Holland als voorbeeld voor Japan tegen het isolationisme

Net als China en Korea voerde Japan lange tijd een isolationistisch beleid. Contacten met het buitenland dienden vermeden te worden. Toch was er over deze koers interne discussie. In de 18de eeuw bepleitte de pragmatische wetenschapper Honda Toshiakira een openstelling van zijn land. Japan zou een voorbeeld moeten nemen aan Holland, dat zijn welvaart dankte aan de handel.

W.J. Boot

Van 1635 tot 1854 was Japan afgesloten van de buitenwereld. De officiële reden was dat men het christendom buiten de deur wilde houden. De echte verklaring ligt in oeroude Oost-Aziatische vooroordelen tegen handel en reizen, zijnde ongewenste, om niet te zeggen onnatuurlijke activiteiten. Hetzelfde beleid werd ook door Korea en China gevoerd. Áls in deze drie landen al werd toegestaan dat er overzees gereisd en gehandeld werd, dan gebeurde dat onder strikt toezicht van de overheid. Hoe wonderlijk het voor ons ook klinkt, in Japan was tijdens de Edo-periode (1600-1868) dit beleid algemeen geaccepteerd. Voorbeelden van Japanners die na 1635 vrijwillig naar het buitenland gingen of popelden om weg te gaan, zijn er eigenlijk niet; wie in het buitenland terecht kwam, was schipbreukeling.

Dit maakt de enkele uitzondering natuurlijk des te interessanter. Een vurig pleitbezorger van de openstelling van het land was Honda Toshiakira (1743-1820). Hij had een opleiding in de traditionele Japanse wiskunde en astronomie gevolgd en in 1766 een eigen school geopend in Edo, waar hij deze vakken onderwees. Twee specialismen onderscheidden hem van de gewone wiskundigen. Het eerste was Europese wiskunde. Hij had zich die eigen gemaakt uit Chinese vertalingen van Europese teksten over wiskunde en astronomie. Later ook, voor zover hem dat lukte, uit Nederlandse boeken. Zijn tweede specialisme was zeevaart. De wiskundige kennis die hem vooral interesseerde, was de kennis die men nodig heeft om op volle zee zijn plaats te kunnen bepalen. In een land waar de bakufu (de regering van de shogun) ternauwernood kustvaart toestond, was dit niet direct een vak met praktisch nut, maar kennelijk sprak het voldoende aan om een gestage stroom van leerlingen in stand te houden.

Malthusiaanse visie

Zoals meer Japanners, vroeger en nu, zag Honda het somber in voor Japan. Het land verkeerde in grote problemen en hij dacht niet dat de bakufu die problemen begreep. Hij had een Malthusiaanse visie ontwikkeld van dreigende overbevolking en endemische hongersnood. Als goede wiskundige becijferde hij dit gevaar. Doordat hij uitging van irreële aannamen als een eerste kind op een leeftijd van dertien jaar, elk tweede jaar een volgend kind, en een vruchtbaarheid van 33 jaar, kwam hij tot onrustbarende uitkomsten. Maar zijn vrees voor hongersnood was gemeend. Op een reis door het noordoosten van Japan tijdens de grote hongersnood van 1782 tot 1787 had hij de aangrijpendste taferelen gezien, die hij ook in zijn boeken beschrijft.

Honda’s tweede probleem was de buitenlandse dreiging. De Russen hadden zich langs de Siberische kust op Kamtsjatka en op Sachalin genesteld en bedreigden Hokkaido. Nog erger was de sluipende verarming van Japan door de handel met Nederland en China. In de loop van twee eeuwen buitenlandse handel had Japan enorme hoeveelheden goud, zilver en koper geëxporteerd – ‘de botten van het land’ –, zoals Honda het dramatisch noemt. Dat mocht zo niet doorgaan. Het verschijnsel was overigens al aan het einde van de 17de eeuw onderkend. De bakufu trachtte er periodiek iets aan te doen door het aantal en het volume van de Nederlandse en Chinese schepen die handelden in Nagasaki, te beperken en, aan de andere kant, door op krachtige wijze importsubstitutie te bevorderen. Men zou dit mercantilisme kunnen noemen, als de bakufu er consequent naar gestreefd had een batig saldo te creëren en dat bij de bakufu terecht te doen komen, maar dat is nooit echt gelukt; daarvoor moest de bakufu met te veel andere belangen rekening houden. Dit was de context waarin Honda dacht en schreef, en wat hij dacht en schreef, was behoorlijk revolutionair. De relevante werken zijn Geheime Adviezen voor het Bestuur van het rijk (Keisei hisaku) en Verhalen over Westelijke Streken (Seiiki monogatari). Het eerste boek is geschreven in de jaren na 1790 en werd na Honda’s dood gedrukt; wanneer precies is onbekend.

