Geschiedvervalsing onder Atatürk
Een bruikbaar verleden-
De nationale mythe ‘de Turkse Historische These’ onder Mustafa Kemal Atatürk. Dat geschiedschrijving niet altijd volledig waar is en vervalst wordt om bijvoorbeeld nationalisme aan te wakkeren, is niets nieuws. Maar de Turkse Historische These, een vorm van geschiedvervalsing die tot stand kwam in het Turkije onder Mustafa Kemal “Atatürk”, is wel heel extreem. Dit ‘geschiedverhaal’ stelde dat de Turkse natie de oorsprong was van álle grote beschavingen ter wereld en beïnvloedt de Turkse identiteit nog steeds. Het had dan ook meer doelen dan slechts het aanwakkeren van trots op de eigen natie.
Paula Hendrikx
“Het schrijven van geschiedenis is even belangrijk als het maken van geschiedenis”, stelde de dictator Mustafa Kemal, ook wel bekend als Atatürk, op het eerste congres van de ‘Vereniging voor de Studie van de Turkse Geschiedenis’ in juli 1932.[1] Deze door Atatürk gecontroleerde vereniging bekrachtigde bij haar eerste congres officieel de zogenaamde Turkse Historische These. Deze these beweerde dat het Turkse volk afstamde van blanke (Arische) inwoners van Centraal-Azië. Door droogte en honger zouden de Turken gedwongen zijn geweest naar andere gebieden, zoals China, Europa en het Midden-Oosten, te trekken. Zo zou het Turkse volk alle grote beschavingen van de wereld hebben gesticht. Vanaf 1932 werd de these op scholen en universiteiten onderwezen.
De Turkse Historische These is een overduidelijk voorbeeld van geschiedvervalsing evenals een nationale mythe. Dit is een mythe die het verleden van een natie of volk en haar plaats in de wereld op een selectieve, gedramatiseerde en versimpelde wijze beschrijft. Door het verleden van de natie op deze manier te (re)construeren licht een nationale mythe de huidige betekenis van de natie toe.[2]
Nationale mythen kunnen allerlei doelen dienen. Vaak ontstaan ze ten tijde van snelle culturele, economische of sociale veranderingen en worden ze in het leven geroepen door politieke regimes. Net als de invented traditions van Eric Hobsbawm en Terence Ranger moet een nationale mythe een vermeende continuïteit met een passend, oftewel bruikbaar verleden suggereren. Op die manier kan de natie een ‘geheugen’ worden opgelegd ten behoeve van allerlei (politiek-ideologische) doeleinden. Zo had ook het regime van Kemal allerlei belangen bij de Turkse Historische These.
Mustafa Kemal Atatürk: dictator en radicale hervormer
Mustafa Kemal werd op 29 oktober 1923 de eerste president van de Republiek Turkije en regeerde van 1925 tot zijn dood in 1938 in feite als een dictator. Hij herschreef de geschiedenis als onderdeel van zijn radicale modernisering van de Turkse natie. Hij zou op dit idee zijn gebracht door zijn adoptiefdochter, Afet İnan (of Afetinan), die als historica een belangrijke rol speelde in de constructie van de nationale mythe van de oorsprong en ontwikkeling van de Turkse natie. Zij zou haar vader er in 1929 op hebben gewezen dat in een Frans boek over geografie de Turken als een ‘geel ras’, en dus als tweederangs burgers, werden omschreven. Hierop zou haar vader hebben willen ‘bewijzen’ dat de Turkse beschaving een echte eersterangs beschaving was.[3]
Europeanen stamden in feite af van de Turken en zelfs Boeddha was een Turk.
