Geen afbeelding beschikbaar

Het weerzien van Rusland en Europa

De verhoudingen tussen Rusland en Europa hebben lange tijd op slot gezeten. In de tijd dat Rusland nog de Sovjet-Unie was, stond het IJzeren Gordijn tussen het vrije democratische Westen en de communistische dictatuur van het Oosten. Zo werd, als door een Chinese Muur, de ene helft van Europa afgegrendeld van de andere helft.

Door: Henk Kern

Deze scheidslijn hield in de twintigste eeuw niet alleen een zwaar bewaakte landgrens in, maar vormde ook een geestelijke kloof tussen twee werelden apart. In het toenmalige wereldbeeld kreeg de Sovjet-Unie karaktertrekken toegedicht die haar tot zowat de antithese maakten van alles waar Europa zichzelf op liet voorstaan. De Europese geschiedenis was immers de bakermat geweest van de moderne humanistisch-liberale westerse beschaving, terwijl de geschiedenis van de Sovjet-Unie en voordien het Russische tsarenrijk juist in het teken stond van slavernij en Aziatisch despotisme. De wegen van Rusland en Europa leken van meet af aan uiteen te lopen, de houdingen over en weer scheen veelal vijandig gezind te zijn en het sovjettotalitarisme van Lenin en Stalin kon zodoende beschouwd worden als het culminatiepunt van de Russische Sonderweg.

Met de perestrojka van Gorbatsjov kwam de val van de Muur (1989) en het einde van de Sovjet-Unie (1991). Onder Jeltsin raakte Rusland als opvolgerstaat verzeild in een chaotisch afbraak- en opbouwproces dat de naam ‘transitie’ heeft meegekregen. Dit beoogde een overgang te bewerkstelligen van het afgeschreven sovjetsysteem naar, ja naar wat? In het nieuwe Rusland bestaat nog steeds geen duidelijkheid over de eigen identiteit, de eigen plaats in de wereld en de houding ten opzichte van het eigen verleden. Maar een onmiskenbaar resultaat van deze omwenteling is de nieuwe openheid in het denken over de verhouding tussen Rusland en Europa. Aan weerszijden van de voormalige Muur heeft men meer oog gekregen voor de nauwe banden en de sterke wisselwerking die er altijd zijn geweest tussen Rusland en Europa.

Met de toenadering tussen Rusland en het Westen gedurende de afgelopen twintig jaar is ook de erkenning gegroeid van een zekere lotsverbondenheid door de eeuwen heen. De recente diplomatieke strubbelingen met het Rusland van Poetin-Medvedev vormen eerder de bevestiging, dan de weerlegging van het feit dat het land in de wereldpolitiek weer meespeelt als een gelijkwaardige en zelfbewuste partner. De zwart-wit tegenstelling tussen Rusland en Europa is niet langer houdbaar; een genuanceerder visie op de onderlinge verhouding is voor beide zijden onontkoombaar geworden.

Zo is het huidige Rusland getuige van een heropleving van het negentiende-eeuwse debat tussen slavofielen en westerlingen over de ‘vervloekte vraag’ naar de ware aard en toekomst van de Russische identiteit. Want met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is tevens de mythe van de communistische broederschap der volkeren en de wording van de nieuwe sovjetmens gesneuveld. Daarmee is het concept van nationaliteit, als de enig overgebleven grondslag van elk legitiem soeverein staatsgezag, voor het land van levensbelang geworden. In hun streven naar de reconstructie van een postcommunistische nationale identiteit van Rusland, zoeken de nieuwe leiders voor de invulling daarvan enerzijds aansluiting bij westerse voorbeelden en standaarden, anderzijds trachten zij zich te profileren met een nadruk op de unieke eigen waarden, normen, roem en glorie. Onder Jeltsin prevaleerde een prowesterse oriëntatie van Rusland met de invoering van een democratische grondwet naar Frans voorbeeld, de privatisering van de economie volgens Amerikaans devies en met de schijnbaar kritiekloze omhelzing van alle zegeningen van de westerse consumptiemaatschappij.

Na de millenniumwisseling en de presidentiële machtswisseling kwam echter de tegenreactie op gang. Onder Poetin is het accent verschoven naar een herbevestiging van de Russische tradities en nationale trots, zoals tot uitdrukking gebracht in het huldigen van een ‘soevereine democratie’ in eigen land om zich daarmee te onderscheiden van de ‘liberale democratieën’ in het Westen. Prestaties uit het verleden, de Russische heldendaden en overwinningen ten overstaan van de ergste beproevingen, worden breed uitgemeten als een garantie voor een vitale toekomst van het land. Militaire parades en historisch eerbetoon moeten de bevolking het verloren zelfrespect teruggeven. In 2008 werd de middeleeuwse grootvorst Sint Alexander Nevski (1220-1263), heilige bedwinger van de Zweden en Teutonen, via internet tot grootste Rus aller tijden verkozen.

