevolgd, maar had Maerlants verzen in proza omgezet. Hierbij had hij een opvallend gelukkige hand gehad: de korte rijmende verzen waren ‘gerecycleerd’ tot welgevormde, merendeels aangenaam leesbare zinnen. Als product van de nawerking van de Bijbel van 1360 getuigt Leeus Historie van Alexander van de geboorte van het verhalend proza in het Nederlands.
Het mag als een buitenkans gelden dat in dit geval met een hoge graad van waarschijnlijkheid zelfs het handschrift kan worden aangewezen dat in Leeus drukkerij als kopij voor de Historie van Alexander heeft gediend. Dit handschrift heeft oorspronkelijk behoord tot de bibliotheek van het klooster van Sint-Michiel in Den Hem bij Schoonhoven, kwam later in het bezit van de Cellebroers in Gouda, en maakt thans deel uit van een codex in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht. Zo vormt de Historie van Alexander een illustratie van een keerpunt in de cultuurgeschiedenis: de overgang van het geschreven naar het gedrukte boek.
Herdrukken
Heeft Leeus initiatief hem zakelijk succes opgeleverd? Wij weten niet hoe groot de oplage van de druk van 1477 is geweest – vermoedelijk niet veel meer dan een honderdtal exemplaren. Daarvan is slechts één exemplaar overgebleven, dat in de Staatsbibliotheek te Berlijn wordt bewaard. Voor zover bekend heeft Leeu de Historie van Alexander niet herdrukt. Wellicht hebben andere projecten, zoals het drukken van een omvangrijke bundel heiligenlevens, zijn aandacht van Alexander afgeleid. Met ingang van 1480 gaat hij zich met zijn fonds op de Europese boekenmarkt richten, in het bijzonder met Latijnstalige uitgaven. Maar toch zou het Alexanderboek in de 15de eeuw nog driemaal worden herdrukt. In 1479 legden de Delftenaren Jacob Jacobszoon van der Meer en Mauricius Yemantszoon een tweede druk van het boek op de pers. Een derde druk, verlucht met een zevental houtsneden die speciaal voor dit boek waren vervaardigd, verscheen in 1488 bij een andere Delftse drukker, Christiaen Snellaert, en deze drukte het boek in 1491 nogmaals, met onveranderde tekst en dezelfde illustraties. Van elk van de in totaal vier drukken van de Historie van Alexander is slechts één exemplaar overgeleverd. De eerste drie bevinden zich in buitenlandse bibliotheken, waarvan twee in de Verenigde Staten. Het enig bekende exemplaar van de vierde druk, die van 1491, is nu door de Koninklijke Bibliotheek verworven.
Houtsneden
De zeven houtsneden illustreren hoogtepunten uit het verhaal. Drie ervan worden hier gereproduceerd. De eerste van de reeks brengt de wonderlijke geschiedenis van Alexanders verwekking in beeld: volgens een uit de late Oudheid stammende traditie zou Alexander de vrucht zijn van een kortstondige relatie van zijn moeder Olympias met de magiër Nectanebus, een Egyptische farao in ballingschap. De voorstelling toont drie momenten in het verloop van dit gebeuren. In de bovenhelft van de voorstelling verdrijft Alexanders officiële vader, Philippus van Macedonië, zijn vijanden; daaronder maakt Nectanebus van de afwezigheid van Philippus gebruik om Olympias wijs te maken dat een god haar in de gedaante van een draak zal bezoeken om een zoon bij haar te verwekken; links daarvan ziet men hoe Nectanebus, die zich in een draak heeft veranderd, het bed van Olympias besluipt.
De tweede houtsnede illustreert een scène waarin verhaald wordt dat Alexander tijdens zijn veldtocht in Indië het beroemde orakel van de bomen van zon en maan raadpleegde. De sprekende bomen kondigden hem aan dat hij binnenkort door vergif zou sterven. De houtsnede toont Alexander, vergezeld door drie getrouwen, in gesprek met de priester van het orakel. De derde houtsnede verplaatst de lezer naar het moment waarop Alexander tijdens een grandioos feestmaal in Babylon plotseling bezwijkt na het drinken van een teug vergiftigde wijn.
De Brachmanen
De Historie van Alexander is meer dan een verhaal over een man die de hele wereld wil overheersen. Aan het eind van zijn levensweg komt Alexander in contact met de Brachmanen, een vreedzaam, sober en vegetarisch levend volk in Indië. Zij smeken hem hen in vrijheid te laten leven, wat hij hun toestaat. Er ontspint zich een briefwisseling tussen Alexander en hun vorst, koning Dydimus, waarin deze hem duidelijk maakt dat zijn heerszucht en materialisme hem afhouden van de god die alles geschapen heeft. ‘Bedenk dat wij maar gasten zijn in deze wereld,’ zegt koning Dydimus, waarmee hij, eeuwen voor de christelijke boodschap, een gedachte onder woorden brengt waarmee de 15de-eeuwse lezers van het verhaal verwonderd zullen hebben ingestemd.