Legenden over de oorsprong van de Inka’s: Een korte historie in een lang verleden
Oorsprongslegenden ter legitimatie van de eigen sociale positie vormen een diep gewortelde traditie onder de volkeren van het Andes-gebied. De Inka’s hanteerden zelfs twee oorsprongslegenden: de legende van Paqariqtambo en de Titicaca-legende, waarvan de eerste een historische basis lijkt te hebben.
Door: Willem F.H. Adelaar
Inleiding
Aan het begin van de zestiende eeuw heersten de Inka’s van Cuzco over het grootste rijk dat de premoderne Nieuwe Wereld ooit heeft gekend en dat zich uitstrekte over een groot deel van het Andesgebergte en de Stille Oceaankust ten westen daarvan. Het rijk van de Inka’s droeg de naam Tawantinsuyu, ‘de vier gezamenlijke gebieden’, op grond van een indeling in vier sectoren van ongelijke omvang, die in de hoofdstad Cuzco bij elkaar kwamen. De controle over zo’n omvangrijk territorium vereiste vanzelfsprekend een strakke organisatie. De communicatie tussen de verschillende delen van het rijk werd mogelijk gemaakt door een uitgebreid, gecentraliseerd net van goed onderhouden wegen en door getrainde estafettelopers (chaski), die zorgden voor een snelle verspreiding van berichten en goederen. De distributie van voedsel en textiel werd gecontroleerd door de overheid. Hoewel de uitbreiding van het rijk in laatste instantie berustte op militaire macht, probeerden de Inka-heersers onderworpen volkeren aan zich te binden door hun traditionele leiders een plaats toe te kennen in de organisatie en in het bestuur van hun rijk op basis van een systeem van uitwisseling. Lokale godencultussen mochten in stand blijven, zolang de suprematie van de zonnecultus, die door de Inka’s was ingesteld, werd erkend.
Met het doel de eigen identiteit te benadrukken en de eigen sociale status en machtspositie te bevestigen, maakten etnische groepen in het Andes-gebied gebruik van legenden die hun oorsprong als samenleving omschreven. De Inka’s vormden hierop geen uitzondering. Zij kenden zelfs meerdere oorsprongslegenden, die onder meer tot functie hadden hun buitengewone macht en goddelijke status als kinderen van de zon te legitimeren. Zoals we verderop zullen zien, was ten minste een van deze oorsprongslegenden waarschijnlijk voor een deel gebaseerd op waar gebeurde feiten.
Alvorens de legenden die handelen over de oorsprong van de Inka’s nader te bekijken, is het nodig enkele woorden te wijden aan het verleden van de Andes-bevolking voorafgaand aan het Inka-rijk, aan de bijzondere klimatologische omstandigheden die kenmerkend zijn voor het gebied in kwestie en aan de vormen van overdracht van lokale tradities. Daarna volgen een korte beschouwing over oorsprongslegenden in de Andes in het algemeen en in aansluiting daarop een presentatie en discussie van de twee belangrijkste oorsprongslegenden van de Inka’s: de legende van Paqariqtambo en de Titicaca-legende.
Een ogenschijnlijk ondiep verleden
Bij een rijk met de uitgestrektheid van de Inka-staat mag men een lange en complexe voorgeschiedenis veronderstellen, maar daar was in de door de Inka’s overgeleverde versie van hun eigen verleden weinig van terug te vinden. In deze overlevering wordt het korte maar schitterende verleden van de Inka’s en hun heldendaden afgezet tegen een achtergrond van barbarij en chaos in de tijd die daaraan voorafging. Deze voorstelling van zaken is onder meer terug te vinden in het werk van de kroniekschrijver Inca Garcilaso de la Vega, in de koloniale periode een van de meest gezaghebbende kenners van het Inka-verleden. Als zoon van een Spaanse conquistador en een kleindochter van een van de Inka-vorsten had Garcilaso in zijn jeugd directe toegang gehad tot de historische overlevering, zoals die binnen de Inka-clan werd doorgegeven. Deze voorstelling van een barbaars pre-Inka verleden heeft de Inka’s, en met hen Garcilaso, de niet geheel terechte reputatie bezorgd van politiek gemotiveerde geschiedenisvervalsers. Het is echter de vraag of deze eenzijdige visie op het verleden de Inka’s wel kan worden aangerekend.
In scherp contrast met de overleveringen van de Inka’s, hebben archeologische opgravingen en dateringen uitgewezen dat het Peruaanse beschavingsgebied tot de oudste ter wereld moet worden gerekend. Voor een aantal stedelijke nederzettingen in de Norte Chico, dicht bij de Stille Oceaankust, ongeveer 200 kilometer ten noorden van Lima, wordt een ouderdom aangenomen van bijna 5.000 jaar. De best onderzochte site uit die periode, Caral bij Supe, omvat een groot aantal indrukwekkend aangelegde pyramiden, ceremoniële gebouwen en offerplaatsen. Gedurende drie millennia na de ondergang van Caral en nabijgelegen nederzettingen, volgden een lange reeks culturen elkaar op, met als artistieke hoogtepunten de hooglandcultuur van Chavín in het eerste millennium v.Chr. en de kustculturen van Mochica en Nazca in de eerste helft van het eerste millennium van onze jaartelling.
De invloed van het klimaat
Michael Moseley geeft een gedetailleerde en overzichtelijke beschrijving van het complexe verleden en de veelzijdige culturele ontwikkelingen van Peru voor de komst van de Spanjaarden. Hierbij benadrukt hij steeds de invloed van het klimaat en de natuurlijke omstandigheden in de Andes op het verloop van de gebeurtenissen. Periodes van betrekkelijke welvaart en overvloedige regenval werden steeds gevolgd door periodes van langdurige droogte en schaarste waarin oorlog ontstond om elementaire levensbehoeften. Steden en dichtbevolkte streken werden dan verlaten en de overlevenden probeerden hun bestaan te rekken in gebieden waar nog net voldoende landbouw en veeteelt mogelijk was. Aan de kust werden uitgediende heiligdommen en andere cultusplaatsen vaak vernietigd of begraven onder het woestijnzand, alvorens te worden verlaten.
Dergelijke droogteperioden, die soms eeuwenlang aanhielden, luidden de ondergang in van de kustculturen van Mochica en Nazca voor het jaar 600 van onze jaartelling. In die tijd verplaatste het zwaartepunt van de Andesbeschaving zich naar het meer regenachtige hoogland, waar vanaf 500 n.Chr., bij het tegenwoordige Ayacucho, de op militaire basis geschoeide Huari-staat ontstond. Tegelijkertijd oefende Tiahuanaco, een belangrijk religieus centrum op de Boliviaanse hoogvlakte, nabij het Titicaca-meer, grote invloed en aantrekkingskracht uit op alle omliggende gebieden. Hoewel Huari omstreeks 1000 en vervolgens Tiahuanaco rond 1100 eveneens ten onder gingen, moeten de Inka’s goed bekend zijn geweest met de indrukwekkende overblijfselen van deze laatste cultuur, waarvan de betekenis hen ten dele ontging.
[caption id="attachment_69292" align="aligncenter" width="438"] Zonnepoort Tiahuanaco. Bron: http://www.thule.org[/caption]
Ook de drie à vier eeuwen die voorafgingen aan de expansie van de Inka’s vanaf 1430 waren klimatologisch ongunstig. Hierdoor werd de bevolking van het Zuid-Peruaanse hoogland teruggeworpen op een hard overlevingsbestaan en gingen veel van de culturele verworvenheden van de vroegere centra verloren.
Vormen van overdracht
De organisatie van de expansieve Huari-staat met het bijbehorende wegennet en het gebruik van de khipu, de geknoopte touwen die in de Andes de plaats van een schrift innamen, doen vermoeden dat deze staat model heeft gestaan voor het Inka-rijk, maar hoe een eventuele kennisoverdracht zou hebben plaatsgevonden blijft onduidelijk. In ieder geval vonden de Inka’s het niet nodig er nadrukkelijk naar te verwijzen in hun tradities.
De rol van de khipu was dubbelzinnig. Enerzijds leunden de Inca’s sterk op de geknoopte touwtjes voor het vastleggen en memoriseren van historische gebeurtenissen. Omdat de meeste bestudeerde khipu een statistische functie hadden, is het voor de moderne onderzoeker nog niet duidelijk op welke wijze niet-numerieke informatie door middel van khipu kon worden vastgelegd. De Spaanse historische bronnen zijn op dit punt echter stellig: Uit de khipu werd historische informatie betrokken en ook de Spaanse administratie maakte daar dankbaar gebruik van. Anderzijds waren gebruikers van khipu-informatie afhankelijk van de khipukamayoq, functionarissen die belast waren met het ontcijferen en uitleggen van de geknoopte touwtjes waarvan zij alleen de sleutel kenden. Het valt dus te betwijfelen of de inhoud van mogelijk bewaard gebleven historische khipu ooit zal kunnen worden vastgesteld. Om dezelfde reden lijkt het niet waarschijnlijk dat informatie van oudere culturen de Inka’s zou kunnen hebben bereikt via een andere weg dan de mondelinge overlevering.
Oorsprongslegenden in de Andes
In hun mythologisering van recente geschiedenis stonden de Inka’s niet alleen. Een Quechua-talig document van omstreeks 1600 beschrijft de tradities, de rituelen en de geschiedenis van mensen en goden volgens de visie van de bevolking van San Damián de Checas, gelegen in de provincie Huarochirí in het bergachtige achterland van Lima. Het werd opgetekend door medewerkers van de afgoderijbestrijder Francisco de Ávila. In dit document zien we een vloeiende overgang van opvattingen over het ontstaan van de mensheid aan het begin der tijden, het leven en de heldendaden van de goden en eigentijdse gebeurtenissen, zonder dat er een duidelijke grens ligt tussen feit en fictie. Dit geldt ook voor de manier waarop daarin de historisch heel concrete Inka-heerschappij en de Spaanse inval worden beschreven. Bij historische gebeurtenissen, zoals gewelddadige conflicten tussen verschillende etnische groepen, wordt de doorslag meestal gegeven door waka, de beschermgoden van een etnische groep, die controle hebben over het natuurgeweld. In de Huarochirí-legenden wordt er zelden echt gevochten, maar de verliezers worden weggespoeld door stortbuien of stormen in gang gezet door de waka van de winnende groep.
[caption id="attachment_69290" align="aligncenter" width="290"] Manqo Qhapaq. Bron: Koninklijke Bibliotheek Kopenhagen.[/caption]
Er bestaat een duidelijke parallellie tussen de manier waarop het ontstaan en de lotgevallen van de goden van Huarochirí worden beschreven en de oorsprongslegenden van de Inka’s. In beide gevallen wordt er onderscheid gemaakt tussen een mythische oorsprongsplaats (paqarina) en de uiteindelijke cultusplaats en residentie van de godheid, resp. de Inka. Voor het karakter van de waka is vooral de tocht van de oorsprongsplek naar de cultusplaats van belang. Onderweg laat hij zijn kracht zien, stelt hij regels en geeft hij instructies voor het in stand houden van zijn cultus. Hij beloont de gemeenschappen die hij bezoekt met irrigatiewerken of andere staaltjes van landbouwtechniek, of hij straft hen, wanneer zij de regels van de gastvrijheid niet in ere houden. Belangrijke personages die de waka bijstaan met zijn beschavingswerk worden na bewezen diensten op strategische plaatsen in steen veranderd, zodat men zich hen eeuwig zal herinneren. Veel van deze elementen komen terug in de belangrijkste ontstaanslegende van de Inka’s, de legende van Paqariqtambo (zie onder). Klaarblijkelijk konden de Inka’s alleen het door hen nagestreefde gezag verwerven door zich een plaats te verzekeren binnen het pantheon van de waka’s. Hiervoor was het nodig een mythische geschiedenis te fabriceren die aan bepaalde geldende voorwaarden voor de opbouw van oorsprongslegenden voldeed.
Van het ontstaan van de Inka-dynastie bestaan uiteenlopende gemythologiseerde versies, die door verschillende kroniekschrijvers en door rapporteurs van de Spaanse koloniale administratie zijn vastgelegd. Deze versies behoren voor het merendeel tot twee concurrerende tradities. De ene traditie plaatst het ontstaan van de Inka’s in Tampu T’oqo, een aantal rotsopeningen (‘vensters’), die zich bevinden nabij de plaats Paqariqtambo in de provincie Paruro, ongeveer 30 kilometer ten zuidwesten van Cuzco. Volgens de andere traditie kwam Manqo Qhapaq, de stichter van de Inka-dynastie, samen met zijn echtgenote van de oevers van het Titicaca-meer, zo’n 400 kilometer ten zuidoosten van Cuzco. In sommige versies worden beide tradities gecombineerd.
De legende van Paqariqtambo
De legende die het ontstaan van de Inka’s in Tampu T’oqo bij Paqariqtambo plaatst is uitvoerig onderzocht in een exemplarische studie van Urton. Urton behandelt niet alleen de inhoud van deze oorsprongslegende maar besteedt ook aandacht aan het belang ervan voor de bewoners van Paqariqtambo en voor de nakomelingen van de Inka’s in de periode na de verovering (tweede helft zestiende eeuw). Hij laat zien hoe deze legende, die aanvankelijk de functie had de macht van de Inka’s te legitimeren, in de koloniale tijd opnieuw werd gebruikt om van de Spaanse administratie bijzondere rechten en privileges te verkrijgen voor afstammelingen en verwanten van de Inka-dynastie. Dit kan uiteraard van invloed zijn geweest op de inhoud ervan. De versie van de legende van Paqariqtambo die in Urton’s studie centraal staat is opgetekend door Pedro Sarmiento de Gamboa.
Sarmiento de Gamboa werkte als geschiedschrijver voor Francisco de Toledo, onderkoning van Peru tussen 1569 en 1581. In het kader van Toledo’s grootscheepse reorganisatie en normalisering van de roerige kolonie Peru, kreeg Sarmiento de Gamboa de opdracht de geschiedenis van de Inka’s zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. Hiervoor kon hij beschikken over informatie afkomstig van enkele hoogbejaarde khipukamayuq, die in een deel van hun leven als volwassene nog de heerschappij van de Inka’s hadden meegemaakt.
Volgens de legende van Paqariqtambo verschenen de eerste Inka’s uit drie ‘vensters’ (t’oqo) of ‘holen’ in een bergwand nabij de plaats Paqariqtambo (paqariq tampu ‘pleisterplaats van hen die verschijnen’). ‘Tambo’ (tampu) betekent ‘herberg’ of ‘pleisterplaats’, maar het was ook de naam van een etnische groep die in de nabijheid van Tampu T’oqo gevestigd was. Urton localiseert Tampu T’oqo in de Inka-ruïne Puma Orqo bij het dorp Mollebamba. De moderne plaats Paqariqtambo dateert uit de koloniale tijd en komt daarom niet in aanmerking als locatie van het oorspronkelijke Tampu T’oqo (‘vensters van de pleisterplaats’ of ‘vensters van de Tambo’s’).
Uit een van de drie vensters verscheen Manqo Qhapaq, de stichter van de Inka-dynastie, samen met zijn drie broers, Ayar Kachi (‘Ayar Zout’), Ayar Uchu (‘Ayar Peper’) en Ayar Awka (‘Ayar Plezier’ of ‘Ayar Vijand’, al naargelang de gekozen interpretatie) en met vier zusters, Mama Oqllu, Mama Waqo, Mama Ipakura en Mama Rawa. De acht broers en zusters verschenen uit het centrale venster Qhapaq T’oqo (‘heersersvenster’). Uit de beide zijvensters Maras T’oqo en Sutiq T’oqo verschenen twee etnische groepen, de Maras (bij een eerdere gelegenheid) en de Tambo (tegelijk met de acht broers en zusters). Beide groepen, maar vooral de Tambo’s, zouden Manqo Qhapaq en de zijnen op hun omzwervingen naar Cuzco vergezellen en ondersteunen.
De geboorte, of liever gezegd het ‘verschijnen’, van de acht broers en zusters vond volgens Sarmiento’s informanten plaats op instigatie van de scheppergod T’eqsi Wiraqocha. Er zijn echter ook versies van de oorsprongslegende in omloop, waarin aan Manqo Qhapaq een heel normaal leven wordt toegedicht in de periode voorafgaand aan zijn legendarische verschijning. Zijn vader, een lokale kuraka (‘hoofdman’) en weduwnaar, zou hem in zijn prille jeugd gekscherend ‘kind van de zon’ hebben genoemd. Later, na de dood van zijn vader, zou Manqo zijn gaan geloven dat deze bijnaam op werkelijkheid berustte, waarmee de basis voor de latere staatsgodsdienst, de zonnecultus en de overtuiging dat de Inka’s van de zon afstamden zou zijn gelegd.
Al snel ontwikkelden Manqo Qhapaq en zijn zuster Mama Waqo zich tot leiders van de groep dankzij hun ondernemingslust, durf en nietsontziende hardheid. Zij wisten een deel van de lokale bevolking ervan te overtuigen mee te gaan op zoek naar geschikt en vruchtbaar land, waar hen een aandeel in nog te verwerven privileges en rijkdommen zou wachten. De volgelingen van de acht broers en zusters werden ingedeeld in tien ayllu’s, de traditionele verwantschapsgroepen van de Andes-samenleving. Ayllu’s kunnen echter ook een plaatsgebonden of organisatorische basis hebben, waarin werkelijke biologische verwantschap geen doorslaggevende rol speelt. De tien ayllu’s uit Tampu T’oqo zouden later een belangrijk deel uitmaken van de bevolking van Cuzco en tevens de grondslag vormen voor de complexe sociale organisatie van deze stad. Overeenkomstig de indeling van Cuzco in twee administratieve helften, zouden vijf ayllu’s deel uitmaken van de Hanan Qosqo (‘Hoog Cuzco’) helft en de vijf andere van Hurin Qosqo (‘Laag Cuzco’).
Hoewel de afstand van Tampu T’oqo naar Cuzco hemelsbreed maar ongeveer 30 km bedraagt, deden de acht broers en zusters verschillende jaren over hun tocht. Dit had zeker te maken met hun wens om onderweg een machtsbasis op te bouwen en de vestiging van hun heerschappij op een nog te kiezen locatie voor te bereiden. Vanaf het begin werd de expeditie geplaagd door geweld, conflicten en onvoorziene gebeurtenissen. Bij de tweede halteplaats, Waynakancha, had Manqo Qhapaq gemeenschap met zijn zuster Mama Oqllu, die hierdoor in verwachting raakte. Het gezelschap week daarna uit naar een plaats genaamd Tambokiru bij Pallata, waar Mama Oqllu beviel van een zoon, Sinchi Roq’a, die later zijn vader Manqo Qhapaq zou opvolgen als Inka-heerser. Het oponthoud van Manqo Qhapaq en zijn gevolg in Pallata duurde enkele jaren.
Nadat de tocht weer was hervat, brak er binnen Manqo’s gezelschap een ernstig conflict uit. Manqo en zijn broers en zusters namen aanstoot aan het optreden van Ayar Kachi. Deze laatste bleek gewelddadig, wreed en buitengewoon bedreven in het vechten met de slinger. De groep was van mening dat Ayar Kachi een te groot risico vormde en besloot hem uit de weg te ruimen. Onder voorwendsel van het ophalen van enkele achtergebleven kostbaarheden werd Ayar Kachi teruggelokt naar de vensters van Tampu T’oqo. Nadat hij naar binnen was gegaan, sloot zijn begeleider de holte af met een sluitsteen, waardoor Ayar Kachi een langzame dood tegemoet ging.
Na de verraderlijke dood van Ayar Kachi trok het gezelschap verder en bereikte de top van de berg Wanakawri, vanwaar de vallei van Cuzco zichtbaar is. Een regenboog overtuigde hen ervan dat dit de vallei was waar zij zich wilden vestigen. Ayar Uchu, de jongste broer, veranderde op de berg Wanakawri in steen. Zijn versteende beeltenis werd vanaf dat moment een belangrijk cultusobject en plaats van verering. Het in steen veranderen van belangrijke personages is een constant gegeven in de mythologie van het Andes-gebied. De versteende figuur bewaakt op die manier een plaats of constructie die in de lokale cultuur en traditie een rol speelt (bijvoorbeeld een irrigatiekanaal of waterreservoir). Desondanks treurden Manqo Qhapaq en zijn overgebleven broer en zusters over het weinig benijdenswaardige lot van Ayar Uchu.
Opnieuw verbleef het gezelschap van Manqo Qhapaq enkele jaren bij de berg Wanakawri om de omgeving uit te testen. Uiteindelijk nam de krachtige Mama Waqo twee gouden staven en wierp die in de richting van het huidige Cuzco. De tweede staf bleef recht overeind staan op een plaats genaamd Wanaypata. Daarna wees Manqo Qhapaq een grote steen (wanka) aan niet ver van Wanaypata, die volgens hem als markeringsteken van de inbezitneming van het gebied door de groep uit Tampu T’oqo kon fungeren. Volgens afspraak moest de tweede broer, Ayar Awka, nu naar Wanaypata gaan om de aangewezen plaats daadwerkelijk in bezit te nemen. Ayar Awka gehoorzaamde en veranderde boven op de wanka in een stenen zuil. Van de oorspronkelijke groep die uit Tampu T’oqo was gekomen waren nu alleen Manqo, zijn vier zusters en de jonge Sinchi Roq’a nog over.
[caption id="attachment_69291" align="aligncenter" width="286"] Tampu T’oqo met de berd Wanakawri. Bron: Koninklijke bibliotheek van Kopenhagen. www.kb.dk/permalink/2006/poma/79/en/text.[/caption]
Maar er waren ook nog de oorspronkelijke bewoners van Wanaypata, een etnische groep genaamd Walla. Hun verzet tegen de plotselinge inbezitneming van hun landerijen en watervoorziening kwam hen duur te staan. In de strijd tegen de Walla’s onderscheidde vooral Mama Waqo zich door haar bloeddorstige aanvalslust. De Walla’s sloegen op de vlucht, maar zij werden achterhaald en volledig uitgeroeid, inclusief vrouwen en kinderen, om te voorkomen dat zij later over de wreedheid van Manqo en zijn metgezellen zouden berichten. Vervolgens werden nog enkele groepen die aanspraak maakten op het gebied van Cuzco verdreven en de aldus vrijgekomen grond werd onderling verdeeld door Manqo Qhapaq en zijn volgelingen. Het zou echter nog heel lang duren voordat alle oorspronkelijke bewoners van de vallei van Cuzco zich aan de Inka-heerschappij hadden geconformeerd.
Het verhaal van de bloedige verovering van Cuzco, zoals hierboven beschreven, werd verteld door Sarmiento de Gamboa. Ook Garcilaso de la Vega heeft in zijn Comentarios een versie nagelaten van de tocht van Manqo Qhapaq en het gezelschap uit Tampu T’oqo, maar in die versie is er geen sprake van strijd. Integendeel worden de nieuwkomers daarin met respect en bewondering ontvangen als cultuurbrengers. Beide bronnen melden overigens dat een deel van de oorspronkelijke bevolking de invasie van Cuzco had overleefd en opgenomen was in een van de bestaande ayllu’s. Uit deze tegenstrijdige informatie blijkt hoezeer de oorsprongslegende van de Inka’s kon worden gemanipuleerd voor politieke doeleinden. De pro-Spaanse Sarmiento had er alle belang bij de Inka’s af te schilderen als tirannen die terecht verslagen waren, terwijl Garcilaso zijn rol eerder zag als apologeet van de Inka’s, met wie hij via moederszijde verwant was.
De legende van Titicaca
De oorsprongslegende waarin verteld wordt dat de stichters van de Inka-dynastie zijn ontstaan uit het Titicaca-meer wordt ook regelmatig genoemd door kroniekschrijvers uit de koloniale periode, vaak naast de legende van Paqariqtambo, als waren het naast elkaar staande werkelijkheden. Maar in tegenstelling tot de legende van Paqariqtambo is de Titicaca-legende veel minder expliciet. In de meeste versies ervan verschijnen Manqo Qhapaq en zijn vrouw in opdracht van de Zon uit het Titicaca-meer of vanuit een eiland in het Titicaca-meer. Na het vasteland te hebben bereikt trekken zij naar Cuzco. De volkeren die zij onderweg tegenkomen leven als wilde dieren. Zij leggen hen een geordende levenswijze en wetten op en laten hen delen in hun technische verworvenheden op het gebied van landbouw, kleding en behuizing. Zij dragen de regalia van de latere Inka-heersers, inclusief de uitgerekte, doorboorde oren waarmee de Inka’s zich van hun onderdanen onderscheiden. Ook zijn zij in het bezit van
een gouden staf die moet dienen om de plaats te bepalen waar zij zich zullen vestigen. Zo stichtten zij uiteindelijk de stad Cuzco.
Een opmerkelijke, afwijkende versie van de Titicaca-legende vinden we, naast twee andere versies, in het werk van Garcilaso de la Vega. Hierin wordt verteld dat na de Zondvloed, een steeds terugkerend thema in de Andes-mythologie, er een machtige godheid verscheen in Tiahuanaco. Die godheid deelde de wereld in vieren en kende de aldus ontstane delen toe aan vier mannen, die de opdracht kregen in elk van de vier delen de bevolking die zij tegenkwamen te onderwerpen en te beschaven. Manqo Qhapaq kreeg het noordelijke kwart toebedeeld en begaf zich vervolgens naar de vallei van Cuzco, waar hij de gelijknamige stad stichtte.
Verschillende versies van de Titicaca-legende laten de tocht van Manqo Qhapaq en Mama Oqllu via Paqariqtambo lopen. Hoewel geografisch niet onmogelijk, lijkt dit toch eerder een doorzichtige poging om twee totaal verschillende oorsprongslegenden met elkaar in overeenstemming te brengen. Zulke gecombineerde versies vinden we wederom bij Garcilaso de la Vega en bij Bernabé Cobo. Deze laatste auteur presenteert zelfs een versie van de legende van de oorsprong van de Inka’s waarin hun reis van het Titicaca-meer naar Paqariqtambo ondergronds verloopt.
Concluderend kunnen we zeggen dat de Titicaca-legende een poging van de Inka-heersers vertegenwoordigt zich te profileren als erfgenamen van de Tiahuanaco-beschaving, waarvan de zichtbare overblijfselen en de hoge ouderdom moeilijk konden worden ontkend. In zekere zin is hier sprake van een uitzondering op de ideologische voorstelling dat er voorafgaand aan de Inka’s uitsluitend chaos en barbarij heersten in de Andes.
Nabeschouwing
De legende waarin het Titicaca-meer als oorsprongsplaats van de Inka’s wordt aangeduid is waarschijnlijk achteraf geconstrueerd, nadat het Inka-rijk al een grote mate van expansie had bereikt. Deze oorsprongslegende heeft vermoedelijk geen historische basis. Daarentegen bevat de legende van Paqariqtambo, waarin de Inka’s hun oorsprong terugleiden tot de ‘vensters’ van Tampu T’oqo, gedetailleerde informatie van genealogische en geografische aard en verwijzingen naar concrete gebeurtenissen. Veel personages die in de legende van Paqariqtambo worden genoemd waren in de zestiende en zeventiende eeuw nog herkenbaar voor hun nakomelingen. Het is daarom waarschijnlijk dat deze oorsprongslegende wél een historische basis had.
De interpretatie van de legende van Paqariqtambo kan niet los worden gezien van het probleem van de datering. Sarmiento de Gamboa en andere auteurs kennen aan de elf Inka-heersers van Manqo Qhapaq tot Wayna Qhapaq regeerperioden toe die menselijk gesproken onbestaanbaar lang zijn. Daar kan dus geen geloof aan worden gehecht. Meer realistisch is Cabello Valboa’s datering van de regeerperioden van de laatste drie heersers die het grootste deel van de expansie van het nog ongedeelde Inka-rijk voor hun rekening namen, namelijk, Pachakuti (de ‘wereldhervormer’), Tupaq Yupanki en Wayna Qhapaq. Volgens deze traditie begon de regeerperiode van Pachakuti in 1438 met zijn overwinning op de Chanka’s van Andahuaylas, die met hun invasie het nog wankele bestaan van het Inka-rijk op het spel zetten. De regeerperiode van Wayna Qhapaq eindigde met diens dood omstreeks 1525. Het is onwaarschijnlijk dat de regeringen van de voorafgaande Inka-heersers meer dan 200 jaar in beslag zouden hebben genomen, hetgeen het optreden en het leiderschap van Manqo Qhapaq op zijn vroegst in de 13e eeuw plaatst. In het licht van de concrete inhoud van de legende van Paqariqtambo lijkt zelfs deze datering nog rijkelijk vroeg.
De verschillende oorsprongslegenden van de Inka’s laten duidelijk zien hoe moeilijk het is om in de Andes-samenleving mythische overlevering, geconstrueerd verleden en waargebeurde geschiedenis van elkaar te scheiden. Het ontbreken van een schrift is hierbij van ondergeschikt belang. Als de Inka’s over een schriftsysteem hadden beschikt, dan zouden zij dit zeker hebben aangewend om hun eigen versie van het verleden als de enige juiste te presenteren.