In april 1930 al verwoordde Afet İnan de inhoud van de nationale mythe die later de Turkse Historische These genoemd zou worden: de Turkse beschaving zou geboorte hebben gegeven aan álle grote wereldbeschavingen. In juni 1930 werd, onder persoonlijke leiding van Kemal, een comité van onderwijzers en belangrijke politieke figuren opgericht die deze these razendsnel moest uitwerken; in hetzelfde jaar verscheen de opzet van de later uitgewerkte these – een opzet waar volgens Kemal nog teveel fouten in stonden. In 1931 werd het comité vervangen door de Vereniging voor de Studie van de Turkse Geschiedenis (Türk Tarihi Tetkik Cemiyeti), die rechtstreeks door het regime werd gecontroleerd. Het regime van Kemal werd hiermee de maker van een nieuw historisch discours. Datzelfde jaar nog verscheen aan de hand van de opzet een vierdelig geschiedenisboek voor de middelbare school, dat wijdverspreid werd. In juli 1932 werd op het eerste congres van de Vereniging voor de Studie van de Turkse Geschiedenis, in de aanwezigheid van voornamelijk onderwijzers en historici, de Turkse Historische These officieel bekrachtigd.[4]
Dit kaartje uit het vierdelige geschiedenisboek uit 1931 moest tonen hoe de Turken vanuit Centraal-Azië beschaving brachten naar alle uithoeken van Azië, Europa en het Midden-Oosten.
De Turkse Historische These
De Turkse Historische These stelde dat een grote binnenlandse zee in Centraal-Azië de oorsprong was van de Turkse beschaving. Deze Grote Turkse Zee, die omstreeks 10.000 voor Chr. het grootste deel van Centraal-Azië tussen de Kaspische Zee, het Hindoekoesj-gebergte (gelegen in Noord-Oost Afghanistan en Noord-Pakistan) en het Himalaya-gebergte zou hebben gelegen, was tevens de oorsprong van de eerste beschavingen ter wereld. Toen door klimatologische veranderingen de zee begon op te drogen, verspreidden de Turken zich in alle richtingen. Zo trokken ze naar China, India, het Nabije Oosten, de Balkan en Europa. Overal troffen de Turken beschavingen aan die ver onder het niveau van hun eigen beschaving lag. Zodoende speelden de Turken een zeer grote rol in de ontwikkeling van onder andere de Chinese, Indiase, Soemerische, Hettitische, Etruskische, Keltische en Griekse -en daarmee de Westerse- beschavingen. De Turken hadden onder andere irrigatie gebracht in Mesopotamië, waren aan de Nijl gaan wonen en waren de eersten die ijzeren voorwerpen gingen gebruiken. Europeanen stamden in feite af van de Turken en zelfs Boeddha was een Turk. Door de Hettieten en Trojanen ‘proto-Turken’ te noemen, werd tevens ‘bewezen’ dat Anatolië al sinds de vroegste oudheid Turks was geweest. In feite was er sprake van een zeer eentonig beeld, waarin alle antieke volkeren als zeer primitieve beschavingen werden voorgesteld, die opbloeiden door de komst van de Turken. Deze komst zou een doorslaggevende ontwikkeling veroorzaakt hebben in alle grote beschavingen, die zonder het Turkse volk niet mogelijk was geweest.[5]
Raciale theorieën, antropologie en linguïstiek speelden een grote rol in de these dat de Turken de stichters waren van alle grote beschavingen ter wereld. Volgens een theorie van de Franse antropoloog Eugène Pittard had een brachycefaal ofwel kortschedelig volk een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van de neolithische revolutie, waarop de Turken wilden ‘bewijzen’ dat dit brachycefale volk Turks was. Dat Turken kortschedelig en bovendien Arisch waren, werd ‘bewezen’ met opgravingen van schedels in Anatolië. Ook een schedelmeting van 64.000 Turken in 1937 moest bewijzen dat de Turkse bevolking onderdeel was van een kortschedelig, wit, Arisch ras.[6] In de linguïstiek werd in 1935 de zogenaamde ‘Zonnetaaltheorie’ ontwikkeld die de Turkse Historische These moest ondersteunen. Deze theorie stelde dat de Turkse taal de oorsprong was van alle talen ter wereld. Zo werd ‘ontdekt’ dat Mayaanse talen proto-Turks waren, waarop ook Amerika in de Turkse Historische These opgenomen kon worden. Taal en ras werden met beide theorieën dé factoren die de Turkse identiteit bepaalden.[7]
Kemal zag niets paradoxaals in het feit dat de Turken werden voorgesteld als voorouders van Europeanen, terwijl de Europeanen het voorbeeld waren voor de Turken. Hier ging een zeker Oriëntalisme vanuit, een term die de postkolonialist Edward Said introduceerde om de gekleurde kijkwijze van het Westen naar de Oriënt mee aan te duiden. Dit Oriëntalisme, dat van een superioriteit van het Westen ten opzichte van het Oosten uitgaat, diende als autoriteitsargument in de Turkse Historische These: de westerse wetenschap (met name de antropologie en linguïstiek) werd gebruikt om de grootsheid, oudheid en pracht van de Turkse beschaving te tonen.[8]
Een intellectuele staatsgreep om het Osmaanse verleden te vergeten
Het moge duidelijk zijn dat de Turkse Historische These niet gebaseerd was op logica, maar op autoriteit. Het idee heerste dat uit opgravingen per definitie volledig objectief bewijs naar voren kwam.[9] Logische redeneringen waren ver te zoeken. Er was sprake van een dogma waarbinnen discussie niet mogelijk was. Dit dogma zou hoe dan ook moeten bewijzen dat elke grote beschaving Turks is (omdat een beschaving briljant of groots was, was hij Turks), en dat de oude Turkse beschavingen groots waren (omdat de beschaving Turks was, was hij groots en briljant). Hierbij werd constant de nadruk op de oudheid van de Turkse beschaving gelegd. De enkele kritiek die op het congres werd geuit, werd afgedaan als anti-Turks. De spreker zou slechts willen tegenspreken dat de Turken ook maar enige rol in de wereldbeschaving hadden gespeeld; daarom was de spreker een ‘Turkenhater’, dus was zijn kritiek ipso facto onjuist.[10]
Elk spoor van het Osmaanse en islamitische verleden moest verdwijnen.
Zoals bij nationale mythen in het algemeen het geval is, kan men spreken van een simplistische, dramatische en selectieve weergave van de geschiedenis in de Turkse Historische These. Er was onmiskenbaar sprake van selectie, van een mix van herinneren en vergeten. Zo werden nomadische en islamitische invloeden op de Turkse beschaving ontkend en deed het regime actief een poging het islamitische en Osmaanse verleden uit het geheugen te bannen: op zeer grote schaal werden teksten verbannen en vernietigd. Ook is er sprake van een temporele, ruimtelijke en operationele vertekening in de Turkse Historische These, waarin tijd, plaats en militaire en politieke acties toevallig, en niet naar relevantie, werden gekozen. Het (geografische) gebied dat gekozen werd om een sleutelpositie in de Turkse identiteit te vervullen was bijvoorbeeld dubbelzinnig: de Turkse voorouders werden zowel in Anatolië als in Centraal-Azië gevonden.[11]
De grote rol die Kemal in het creëren van de nationale mythe speelde en de grote haast waarmee de geschiedenis herschreven moest worden, tonen het belang dat hieraan werd gehecht. Er was sprake van een ‘intellectuele staatsgreep’, waarbij het regime van Kemal een canon van de officiële geschiedenis produceerde en deze met behulp van musea, publieke herdenkingen en uiteraard het onderwijs verspreidde. Het congres van 1932 was geen wetenschappelijk congres, maar draaide om een popularisering van wetenschappelijke denkbeelden: er waren voornamelijk leraren van lycea en scholen aanwezig. Het onderwijs speelde een cruciale rol in de verspreiding van de nationale mythe, die, zoals we straks zullen zien, in belangrijke mate bijdroeg aan de constructie van de Turkse natie.
De hegemonie van deze kemalistische propaganda is nog steeds zichtbaar in de huidige geschiedschrijving en schoolboeken. Hoewel de meest extreme claims van theoretici langzaam vanaf het einde van de jaren veertig zijn losgelaten, is het nationalisme dat op de Turkse Historische These en de Zonnetaaltheorie is gebaseerd in het moderne Turkije blijven bestaan en geaccepteerd als hoofdonderdeel van de Turkse identiteit – in ieder geval voor een substantieel deel van de bevolking.[12]
Nationale eenheid en trots
De Turkse Historische These was onderdeel van een nieuwe geschiedenis die de nieuwe, moderne Turkse natie moest steunen. De nieuwe natie werd een nieuw nationaal geheugen opgelegd, wat gepaard ging met het ‘vergeten’ van een ander, onbruikbaar geheugen: een Osmaans en islamitisch verleden waar geen trots uit te halen viel. Het belang dat aan de geschiedschrijving werd gehecht was zeer groot, zoals blijkt uit Kemals idee dat het schrijven van geschiedenis even belangrijk is als het maken van geschiedenis. Het idee heerste dat de samenleving volledig plooibaar was en dat de geschiedschrijving een belangrijke rol speelde in het plooien van de samenleving. De geschiedschrijving moest bijdragen aan de centralisatie en autoriteit van de staat; de geschiedenis diende de politiek. De Turkse Historische These kan men dan ook beschouwen als een vorm van social engineering. De gedwongen assimilatie die de these diende zou etnisch separatisme moeten voorkomen en loyaliteit van de burgers aan de staat moeten verzekeren.[13]
Minderheden werden niet alleen uit het land, maar ook uit de geschiedenis verdreven.
Deze nationale mythe, een ware invented tradition, droeg bij aan de constructie van een nieuwe nationalistische natie waarin allerlei veranderingen plaatsvonden. Kemal gebruikte de geschiedenis ten bate van de modernisering en secularisering die zijn nieuwe regime doorvoerde door historische continuïteit te suggereren. Elk spoor van het Osmaanse en islamitische verleden moest verdwijnen.[14] Door Turkije als integraal onderdeel van het Westen voor te stellen en zo afstand te doen van het idee dat Turkije onderdeel was van de islamitische Midden-Oosterse beschaving, werd verwestersing vergemakkelijkt. De transformering van de Osmaanse identiteit in een etnische, raciale en territoriale identiteit (waarin taal een belangrijke rol speelde) maakte de Turkse identiteit vrij van islamitische en Osmaanse elementen, waardoor secularisering vergemakkelijkt moest worden. Het kemalisme moest als ‘nieuwe religie’, met haar raciale antropologie en persoonlijkheidscultus van Mustafa Kemal “Atatürk”, de islam vervangen.[15]
De nationale mythe diende de kemalistische en nationalistische ideologie met name in het belang dat zij aan eenheid hechtte. De kemalistische elite was hierin in sterke mate beïnvloed door Europese ideeën over natiestaten[16]. Een natiestaat zou het enige legitieme middel zijn om een staat te organiseren en dit was alleen mogelijk wanneer een samenleving een gemeenschappelijk ideaal, gebied en gemeenschappelijke taal en cultuur deelde. Ook in dit opzicht kan men spreken van Oriëntalisme.[17] Om een moderne, krachtige, superieure Westerse staat te kunnen worden, was eenheid dus van groot belang. Daarom moest de geschiedschrijving etnische en culturele homogeniteit binnen de grenzen projecteren, waarmee ras, taal en geschiedenis de belangrijke factoren werden van de Turkse identiteit. Met de constructie van een dergelijke Turkse identiteit werd de geschiedenis vrijgemaakt van niet-Turkse elementen. Minderheden werden niet alleen uit het land, maar ook uit de geschiedenis verdreven. De Turkse historicus Soner Cagaptay beweert dat dit juist een middel was om minderheden in Turkije te integreren omdat onder de noemer van ras allerlei minderheden in Turkije mochten leven. Hun taal, cultuur en geschiedenis moest echter wel vergeten worden.[18]
Naast het creëren van een gevoel van eenheid en saamhorigheid, diende de nationale mythe om een gevoel van nationaal zelfbewustzijn en van trots op te wekken. De oudheid en het superieure karakter van het Turkse brachycefale volk veinsde een morele en raciale superioriteit, evenals de tijdeloosheid en grandeur van de Turkse natie. Ook was het een middel om een nadrukkelijke plaats tussen de andere grote beschavingen ter wereld te bemachtigen, en zo niet alleen de nationale trots te versterken, maar ook de nationale soevereiniteit en autonomie aan te tonen. Door in de Turkse Historische These te stellen dat Anatolië als sinds de vroegste oudheid Turks was geweest, konden territoriale claims van Armeniërs, Koerden en Grieken worden tegengesproken.[19]
De Turkse Historische These had dus allerlei politieke doelen. Het moest bijdragen aan de constructie van een nieuwe nationalistische, kemalistische natiestaat waarin verwestersing en secularisering moest plaatsvinden. Vanuit een oriëntalistisch oogpunt werd eenheid zeer belangrijk geacht, en dus moest de Turkse Historische These suggereren dat er in Turkije sprake was van culturele homogeniteit, met als gevolg dat allerlei minderheden werden ‘vergeten’, evenals hun claims op Anatolisch grondgebied. De Turkse natie mocht niet meer geassocieerd worden met een Osmaans verleden, dat culturele en economische achterstand en diversiteit impliceerde. Men moest trots kunnen zijn op het Turkse verleden. De Turkse Historische These had dus ook als doel een zeker nationaal zelfbewustzijn te ontwikkelen. Men zou kunnen stellen dat Kemal hierin is geslaagd, gezien de sporen van deze kemalistische propaganda in huidige schoolboeken en de invloed die de these heeft gehad op de Turkse identiteit.
Afkomstig uit:
Titel: | Historisch Tijdschrift Aanzet |
Nummer: | 2 |
Jaargang: | 27 |
Download het gehele nummer op onze website:
Voetnoten
[1] E. Copeaux, Espaces et temps de la nation turque. Analyse d'une historiographie nationaliste, 1931-1993 (Paris: CNRS-Éditions, 1997) 66-67.
[2] D.S.A. Bell, ‘Mythscapes: memory, mythology, and national identity’ The British Journal of Sociology, vol. 54 no. 1 (2003) 63-81, 75.
[3] Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 50-58; Clive, ‘When Turks civilized the world’, 10-16.
[4] S. Cagaptay, ‘Race, Assimilation and Kemalism, Turkish Nationalism and the minorities in the 1930s’, Middle Eastern Studies vol. 40 no. 3 (2004) 86-101, 89; Clive, ‘When Turks civilized the world’, 10-11; Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 50-58, 61; M.S. Hanioğlu, Atatürk, An Intellectual Biography (Princeton 2011) 163-164.
[5] Clive, ‘When Turks civilized the world’, 10-16; Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 62-65.
[6] Clive, ‘When Turks civilized the world’, 10-16; B. Ersanlı, ‘History Textbooks as Reflections of the Political Self: Turkey (1930s and 1990s) and Uzbekistan (1990s)’, International Journal of Middle East Studies, vol.34, no.2 (2002) 337-50, 340.
[7] Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 53-54; Hanioğlu, Atatürk, 176-179.
[8] Ibidem, 72-74; Ibidem, 170.
[9] Ersanlı, ‘History Textbooks’, 339.
[10] Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 56, 68.
[11] Ersanlı, ‘History Textbooks’, 342; U.Ü. Üngör, Young Turk social engineering, mass violence and the nation state in eastern Turkey, 1913-1950, (academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam, 2009) 348, 356, 377.
[12] Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 66-69; Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije, 239.
[13] Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 66-69; Üngör, Young Turk social engineering, 336,345,356-357, 381; W. Zeydanlioğlu, ‘“The White Turkish Man’s Burden”: Orientalism, Kemalism and the Kurds in Turkey’, in: Guido Rings and Anne Ife (ed.) Neo-colonial Mentalities in Contemporary Europe? Language and Discourse in the Construction of Identities (Cambridge: Cambridge Scholars Publishing, 2008) 3-4.
[14] Philliou, C.M., ‘When the clock strikes twelve: The Inception of an Ottoman Past in Early Republican Turkey’ Comparative studies of South Asia, Africa and the Middle East vol. 31, no. 1 (2011) 172-182, 173.
[15] Cagaptay, ‘Race, Assimilation and Kemalism’, 89; Hanioğlu, Atatürk, 165, 192-193; Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije, 239-240.
[16] Een natiestaat is volgens de Dikke van Dale: “staat met een eigen identiteit en nationaal besef, een eigen dominante cultuur en een eigen taal”.
[17] Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 72-74.
[18] Cagaptay, ‘Race, Assimilation and Kemalism’, 86-101, 97; Üngör, Young Turk social engineering, 360, 365.
[19] Clive, ‘When Turks civilized the world’, 10-16; Copeaux, Espaces et temps de la nation turque, 50.