Het tweede boek heeft een voorwoord dat gedateerd is in 1798, maar is tijdens de Edo-periode alleen als handschrift overgeleverd. Te oordelen naar het aantal resterende handschriften genoten beide werken een redelijke circulatie.

In beide boeken fulmineerde Honda tegen het isolationistische beleid. Hij wilde dat het land zou worden geopend en dat de bakufu handel en scheepvaart zou bedrijven. In Westelijke Streken bepleit hij verder dat Japan ernst zal maken met de ontginning van Hokkaido, de Koerilen en Kamtsjatka, omdat anders de Russen deze streken zouden kunnen koloniseren. Volgens Honda was de noodzaak nijpend: Japan had de grenzen van zijn ecologische mogelijkheden bereikt, en was niet in staat om een verdere groei van de bevolking te verwerken. Het roer moest om.

Zou het ook werken? Honda beweert van wel, en hij heeft een doorslaggevend bewijs: Holland. Een belangrijke plaats in het derde deel van Westelijke Streken wordt ingenomen door een meeslepend verhaal over de stichting van Nederland. De strekking is dat niet de natte rijstbouw, maar overzeese handel de basis is van nationale welvaart. Lees de kadertekst op de volgende pagina.

Opbouw van de staat

Honda’s verhaal lijkt meer te danken te hebben aan de geschiedenis van tsaar Peter de Grotes bezoek aan Zaandam en zijn stichting van Sint-Petersburg, dan aan het leven van Willem de Zwijger. In hoeverre Honda die geschiedenis kende, is onduidelijk, maar het is heel wel mogelijk dat het verhaal in Edo mondeling de ronde deed. In 1792 was een schipbreukeling die lange tijd in Rusland verbleven had, gerepatrieerd en daarna vakkundig ondervraagd. Het verslag van deze ondervraging was in Edo bekend, en zaken als de stichting van Sint-Petersburg worden erin vermeld.

In de inleiding van zijn verhaal wijst Honda erop dat Amsterdam op 51 graden 11 minuten en 3 seconden noorderbreedte ligt, even noordelijk als Kamtsjatka, dat tussen 51 en 57 graden ligt. Het zal er dus even koud zijn, concludeert hij, maar Kamtsjatka heeft het voordeel dat het naar het zuiden gekeerd ligt, niet naar het noorden, zoals Nederland. Het biedt dus grote mogelijkheden; Japan mag het zich beslist niet laten ontglippen.

In de analyse die hij op het verhaal doet volgen, spelt Honda zijn boodschap nog eens uit: ‘Wanneer je tracht een land te voeden met wat dat land opbrengt, kom je altijd tekort. Wanneer je het toch probeert, zal de bevolking zich uitputten en niets tot stand brengen. Indien je niet de kracht van andere landen aanwendt, zal het grote werk [de opbouw van de staat] voorzeker niet slagen. (...) Welnu, handel is de enige manier om zich de kracht van andere landen toe te eigenen. Handel betekent zeevaart. Zeevaart betekent sterren- en aardrijkskunde. Sterren- en aardrijkskunde betekenen wiskunde. Daar ligt dus het begin van de opbouw van de staat.’

Welke invloed Honda’s voorstellen hebben gehad, is vooralsnog onduidelijk. Als wiskundige stond hij goed bekend. Via zijn leermeester behoorde hij tot de hoofdtak van de school van Seki Takakazu (1640-1708) en hij genoot een zekere status onder zijn vakgenoten in Edo. Hij onderhield connecties met feodale heren, en zijn leerlingen waren betrokken bij expedities naar Hokkaido, de zuidelijke Koerilen en het vaste land, die de bakufu tussen 1785 en 1809 organiseerde. Honda zelf nam in 1801 aan een van deze expedities deel. Hij was dus geen onverantwoordelijk man of wereldvreemde eenzaat. Toch lijkt hij niet echt school te hebben gemaakt; daarvoor waren zijn uitgangspunten te alarmistisch en zijn voorstellen te extreem. Onder zijn leerlingen vinden we wiskundigen, astronomen en landmeters, maar geen hervormers.

Zoals het nu staat, moeten wij concluderen dat zijn geschriften een indruk geven van het scala van opinies die in Japan mogelijk waren. Ook voorstellen die lijnrecht indruisten tegen de heiligste principes van de bakufu, konden worden geuit. De discussie over de voor- en nadelen van het isolationistische beleid werd dus wel degelijk gevoerd, hoe lastig het ook is haar in de wirwar van manuscripten te traceren. De stemmen van de tegenstanders gaan gemakkelijk verloren in het koor van voorstanders, maar voor wie het eenmaal gezien heeft, staat in deze discussie Honda’s kasteel aan de Amstel als een huis.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Geschiedenis Magazine
Jaargang: 2009
Nummer: 2
Uitgever: Virtumedia

Meer weten

Tijdschriften: