‘Insulindekanonnen’ leerden Engelsen lesje

Zeeslagen in heden en verleden zijn er in alle soorten en maten geweest. Eigenaardig genoeg hebben vele niet de attentie gekregen die ze verdienden, net zo goed als dat sommige juist overdreven in de schijnwerpers zijn gezet. Het verhaal over het treffen in 1665 tussen een Nederlandse en Engelse vloot in de haven van het Noorse Bergen bijvoorbeeld lag lang in de vergeethoek. Maar nu we dit jaar stilstaan bij het 400e geboortejaar van Michiel Adriaensz. de Ruyter, Neerlands vermaardste zeeheld, én zijn rol in deze slag zijn de gebeurtenissen in de noordelijke fjorden uit het stof gehaald en tot boek verwerkt.

Auteur: Niels de Groot

In ‘Strijd om de VOC-miljoenen’ laat auteur Michael Breet een uit het geheugen gewiste nautische tweestrijd weer oplaaien. Eindelijk en terecht, want er stond nogal wat op het spel. Gefascineerd door het Nederlandse zeevaartverleden en het avontuur aan de andere kant van de oceanen toog Michael Breet (75) aan het begin van de jaren 50 als stuurmansleerling naar zee. ‘Het was de drang om iets van de wereld te zien’, verklaart de schrijver thuis in zijn 18e-eeuwse boerderij op de Veluwe. ‘De VOC heeft me altijd eindeloos geboeid en nu kreeg ik dus de kans om in het voetspoor van Hollandse zeevaarders al die verre landen op te zoeken.’ Zodoende werden ook boeken onmisbaar. Onder meer het werk ‘De Retourvloot van Pieter de Bitter’ door Johan Carel Marinus Warnsinck uit 1929 en het reisverslag ‘Oost- Indische Voyagie’ uit 1676 van scheepschirurgijn Wouter Schouten passeerden de revue en daarmee kwam het balletje aan het rollen. Breet kreeg een voorval in de letterlijk moordende concurrentie tussen Groot-Brittannië en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tijdens de 17e eeuw onder ogen. Een voorval om eens tot op de bodem uit te diepen. Lucratieve plantages in Oost- Indië, een oersterke handelsvloot in Noord-Europa en vissers die schatten verdienden. Door hun succesvolle ondernemerschap maakten de Nederlanders overige zeevarende naties honderden jaren lang razend jaloers. Vaak genoeg werd er dan ook van alles in het werk gesteld om de Hollandse entrepeneurs letterlijk in het vaarwater te zitten.

Rijkdommen

Een van die snode plannen werd uitgedokterd door de Engelsen. Tweemaal per jaar arriveerde de VOC-retourvloot uit het Verre Oosten in de Nederlandse havens. De schepen, ‘zo groot als kerken’, waren beladen met alle exotische rijkdommen uit Insulinde en dus stuk voor stuk varende goudmijnen. Op 23 december 1664 hees een konvooi van elf schepen, onder bevel van commandeur Pieter de Bitter, te Batavia de zeilen met bestemming vaderland. In de Zuid-Afrikaanse Tafelbaai kreeg het gezelschap van nog eens twee jachten. Opgeteld bevond zich in de laadruimen een vracht die een inkoopwaarde van meer dan 3,6 miljoen gulden vertegenwoordigde. Verkoop in Europa zou zelfs een slordige 11 miljoen gulden opleveren, omgerekend naar onze huidige valuta een duizelingwekkend bedrag van bijna 500 miljoen euro. Onder meer diamanten, robijnen, porselein, tapijten, specerijen en Chinese zijde prijkten op de ladinglijsten. Een wel een hele vette prooi voor de Britse koning Karel II, een monarch die nota bene geruime tijd in de Nederlanden in ballingschap had geleefd. ‘Van dit kapitaal zouden de Engelsen een jaar lang oorlog kunnen voeren’, vertelt Breet in zijn werkhuisje achter in de tuin waar het tweede boek van zijn hand tot stand kwam. Eerder hertaalde hij het vorengenoemde reisjournaal van Wouter Schouten. ‘Ze zetten dan ook alles op alles om deze vloot te onderscheppen. Overigens wel doodsbenauwd voor hun reputatie, want ze hadden een complot uitgebroed dat de wetten van het internationale oorlogsrecht ernstig zou overtreden.’

Piratenplannen

[caption id="attachment_31065" align="alignleft" width="202" caption="Michiel de Ruyter"] Archelogie Magazine)[/caption]

Deze piratenplannen kwamen tot stand tegen de achtergrond van de Tweede Nederlands- Engelse Oorlog die in maart 1665 was uitgebroken. Zodoende kreeg de retourvloot instructies om vooral niet door Het Kanaal richting de Lage Landen te zeilen, maar om westwaarts van de Britse eilanden te koersen en bij het Noorse Bergen voor anker te gaan. Daar moest worden gewacht op het escorte door de Staatse vloot van Michiel de Ruyter. Noorwegen behoorde tot het Deense koninkrijk en was vanwege zijn neutraliteit officieel een veilige haven waar strijdende partijen logischerwijze geen gewapend conflict mochten uitknokken. Vanwege de geldverslindende oorlogsvoering snakten de Engelsen naar keiharde valuta en lapten deze wetten dan ook terstond aan hun laars. ‘Sir Gilbert Talbot, de Britse ambassadeur in Kopenhagen, was dikke vrienden met de Deense koning Frederik III’, gaat Breet verder. ‘Hij haalde de koning over om onder een hoedje te spelen, de retourvloot te kapen en vervolgens de buit te verdelen. Voor beide partijen natuurlijk heel interessant.’

Verzwakt

Bovendien was de Deense vorst nog immer bitter gestemd over hoe de Hollanders hem tijdens de oorlog tegen Zweden (1656-1660) hadden genoopt hen de verzwakte Denen met raad en daad ter zijde te staan en uiteindelijk voor de geslaagde hulp een exorbitante vergoeding – waaronder zelfs een aanzienlijk deel van de Sonttol – te eisen. Het duurde dan ook niet lang voordat hij overstag ging en de Britten toezegde om de Nederlandse retourvloot in Bergen te houden zodat zij hun slag konden slaan. Wat het boek intrigerend maakt, is dat de strikt geheime correspondentie tussen de Deense en Engelse machthebbers en leger- en vlootcommandanten enerzijds en de briefwisselingen door de Hollanders aan de andere kant als bijlagen zijn opgenomen. Daarmee krijg je als lezer een beeld van wat er voor koortsachtige taferelen zich eigenlijk achter de schermen afspeelden.

Houtsplinterend

Begin augustus 1665 laveerde De Bitter met zijn retourvloot de Bergense havenbinnen. Enkele dagen later verschenen ook de Engelse oorlogsbodems onder admiraal Lord Sandwich – die de Nederlandse marine in juni bij Lowestoft nog een zware nederlaag hadden toegebracht – ten tonele. Een eskader van veertien schepen, geleid door Sir Thomas Teddiman, zette de achtervolging in tot aan Vågen, de natuurlijke baai van Bergen. Een houtsplinterend treffen was louter een kwestie van dagen. Echter, waar de Engelsen in de veronderstelling verkeerden dat de Deense koning zijn zaakjes met de Noorse onderdanen achter de coulissen keurig had geregeld, daar bleek het tegenovergestelde. De koerier die vanuit Denemarken onderweg was met de geheime tijding voor de Noorse bevelhebbers om bij het losbarsten van de strijd tussen de twee maritieme grootmachten in Bergen niet in te grijpen, arriveerde veel te laat. Met als gevolg dat het eskader van Teddiman intussen, op 12 augustus om 6 uur ’s ochtends, het vuur had geopend op de Hollandse schepen. Aangezien de Engelsen in nogal wat gevallen veel te hoog mikten, veroorzaakten hun ‘donderklooten’ (kanonskogels) forse schade in de Hanzestad. Een van de kogels siert vandaag de dag nog altijd de façade van de Bergense 2kathedraal. De stadsverdedigers op de vestingwerken Nordeness en Sverresborg en van kasteel Bergenhus werden zodoende gedwongen om partij te kiezen, namelijk voor Pieter de Bitter en zijn mariniers. Vanaf de Noorse bolwerken, die nog waren versterkt met Hollandse kanonnen en busschieters, bulderde het geschut haast onafgebroken op de Engelsen. De kanonslagen moeten een hels lawaai hebben veroorzaakt, omdat de stad temidden van de bergen is gesitueerd die het geluid ook nog eens versterkt weerkaatsten. De titanenstrijd duurde vier uur.

Scheepschirurgijn

[caption id="attachment_31069" align="alignright" width="200" caption="Lord Sandwich"] Archeologie Magazine)[/caption]

Een ander noemenswaardig aspect aan ‘Strijd om de VOCmiljoenen’ is het feit dat Breet genereus citeert uit het reisverslag van Wouter Schouten. Deze scheepschirurgijn maakte alles van dichtbij mee en verbond in het heetst van het duel de getroffen Hollanders. Het maakt het verhaal buitengewoon levendig: ‘...Van onze eerste gewonde was het vlees van billen en dijen bijna helemaal weggeschoten en een groot deel van zijn rechterarm verdwenen. Net als de andere gewonden konden wij hem in deze bloedige strijd alleen maar provisorisch verbinden.’ Toen de kruitdampen – die voor de Nederlanders vanwege de aflandige wind een uiterst gunstige invloed hadden door de Engelsen het zicht te ontnemen – waren opgetrokken bleek wat voor fikse draai om de oren de Britten te verduren hadden gekregen. Hun totaal aantal slachtoffers omvatte 421 doden en gewonden tegenover 25 doden en 80 gewonden aan Hollandse zijde.

Schaamtevol

Met de staart tussen de benen verdween Teddiman en zijn gevolg van het strijdtoneel. Toen een paar dagen later alsnog de koerier uit Kopenhagen aankwam, veranderden de Noren bij het lezen van de geheime plannen alras van houding en namen ze direct contact op met de Engelse commandant en stelden hem voor een tweede offensief te ondernemen. Maar het leed was geleden. Het wederzijds wantrouwen was nu zo groot dat er over de voorwaarden al helemaal geen akkoord meer zou worden bereikt. De verwaandheid en hebzucht had een puur averechtse werking gehad en de Engelsen hadden zichzelf op schaamtevolle wijze de das omgedaan. Nu maar hopen dat de rest van Europa hier geen lucht van kreeg, want dan zou de reputatie van een ‘English gentleman’ wel heel vlot onderuit worden geschoffeld. Michael Breet: ‘Natuurlijk moet erbij worden verteld dat de Engelsen na hun zege bij Lowestoft volledig waren uitgeput. Maar tijd om bij te komen of nieuwe provisies in te slaan kregen ze niet van de admiraliteit. Het moraal van de bemanningen werd zodoende in Bergen zwaar op de proef gesteld en dat pakte dan ook helemaal verkeerd uit. En natuurlijk viel een aanval in een neutrale haven nergens goed te praten.’ ‘Toch hebben de Hollanders natuurlijk veel geluk gehad. De wind waaide voor hen zowel voor als op de dag van de slag uit de juiste richting. Had er een andere bries gestaan, dan hadden de Engelsen veel eerder bij de Noorse kust aan kunnen komen en dan had de retourvloot geen schijn van kans gehad.’

Marineheld

 In Nederland was onderwijl De Ruyter veilig teruggekeerd van een lange reis naar Afrika, West-Indië en Amerika waar hij de door de Britten buitgemaakte Hollandse koloniën weer had heroverd. Veel tijd voor euforie was er niet, want er wachtte een belangrijke klus. De retourvloot moest nu veilig uit Noorwegen naar huis worden geleid. Met een enorme macht van bijna 100 schepen met aan boord 20.000 man en ruim 4300 stukken geschut vertrok de marineheld op 18 augustus 1665 richting het hoge noorden. Met De Ruyter aan het roer leek alles in kannen en kruiken en een nieuwe lading van ’s werelds fijnste koopwaar zou weldra op Neerlands marktplaatsen uitgestald liggen. Niettemin kozen de weergoden voor de thuisreis nu voor de verandering eens de zijde van de Britten. Een gierende storm op de Noordzee sloeg het enorme veld van schepen uiteen en de op de loer liggende Britse marinevaartuigen zagen alsnog kans om een forse brok van de buit – een twintigtal vaartuigen - soldaat te maken. Zo kregen de Engelsen al met al een wel heel zachte pleister op de wonde, ook al zouden ze aan de nasleep nog een nare bijsmaak overhouden. ‘Strijd om de VOC-miljoenen’, een leerzaam boek vol conspiraties, heimelijke correspondentie, ooggetuigenverslagen, persoonlijke twisten én met niet te vergeten...Michiel Adriaensz. de Ruyter. Kortom, een stukje historie met een ’bite’.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Archeologie Magazine
Jaargang: 2007
Nummer: 6
Uitgever: Virtumedia

Meer weten

Tijdschriften: