Geen afbeelding beschikbaar

Handel in woorden

Marketing, barbecueën, paraplu, überhaupt: heel gewone, Nederlandse woorden. Toch hebben we ze niet zelf verzonnen, maar geleend van andere talen. Het omgekeerde geldt ook: Engelse woorden als candy en to skate zouden van Nederlandse komaf zijn. Voormalige Nederlandse koloniën als Nederlands-Indië (Indonesië) en de Nederlandse Antillen gebruiken nu onder andere nog de woorden school, commissie en christen. En dan hebben we natuurlijk nog het meest bekende en meest overgenomen Nederlandse (Afrikaanse) uitleenwoord: apartheid. Maar waaróm handelen we in woorden en hoe is deze onderlinge uitwisseling ontstaan?
Door Mandy de Waal

Waarom gebruiken we leenwoorden?
De belangrijkste reden om woorden van andere talen over te nemen, is het opvullen van gaten in die taal. Als de taal nog geen woord heeft voor een begrip, worden nieuwe  Nederlandse samenstellingen (comazuipen) of afleidingen (typiste van typen) bedacht. Het kan ook zo zijn dat er een woord uit een andere taal wordt overgenomen.                       

Vaak worden leenwoorden ook gebruikt als nettere verwoording van een begrip uit de taboesfeer. Zo levert het gebruik van het Franse transpireren minder vieze gezichten op dan het gebruik van het Nederlandse zweten en klinkt de Engelse vloek shit minder erg dan het Nederlandse schijt. Een ander voorbeeld van een geleende uitdrukking om een taboe bespreekbaar te maken, is Double Dutch. Dit klinkt toch wat minder direct dan ‘tijdens het vrijen gebruikmaken van zowel de pil als een condoom’. Taboes moeten immers wel een beetje mysterieus blijven.           

Daarnaast gebruiken mensen buitenlandse woorden als ze meer prestige hebben dan een Nederlands woord voor hetzelfde begrip. Een meubelspecialist biedt liever een fauteuil aan dan een leunstoel, omdat dat woord meer luxe uitstraalt. Ook staat salesmanager net even iets mooier op je cv dan verkoopleider.

Een vierde reden om gebruik te maken van leenwoorden, is de mogelijkheid om meer te variëren in woordkeuze. Een afwisseling tussen pagina en bladzijde maakt een handleiding toch wat minder saai.

Hoe ontstaat woordmigratie en welke talen hebben het Nederlands het meest beïnvloed?
Woorden uit andere talen kunnen alleen worden overgenomen als er sprake is van taalcontact. Sprekers van verschillende talen komen bijvoorbeeld met elkaar in contact bij het verhandelen van goederen, koloniale activiteiten en het voeren van oorlog.

De Nederlandse taal heeft de meeste woorden geleend van de Latijnse, Franse, Engelse en Duitse taal. Vanaf de middeleeuwen tot in de negentiende eeuw hadden met name de Franse en Latijnse taal invloed op het Nederlands. In de negentiende eeuw vormde de Duitse taal onze grootste inspiratiebron en vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw tot nu nemen we de meeste woorden over uit het Engels. Laten we eens per belangrijke geleende taal bekijken hoe zij invloed heeft gehad op het Nederlands.

Latijn
Het Nederlands heeft het langdurigste taalcontact gehad met het Latijn. Grofweg vanaf het moment dat Julius Caesar (± 100-44 v. Chr.) Noord-Frankrijk veroverde, hadden de Germaanse volkeren ten noorden van de Rijn contact met de Romeinen. Zij namen veel nieuwe kennis mee, bijvoorbeeld over technieken om huizen te bouwen. We namen niet alleen deze technieken en kennis over, maar ook de benamingen er voor. Denk aan kalk, ornament en albast.  

In de vijfde eeuw ging het Romeinse rijk ten onder. Het volkslatijn dat werd gesproken in gebieden waar de Romeinen voorheen de macht hadden, begon steeds meer van elkaar te verschillen. De Romaanse talen die zo ontstonden, zoals het Spaans en het Frans, hebben veel invloed gehad op onder andere het Nederlands. Het Frans wijkt overigens wel op veel punten af van de andere Romaanse talen (Frans heeft bijvoorbeeld veel klankverschuivingen) en het heeft ook veel Germaanse invloed gehad (denk bijvoorbeeld aan de dubbele ontkenningen: ne…pas, ne…rien etc.).

Het is echter niet zo dat toen de Romaanse talen ontstonden, het Latijn geheel verdween. Het bleef de taal van hoger opgeleiden en van de kerk. Met een onderdeel ervan, het Kerklatijn (dat een eigen woordenschat had), kwamen de Nederlanders in aanraking toen ze werden bekeerd in de zesde of zevende eeuw.

Aan het eind van de middeleeuwen werden Latijnse scholen opgericht. In de zestiende en zeventiende eeuw ontstond het Humanistenlatijn, als protest tegen het middeleeuws Latijn. Het middeleeuws Latijn was volgens de humanisten te ver afgedwaald van het klassieke Latijn. Het Humanistenlatijn, dat gebaseerd was op het klassieke Latijn, werd de taal die van 1500 tot de achttiende eeuw onder andere door geleerden werd gesproken en geschreven. Vanaf de zeventiende eeuw werd echter steeds vaker de spreektaal gebruikt in wetenschappelijke stukken. Vanaf de negentiende eeuw werd het Latijn bijna alleen nog maar gebruikt bij het vormen van nieuwe wetenschappelijke benamingen.

In de twintigste en eenentwintigste eeuw gebruiken we het Latijn bijna alleen nog maar in de medische wetenschap en voor planten- en dierennamen. Wel zien we op alle terreinen  Nederlandse woorden die zijn afgeleid van Latijnse woorden. Voorbeelden van van oorsprong Latijnse woorden die we nog steeds gebruiken zijn virus, trauma, historicus, muur, aquaduct, pleister, laboratorium en biceps.

Het IJslands en het Standaard Arabisch: talen met weinig (Indo-Europese) leenwoorden
Het IJslands is één van de weinige talen met slechts enkele leenwoorden. Dit komt door een streng taalbeleid en weinig contact met andere talen. IJslanders hebben zelfs internationale woorden als politie en dokter niet overgenomen. Hun woorden hiervoor zijn respectievelijk  lögreglan en læknir.

 

Het Standaard Arabisch is een andere taal met weinig Indo-Europese leenwoorden. Hier is echter een andere verklaring voor dan voor het magere aantal leenwoorden in het IJslands. Het Standaard Arabisch verschilt namelijk zodanig van Indo-Europese talen als het Nederlands, dat woorden uit zo’n taal gewoon niet passen in de taalkundige structuur van het Standaard Arabisch. Deze taal bestaat namelijk bijna alleen maar uit woorden met wortelvormen van drie medeklinkers en ook kent deze taal slechts drie medeklinkers.

 

Frans
Van de middeleeuwen tot de napoleontische tijd (1799-1815) had Frankrijk veel culturele invloed op West-Europa en dus op haar talen. Het gaat hier met name om terreinen als politiek, militaire zaken, kunst, mode, eten en muziek.

Met name op het politieke vlak heeft Frankrijk  veel invloed gehad op Nederland en dus op de Nederlandse taal. In de middeleeuwen volgde de elite van de bevolking in Brabant, Limburg en Vlaanderen de Franse gewoonten en staatsinrichting. Zo onderscheidde zij zich van het ‘gewone’ volk, dat Nederlands sprak. De politieke invloed van Frankrijk werd sterker toen Brussel, hét centrum van de Franse taal en cultuur, in de Bourgondische tijd (1433-1555) de hoofdstad van het rijk werd. Deze invloed leverde politieke leenwoorden op als administratie en partij.

Ook op religieus/cultureel gebied en op het gebied van militaire zaken heeft het Frans onze taal beïnvloed. Vanaf 1560 werd het calvinisme eerst in het zuiden en daarna in Holland verspreid door Franse predikanten. Niet alleen de religie zelf, maar ook de benamingen voor religieuze begrippen werden overgenomen door veel Nederlanders. Ook op andere culturele terreinen, zoals de muziek, mode en kunst, hadden de Fransen invloed. Dit zorgde voor leenwoorden als muziek, mannequin en atelier. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1648-1795) zorgden voor leenwoorden voor militaire zaken, zoals kanon en artillerie.  

Na de overwinning op Frankrijk bij de slag van Waterloo (1815) nam de invloed van Frankrijk op Nederland sterk af. Het was toen de beurt aan Duitsland en Engeland.

Duits
Nederland en Duitsland hebben altijd veel handelscontacten gehad en daarom veel woorden uitgewisseld. Duitsland heeft echter nooit zoveel politieke en culturele invloed op ons land gehad als Frankrijk. Na de twaalfde eeuw was de koning van Duitsland in Nederland slechts leenheer en hij kon dus weinig macht uitoefenen. Duitsland heeft wel veel religieuze invloed op Nederland gehad. Duitstalige gebieden leverden grote religieuze namen als Luther (1483-1546) en Zwingli (1484-1531). Met name de Bijbelvertaling van Luther had veel invloed op de Nederlandse cultuur. Tevens was er in de middeleeuwen veel taalcontact tussen Duitsers en Nederlanders toen zij samen vochten in het leger.

Vanaf het eind van de achttiende en de negentiende eeuw  kreeg Duitsland pas echt veel invloed op Nederland en de rest van Europa. Duitsland ging een grote rol spelen in de wetenschap en techniek. Dit leverde woorden op als bewusteloos en waanzinnig (medische wetenschap). De toenemende handel bracht woorden als katenspek en volkorenbrood. Ook op het gebied van muziek kreeg Duitsland veel invloed en zo werden woorden als dirigent en deun geïntroduceerd in het Nederlands. Tijdens en na de twee wereldoorlogen kreeg het Duits een lagere status.

Engels
Ook het Engels heeft de Nederlandse taal veel woorden geleverd en doet dat nu nog steeds. Vanaf de middeleeuwen en vooral aan het eind van de vijftiende eeuw had Nederland handelscontacten met Engeland. Ook waren er in de zeventiende en achttiende eeuw contacten over de koloniën. Toch was de invloed van Frankrijk tot de negentiende eeuw veel groter dan die van Engeland.

De Engelse invloed werd pas sterk na de overwinning op Napoleon. Vanuit Groot-Brittannië werden steeds meer spoorwegen gebouwd en breidde de industriële revolutie zich uit. Dit zorgde voor de verschijning van woorden als trein en rails in onze taal. Tevens kwam er een nieuwe grondwet, die gebaseerd was op het Engelse parlementaire regeringsstelsel en niet op het Franse. Deze ontwikkeling zorgde voor de overname van woorden als debat en parlement. De invloed van Engeland kreeg een extra impuls na de bevrijding van Nederland in 1945 door de Engelsen, Canadezen en Amerikanen. De bevrijde landen stonden toen zeer sympathiek tegenover alles wat Engels, Canadees of Amerikaans was.

Nog steeds lenen we veel woorden van het Engels, bijvoorbeeld op het terrein van communicatie, sport en techniek. Voorbeelden zijn marketing, chatten, mediation, play-off, corner, high definition en computer. Wat opvalt is dat sommige Engelse woorden snel weer verdwijnen, omdat er snel een Nederlandse vertaling voor wordt bedacht. Zo hebben we het nu over een harde schijf in plaats van een hard disc en over een bijlage in plaats van een attachment.  

 

Taalverloedering?
Niet iedereen is blij met de woorden die het Nederlands van andere talen overneemt. Er bestaan zelfs bonden en stichtingen die strijden voor behoud en herstel van onze taal. Zij stellen bijvoorbeeld woordenlijsten samen met Nederlandse vertalingen van leenwoorden, met als doel dat we de leenwoorden links laten liggen. Omgekeerd waren Indonesiërs niet laaiend enthousiast over Nederlandse woorden in hun taal. Na de onafhankelijkheid van Indonesië werden Nederlandse termen daarom met opzet veranderd. Zo werd universiteit vervangen door universitas.

Er zijn echter genoeg redenen om de grenzen voor woorden gewoon open te houden. Leenwoorden zorgen niet voor verloedering, maar juist voor verrijking van een taal door begrippen waar de taal geen woord voor had, een naam te geven. Op die manier zorgen leenwoorden voor meer communicatieve mogelijkheden. Ze houden de taal actief en in ontwikkeling. Bovendien vervangen leenwoorden bijna nooit woorden die al bestaan. Leenwoorden zullen dus nooit een taal doen verdwijnen. Enkel het uitsterven van de sprekers kan zorgen voor het verdwijnen van een taal.

 

Woordemigratie
Het is misschien minder bekend, maar Nederland heeft niet alleen woorden geleend, maar ook uitgeleend. Hét voorbeeld is toch wel het woord apartheid. Dit woord komt uit het Afrikaans, een dochtertaal van het Nederlands die ontstaan is uit zeventiende-eeuwse Nederlandse dialecten. Het woord is in bijna elke taal onvertaald overgenomen. Maar welke woorden hebben wij nog meer uitgeleend?

Vanaf de zeventiende eeuw dreven de Nederlanders en Vlamingen handel met landen over de hele wereld. Zij verhandelden goederen die de inwoners van die landen niet kenden. Zij namen daarom de benaming die wij voor die producten hadden over. Zo kun je in het Japans nog de woorden bier, glas en kurkentrekker herkennen. In de talen van de Polynesische driehoek, waartoe bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland, Hawaï en Paaseiland behoren, vinden we bijvoorbeeld nog de Nederlandse woorden bus, bijl en naald.

Tevens zien we in voormalig Nederlandse koloniën, zoals Suriname en Indonesië, nog Nederlandse woorden, die vooral in het bestuur, religie en het onderwijs worden gebruikt. Voorbeelden zijn christen, commissie en school. In sommige koloniën zijn Nederlandse woorden echter met opzet ‘ontnederlandst’ (zie kader ‘Taalverloedering?’). Ook op plekken waar Nederlanders missiewerk hebben verricht, hebben we onze woorden verspreid. Chapeau!

Meer weten?

-          Sijs, N. van der, et al. (2010). Nederlandse woorden wereldwijd. Den Haag: SDU Uitgevers.

-          Sijs, N. van der. (2002). Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen (tweede druk). Amsterdam/Antwerpen: Veen.  

-          P. Sterkenburg (2009). Een kleine taal met een grote stem, hedendaags Nederlands. Schiedam: Scriptum.

-          http://taalschrift.org/editie/75/ze-wilden-onze-potten-en-pannen-en-ze-hielden-onze-woorden

-          http://www.taalcanon.nl/vragen/hebben-alle-talen-leenwoorden/

Meer weten

Tijdschriften: