Het vergeten land Neutraal-Moresnet
Eldorado dicht bij huis. Wie vandaag de dag een bezoekje brengt aan het drielandenpunt in Vaals en goed oplet, zal iets opmerkelijks ontdekken. Want wie naar het cirkelvormige bestratingspatroon rond de grenssteen kijkt, zal zien dat er geen drie, maar vier grenzen samenkomen. Het vierde stuk, bestraat in dezelfde rode kleur steen die het Belgisch grondgebied markeert, is niet meer dan een minuscuul puntje uit een grote taart. Het is één van de weinige herinneringen aan een land dat meer dan een eeuw lang lag ingeklemd tussen Nederland, België en Duitsland: Neutraal-Moresnet.
Marianne van Exel en Sieger Verhart
Het is inmiddels 200 jaar geleden dat Neutraal-Moresnet plotseling op de kaart verscheen. Het landje, met een oppervlakte van nog geen 3,5 km², 56 huizen en 256 inwoners, groeide al snel uit tot een land van ‘grote mogelijkheden’. Zo ontbrak de dienstplicht, was gokken niet aan regels gebonden, waren de lonen hoog en de belastingen laag. Hier kwam de naam ‘Eldorado’ vandaan.
Congres van Wenen
Het ging hier niet om een zoektocht door de conquistadores naar het goud van Eldorado, maar om een hevige discussie dichter bij huis over zink. In de achttiende eeuw stond de zinkmijn Vieille Montagne in Moresnet bekend als rijkste zinkmijn van Europa en het was daardoor een belangrijk twistpunt na de Napoleontische tijd, die duurde van 1799 tot 1815. Europa moest herverdeeld worden en dat gebeurde op het Congres van Wenen in 1815.
Over het congres werd wel gezegd: “Op dit congres wordt meer rekening gehouden met de belangen der vorsten dan met die van de volkeren. Zonder te letten op nationaliteit, godsdienst of taal van de bewoners, heeft het congres deze dikwijls tegen hun wil, van elkaar gescheiden of met anderen verenigd.” Pruisen en Nederland streefden ernaar zo veel mogelijk gebied te verkrijgen en de onderhandelingen over gebiedsverdeling liepen dan ook stroef. Het ging in dit geval om de op Frankrijk heroverde gebieden tussen de twee Koninkrijken in: het gebied tussen Rijn en Maas wat nu in de provincie Luik ligt.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
De grensafspraken die in Wenen gemaakt waren, werden door beide landen zo verschillend geïnterpreteerd dat er een gemengde commissie werd ingesteld die de grensbepalingen precies moest vastleggen. Inzet van de strijd was het zinkrijke gebied rond Kelmis. Het economische belang van de aanwezige zinkmijnen was groot: Nederland, Pruisen maar ook Zweden en Engeland haalden er hun zink vandaan.
Een ingestelde commissie moest nieuwe conflicten voorkomen, zeker na de lange tijd van oorlog. In juni 1815 was er nog zoveel onduidelijkheid dat de burgemeester van het plaatsje Moresnet zich per brief afvroeg aan welk staatshoofd hij de belastingen moest afdragen. Pas een jaar later, in 1816, bracht het grensverdrag van Aken de oplossing van het probleem.
Grensverdrag van Aken
Waar over enkele andere gebieden tijdens de commissievergaderingen vrij snel een uitkomst kwam, moest er over de kwestie Moresnet maar liefst vijftig keer vergaderd worden. Door het wederzijdse wantrouwen tussen Pruisen en Nederland leek het lange tijd niet tot een oplossing te komen. De spanningen konden soms hoog oplopen, zoals blijkt wel uit de rapportage van de Nederlandse commissieleden aan de minister van Buitenlandse Zaken Anne van Nagell van Ampsen: ‘De eisen en bedoelingen van de Pruisische commissieleden zijn absoluut onwerkelijk’.
Het Pruisische kamp was bovendien zo verdeeld dat enkele commissieleden achter de rug van hun eigen collega’s om overlegden met de Pruisische regering over een oplossing. Pas toen de starre commissaris Sack uit zijn ambt werd ontheven kwam er weer schot in de onderhandelingen. Een half jaar later, op 26 juni, werd eindelijk het Grensverdrag van Aken getekend. De oude ‘Mairie’ Moresnet, dat bestond uit de twee dorpen Moresnet en Kelmis, werd na ondertekening van het verdrag opgedeeld in drieën. Het westelijk deel ging naar Nederland en het oostelijk deel naar Pruisen. Het overgebleven gebied met de mijnen werd onder gezamenlijk bestuur geplaatst.
Gedeeld bestuur
Zo ontstond Neutraal Moresnet, slechts bedoeld als tijdelijke oplossing om de vrije export van zink te garanderen. Dit gebied kreeg de aparte status van een condominium. Dit hield in dat beide landen gelijke macht uitoefenden zonder dat er binnen het gebied aparte zones bestonden. In het verdrag werd bovendien besloten dat het gebied nooit militair bezet mocht worden. Lucien Hochsteyn beschrijft in zijn brochure Moresnet: territoire contesté de Kelmis de situatie als volgt: “Laten we hopen dat hun inspanningen een einde zullen maken aan dit politieke imbroglio, dat de belangen van een arbeidzame bevolking belemmert, wier zekerheid op de broze grondvesten van een hangend rechtsgeschil berust.”
Het bestuur kwam in handen van twee commissarissen die door Nederland en Pruisen benoemd werden. Daarnaast werd er besloten dat Duits de voertaal zou worden. Na 1830, toen België zich losmaakte van Nederland, werd de Nederlandse commissaris vervangen door een Belg. De commissarissen waren verantwoordelijk voor de belastingheffing en stelden de begroting vast. Ook de benoeming van een dagelijks bestuur behoorde tot hun taken. Dit dagelijkse bestuur bestond uit gemeenteambtenaren en een burgemeester. De laatste koos op zijn beurt weer een gemeenteraad, bestaande uit tien personen. Dat bestuur en mijnen nauw verbonden waren, blijkt wel uit het feit dat enkele burgemeesters ook functies binnen de mijndirectie bekleedden.
De mijn bepaalde niet alleen het bestuurlijke leven, maar was tevens van groot belang voor de gehele bevolking van het staatje. De productie kwam tot een hoogtepunt in de jaren 1853-1857. In die bloeiperiode was het mijnbedrijf dan ook de grootste werkgever: bijna vijftig procent van de bevolking was toen werkzaam in de mijnen van de Vieille Montagne.
Het kleine Eldorado
Neutraal Moresnet bestond in 1816 uit een bevolking van 256 personen, die woonde op een oppervlakte van nog geen 3,5 km². Maar na het verkrijgen van de neutrale status veranderde dat. Halverwege de negentiende eeuw was dit aantal al uitgegroeid tot ruim 2500 inwoners. Een vertienvoudiging in nauwelijks veertig jaar tijd maakt duidelijk dat Moresnet een grote aantrekkingskracht had. Grotendeels kwam dit door de werkgelegenheid in de mijnen, maar die groei had ook andere oorzaken.
Economisch gezien was het voordelig wonen in Moresnet. Belastingen en prijzen waren lager dan in de omringende landen, terwijl de lonen relatief hoog waren. In de eerste jaren bleek Moresnet dan ook een paradijs voor smokkelaars. Moeilijk was dat ook niet, aangezien zelfs douaniers in het begin de precieze grenzen niet wisten te liggen. Elke inwoner mocht tolvrij goederen importeren en bij de export mocht gekozen worden voor zowel de Duitse- als de Belgische belastingwetgeving.
Een ander voordeel voor inwoners van Moresnet was het ontbreken van de dienstplicht. Aanvankelijk gold dit alleen voor de mensen die uit het neutrale gedeelte van Moresnet kwamen. Maar al gauw bleek, zeker met het verstrijken van de jaren, dat het niet altijd aantoonbaar was of een inwoner nu oorspronkelijk uit neutraal gebied kwam. Aangezien het uitzoeken van dit soort zaken meer moeite kostte dan dat het voordeel opleverde, werd hier uiteindelijk maar in berust. Dit was ook bekend in de omliggende landen zodat dienstplichtigen zich graag in Moresnet vestigden om onder hun verplichtingen uit te komen. Er werd nog wel gepoogd om dit tegen te gaan, maar zonder veel succes.
Pas in 1847 kon de Belgische regering in het buitenland verblijvende Belgen verplichten dienst te nemen. Dit gold dus ook voor de Belgische inwoners van Moresnet. In 1875 trof Pruisen een vergelijkbare maatregel, waardoor vanaf dat moment alleen de neutrale inwoners nog vrij van militaire dienst waren.
Postzegels
Zeker aan het einde van de negentiende eeuw, toen het nationalisme overal in Europa oprukte, werd het verlangen naar een eigen identiteit ook in Moresnet veel groter. Maar een eigen geschiedenis ontbrak, net als een eenheidsgevoel onder de bevolking. Initiatieven waren er wel om ook van Moresnet een volwassen nationale staat te maken. De zwart-wit-blauwe vlag is hier een goed voorbeeld van. Maar als we kijken naar de gehele periode moet worden geconcludeerd dat het vormen van die eigen identiteit niet gelukt is. Blijkbaar was het toch moeilijker om eenheid te creëren dan aanvankelijk werd gedacht.
Wat ook niet meehielp was de grote afhankelijkheid van de buurlanden, met name in de binnenlandse besluitvorming. Pogingen om een eigen munt of postzegel in te voeren, werden niet gewaardeerd en uiteindelijk verboden nadat ze aan het bestuur waren voorgelegd. Een voorbeeld daarvan is de ‘Kelmiser Verkehr Ansalt’, die door de invloedrijke inwoner en dokter Wilhelm Molly werd opgericht. Deze vereniging was verantwoordelijk voor de uitgave van een serie poszegels van 1,2,3,4,5, 10, 20 en 50 penning. De postzegels hadden de opdruk ‘Kelmiser Verkehrs Ansalt Neutrales gebiet von Moresnet’. Deze tekst stond er ook in het Frans op geschreven. Maar na slechts twee weken werden de postzegels al verboden. Pruisen en België verklaarden gezamenlijk dat in Moresnet nog steeds de Franse wet uit de Napoleontische tijd van kracht was. Hierin was vastgesteld dat de post een staatsmonopolie was en dat plaatselijke postzegelverzamelaars, zoals Molly, geen initiatieven mochten ontplooien.
Esperanto
De opmerkelijkste poging om toch die eigen identiteit te willen aannemen, kwam er in 1906. Op initiatief van Molly en de Fransman Gustave Roy werd geprobeerd de bevolking over te halen om Esperanto als nieuwe taal aan te nemen. Het Esperanto was een kunsttaal die in 1887 door de Poolse arts Ludovik Lazarus Zamenhof was ontworpen. Er werd een bijeenkomst georganiseerd met muziek, toespraken en misschien wel belangrijker: gratis bier. “De zaal was versierd met guirlandes en festoenen van veelkleurig crêpepapier en met kartonnen borden waarop de plaatselijke huisschilder in zijn beste gotische schrift opwekkende leuzen had gepenseeld. De bijna voltallige bevolking moest een welgevuld en bovendien goedbedoeld programma over zich heen laten gaan’, schrijft Wim Meulenkamp in zijn boek ‘Verloren land’. Het waren voldoende redenen om de bevolking over te halen om het Esperanto tot nieuwe taal te maken.
Molly en Roy besloten echter nog een stap verder te gaan. In 1908 werd Moresnet officieel uitgeroepen tot de Esperantostaat Amikejo, wat plaats van grote vriendschap betekend. In juni werd ook nog eens door de internationale Esperantobeweging besloten om Amikejo tot Esperanto-Wereldcentrale uit te roepen. Uiteindelijk bleek ook het Esperanto echter niet de sleutel tot succes te zijn en stierf de beweging een stille dood.
Uitputting van de zinkmijn
De genoemde initiatieven van de Esperantostaat, de eigen vlag en zelfs een eigen volkslied, konden niet rekenen op breed gedragen steun van de bevolking. Het enthousiasme van een enkeling kon dan ook niet worden overgebracht op de rest van de bevolking. Het land draaide om de zinkmijn die de binnenlandse economie droeg. In 1884 was de zinkmijn echter totaal uitgeput. Het einde van de mijn betekende ook het einde van het land, dat nu ieder bestaansrecht had verloren.
Moresnet bleef een kunstmatig landje, een gevolg van de internationale politiek. Alhoewel een briefschrijver in de plaatselijke krant nog zijn best deed Moresnet als ‘een haast paradijselijk gebied zonder schulden, leger, politieke strijd en sociale misstanden’ neer te zetten, werd in maart 1897 verzocht om aansluiting bij België. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het ingelijfd bij Duitsland en na het verdrag van Versailles van 1919 werd het gebied officieel bij België ingelijfd.
Verdrag van Versailles
Twee artikelen in het verdrag van Versailles werden gewijd aan de kwestie Moresnet. Daarin werd bepaald dat Duitsland de Belgische soevereiniteit over Moresnet moest erkennen. Dit gebeurde overigens zonder dat Moresnet ook maar enigszins bij de bepalingen betrokken werd. Net zoals het in 1816 door grensverschuivingen was ontstaan, verdween het in 1919 door de nieuwe bepalingen weer van de kaart. Na iets meer dan een eeuw was Moresnet zijn neutrale status kwijt. Nadat het bij België was gevoegd, ging het verder als gemeente.
Neutraal Moresnet leek een ideaal land, zeker door de voordelen die het in de beginjaren kende. In de jaren die volgden, zorgden nieuwe regels er voor dat ook binnen Moresnet de mogelijkheden niet eindeloos meer waren. Het vrije gokken verdween, ontduiking van dienstplicht werd moeilijker en met de uitputting van de mijn verdween ook het economisch voordeel. Ondanks verwoede pogingen om een eigen taal, munt en postzegel te ontwikkelen bleef een eigen identiteit achterwege, mede door de druk die de buurlanden het land oplegden. Tegenwoordig is er nog maar weinig te zien aan het gebied dat ooit een eigen staat was. Naast een klein streekmuseum herinneren alleen nog wat oude grenspalen aan dit vergeten hoofdstuk van de Europese geschiedenis.
BRONNEN:
- Bertha, A. Neutral Moresnet im Preussischen Abgeordnetenhaus (1994)
- Heyen, Cleo, De kwestie Moresnet vanaf het Congres van Wenen tot aan het Grensverdrag van Aken (1998)
- Th. Luykx, Geschiedenis van de internationale betrekkingen sedert het congres van Wenen (Brussel 1971)
- Meulenkamp, Het vierde land. Neutraal-Moresnet, Vondeling van Europa
- Meulenkamp, Verloren land, hoofdstuk 10 (18 pag.),
- Panneels, Het Wener congres (Brussel 1973)
- Win, de, Geschiedenis van Vaals, Vaals 1941
- Wintgens, L., en Goebbels L., Neutral-Moresnet in alten ansichten (Leiden 1975)
- Verdrag van Versailles 1919 artikel 27, 32
Afbeelding:
- Het straatbeeld van Neutraal Moresnet rond de eeuwwisseling: Staatsarchiv in Eupen [Public domain], via Wikimedia Commons