Terwijl de Russische regering aldus schippert tussen een prowesterse en antiwesterse vormgeving aan de nieuwe nationale identiteit, zijn ook de Russische intellectuelen zeer verdeeld in hun opstelling ten aanzien van Europa. Net als vóór de revolutie heeft tegenwoordig de één, geïnspireerd door westerse waarden, vooral kritiek op de gevestigde orde in eigen land en richt de ander, vanuit een Russisch superioriteitsgevoel, zijn pijlen op de arrogantie en het onbegrip van het Westen.

Typerend voor de breuk met de zwart-wit zekerheden uit de sovjettijd is onder meer de omwenteling die heeft plaatsgevonden in de geschiedwetenschap. Het debat over de historische verhouding tussen Rusland en Europa is weer geheel opengebroken met het verschijnen van het tweedelige standaardwerk geschreven door de meest toonaangevende postcommunistische Russische historicus van dit moment, Boris Mironov, onder de veelzeggende titel: Sociale geschiedenis van Rusland in de periode van het keizerrijk (18e - begin 20e eeuw). De genese van individualiteit, democratisch gezin, burgersamenleving en rechtsstaat (Sint-Petersburg 1999).[1] Hierin geen marxistische analyse van de geschiedenis die uitmondt in een manicheïstische internationale klassenstrijd tussen het oorlogszuchtige imperialisme in het Westen en het vredebrengende sovjetsocialisme uit Rusland, maar een poging om de historische ontwikkeling van Rusland geheel te plaatsen binnen de kaders van de westerse vooruitgang.

Volgens Mironov zouden de eigenaardigheden van Rusland veel meer te wijten zijn aan faseverschillen en tempoverschillen, dan dat zij zouden duiden op een fundamentele afwijking van het ‘normale’ patroon. Voor de Russen bepleit Mironov bovendien het ondergaan van een zogenoemde ‘cliotherapie’[2], een nuchter zelfonderzoek naar de verdiensten van en de gebreken in de eigen geschiedenis om daarin de weg naar hervorming, maar ook de grondslag voor zelfrespect te kunnen ontdekken. Met dit boek is een nieuw perspectief geschetst voor de beschouwing van de verbanden tussen Rusland en Europa, dat de toekomstige generatie historici uitlokt om er op uiteenlopende manieren aan te refereren.[3] De dialoog is hervat.

Ondertussen is in het Westen het geschiedbeeld van Rusland eveneens gekanteld. De opvattingen van gezaghebbende westerse historici over de Russische geschiedenis stonden lange tijd in het teken van de Koude Oorlog. Autoriteiten zoals Richard Pipes[4], Robert Conquest[5] en Martin Malia[6] hanteerden in hun analyse een vorm van Russisch exceptionalisme waarin zij voorstelden dat – anders dan in het Westen – de samenleving geheel verlamd en geïsoleerd werd door de allesoverheersende politieke machtsstructuur en ideologie van zowel de tsaren als de bolsjewieken.

Het is geen toeval dat juist in de late jaren van de Sovjet-Unie en tijdens de transitie toen alles in Rusland leek te veranderen, een jongere generatie van historici in toenemende mate vragen is gaan stellen over de geschiedenis van sociale groepen in de Russische samenleving en over hun cultuur en mentaliteit. Nieuw onderzoek wordt verricht naar ‘human agency’ in de Russische geschiedenis met nieuwe bronnen en dito mogelijkheden. Bijvoorbeeld naar de wisselwerking tussen de elite en de massa, het functioneren van middengroepen en het dagelijkse doen en denken van gewone Russen. Historici zoals Geoffrey Hosking[7], Sheila Fitzpatrick[8] en Orlando Figes[9] wijzen de richting aan voor wat wel de ‘new cohort’[10] genoemd wordt van westerse geschiedschrijving over Rusland. Deze paradigmaverschuiving van na de Koude Oorlog heeft ook meer ruimte vrijgemaakt voor nuances in de opvattingen over de verhouding tussen Rusland en Europa. In recente cultuurhistorische studies staat de geschiedenis van Rusland zeker niet apart of tegenover die van Europa, maar blijken de wederzijdse invloeden wel gecompliceerd uit te pakken.[11] Rusland hoort er weer helemaal bij, maar alles gaat er toch net weer helemaal anders.

In dit opzicht dient zich een opmerkelijke parallel aan tussen de recente transitieperiode en het negentiende-eeuwse tijdperk van de Grote Hervormingen onder tsaar Alexander II (1855-1881). Ook in die tijd vormde een intern veranderingsproces in Rusland de aanleiding voor westerse waarnemers om zich met frisse en onbevangen blik in Rusland te verdiepen.[12] De afschaffing van de lijfeigenschap, de invoering van lokaal zelfbestuur en juryrechtspraak, de grotere vrijheid van pers en onderwijs, de publieke discussie over de modernisering van Rusland; alles tezamen leek het te wijzen op een toenadering tussen de maatschappijmodellen van oost en west in één modern Europa.

Dit idee van convergentie wekte aan beide zijden hoge verwachtingen op, maar leidde ook tot diepe teleurstellingen. Immers, wat begon met de algemeen toegejuichte boerenbevrijding van 1861 eindigde in politiek terrorisme met de algemeen verafschuwde moord op de tsaar in 1881. Maar hoe dan ook, een Rusland in beweging stond meer open voor Europa en werd door Europa ook beter opgemerkt dan voordien. Dit gold toen al net als nu. Kennelijk brengen hervormingen Rusland tot op de drempel van Europa. Voorts is het de vraag welke kant de deur op zwaait. Hoe verhouden zich Rusland en Europa in hun gemeenschappelijke geschiedenis? En wat is de verhouding tussen inheemse en uitheemse elementen in de Russische geschiedenis? Deze ‘oude’ en ‘vervloekte’ vragen hebben tegenwoordig een hernieuwde actualiteit gekregen en zijn daarom centraal gesteld in dit themanummer van Leidschrift.

De zeven bijdragers aan deze bundel tonen in hun artikelen een open geest ten aanzien van de verhoudingen tussen Rusland en Europa. Elk van hen geeft een correctie op al te simplistische wij-zij voorstellingen. Vanuit een nuchtere en evenwichtige benadering maken zij de balans op van de contacten en contrasten tussen Rusland en Europa. Tezamen schetsen zij een beeld van een geanimeerd gesprek in Europa als tussen verre familieleden die door tijd en omstandigheden op grote afstand van elkaar zijn terechtgekomen, maar elkaar geregeld opzoeken en treffen in onverwachte situaties. Hierin toont Rusland zich niet de slaafse navolger, noch de onverzoenlijke vijand van de Europese beschaving. De zielsverwantschap tussen beide blijkt onmiskenbaar maar dit maakt een harmonieus samenleven nog geenszins vanzelfsprekend. Wat vooral naar voren komt uit de bonte verzameling van onderwerpen uit de Russische geschiedenis in dit themanummer, is dat de relatie tussen Rusland en Europa heel verschillende vormen aan kan nemen. Variatie vormt hier de rode draad.

Neem de samenstelling van het auteurscollectief: twee vrouwen en vijf mannen, twee Britten en vijf Nederlanders, twee studenten en vijf onderzoekers. Of neem de keuze van onderwerpen: over technische scholing en filosofie, over oorlog en opstand, over staatslieden, studenten en architecten. En neem de spreiding in de tijd en de verschillende versies van het besproken Rusland: het land van de tsaren of van de soldaten, het land van de emigrés of van de Moskovieten, het land van de kozakken of van de communisten. Al de opgenomen artikelen bewegen zich thematisch op het raakvlak van cultuur en politiek. In elke afzonderlijke studie blijkt vervolgens de verhouding tussen Rusland en Europa telkens weer een andere te zijn.

In het artikel van de Amsterdamse conservator Jozien Driessen-Van het Reve over Peter de Grote en zijn Hollanders draait het om het leren. Het Westen was onmisbaar als leerschool voor de modernisering van Rusland maar het moderne Rusland van Peter bekeerde zich daarmee nog niet tot het Westen. Professor Simon Dixon uit Glasgow beschrijft in zijn beschouwing van de Russische Verlichting onder Catharina de Grote een proces van selectieve ontlening.

De westerse ideeën kwamen van Parijs naar Sint-Petersburg in ‘andere kleuren’ doordat het regime gevangen zat in het dilemma tussen de behoefte aan volksverheffing en de vrees voor volksoproer. Militair historicus Joost Welten vertelt het verhaal van een ontmoeting. Krijgsgevangenen in Rusland uit het leger van Napoleon ondergingen daar een onvoorstelbaar wreed en willekeurig lot maar ontvingen van Russen soms ook respect en sympathie. In het artikel van de Leidse geschiedenisstudente Renee Konings over de Dekabristenopstand van 1825 gaat het om inspiratie. De rebellerende officieren waren geïnspireerd door westerse ideeën van grondwet en burgerrecht maar werden vooral ook gedreven door traditionele opvattingen van militaire eer en aristocratisch eigenbelang. Het relaas van de Britse historicus Peter Waldron over de interne worsteling van de Russische regering met de noodzaak van hervormingen tijdens de revolutie van 1905 loopt uit op een afwijzing. Terwijl alle vorstenhuizen in Europa zich één voor één aangepast hadden aan de constitutionele monarchie, probeerde tsaar Nicolaas II ondanks het advies en tegen beter weten in vast te houden aan de onbeperkte autocratie, met alle fatale gevolgen van dien. Uit het levendige portret van de Russische studentengemeenschap te midden van hun medestudenten aan Europese universiteiten voor 1914, gemaakt door de Leidse slavist Otto Boele, spreekt het intense verlangen zich te onderscheiden.

De Russen werden ten overstaan van de westerling heen en weer geslingerd tussen een geïdealiseerd zelfbeeld van hun morele verhevenheid en een vernietigende zelfkritiek over de eigen luiheid en dwaasheid. In het essay van de Leidse geschiedenisalumnus Sebastiaan Klaassen lezen we ten slotte hoe Stalin met de bouw van zijn Paleis van Sovjets in Moskou alle westerse voorbeelden van monumentale bouwkunst wilde overtreffen. Dit prestigeproject ving aan met een internationale prijsvraag, refereerde aan de hoogste westerse maatstaven en vormde het pronkstuk op twee wereldtentoonstellingen, maar eindigde in een daverende sof.

Daarmee is de communistische utopie om met Rusland aan Europa definitief het nakijken te geven, in rook opgegaan. Het sovjetexperiment is voorbij. Rusland noch Europa kon ontkomen aan de realiteit dat zij niet alleen aan elkaar grenzen maar ook met elkaar verbonden zijn. Alle bijdragen in dit themanummer getuigen van de sterke verbindingen die er, gewenst of ongewenst, in de geschiedenis van beide werelden werkzaam zijn geweest. In de nu volgende verzameling van geschiedverhalen zijn de Russen op een voor de westerling zeer herkenbare wijze bezig, maar speelt ook voortdurend mee het gevoel van anders te zijn. Zouden we daarom mogen zeggen: niets Russisch is ons vreemd?

 Afkomstig uit:
 

Leidschrift

Titel:      Het weerzien van Rusland en Europa 
Nummer: Rusland en Europa
Jaargang:  24.2

Noten:

[1] Zie: B.N. Mironov, Social’naja istorija Rossii perioda imperii (XVIII–načalo XX v.) Genezis ličnosti, demokratičeskoj sem’i, graždanskogo obščestva i pravovogo gosudarstva 2 dl (2e herziene druk; Sint-Petersburg 2003) of de verkorte Engelse vertaling: idem, The social history of imperial Russia, 1700-1917 2 dl. (Boulder 2000).

[2] Mironov, Social’naja istorija Rossii, 1, 16-17.

[3] Zie bijvoorbeeld de internationale discussie over de impact van het boek van Mironov in: ‘Forum’, Slavic Review 60.3 (2001) 550-599.

[4] Zie: R. Pipes, Russia under the Old Regime (New York 1974); idem, The Russian Revolution (New York 1990).

[5] Zie: R. Conquest, The Great Terror (New York 1968 en 2e druk 1990).

[6] Zie: M. Malia, The Soviet Tragedy. A history of socialism in Russia, 1917-1991 (New York 1994).

[7] Zie: G. Hosking, Russia and the Russians. A history (Cambridge 2001).

[8] Zie: S. Fitzpatrick, The Russian Revolution, 1917-1932 (Oxford 1982); idem, Tear of the mask! Identity and imposture in twentieth-century Russia (Princeton 2005).

[9] Zie: O. Figes, A people’s tragedy. The Russian Revolution 1891-1924 (Londen 1996) en idem, The whisperers. Private life in Stalin’s Russia (Londen 2007).

[10] S. Fitzpatrick ed., Stalinism, new directions, Rewriting histories series (Londen 2000) 6-11.

[11] Zie: V. Tolz, Russia. Inventing the nation (Oxford 2001); O. Figes, Natasha’s dance. A cultural history of Russia (Londen 2002); J.H. Billington, Russia in search of itself (Washington 2004) xiv-xv.

[12] Dit vormt het thema van mijn proefschrift: H. Kern, Denken over Rusland. Europese beschouwingen over de Grote Hervormingen, 1861-1881 (Amsterdam 2008).

Meer weten

Tijdschriften: