Napoleon nog op doek, Maria Louise ook op foto

Als Napoleon niet zo jong gestorven was had hij de uitvinding van de fotografie als 69-jarige kunnen meemaken. Zou ons beeld van hem vollediger en/of juister zijn geweest als we foto’s van hem hadden gehad? Tijdgenoten van Napoleon hebben nog wel voor de camera plaatsgenomen: oud-strijders van Waterloo en Marie Louise, in 1847, kort voor haar dood.

Door Anja Krabben

Napoleon is in zijn (relatief) korte leven ontelbare malen geportretteerd, op tekeningen, schilderijen en in beeldhouwwerken. De meeste van die werken werden in opdracht van Napoleon zelf gemaakt. Wie veel van die beelden naast elkaar zet, krijgt de indruk dat Napoleon (en de uitvoerders) kozen voor een waarheidsgetrouwe afbeelding. De jonge Napoleon oogt slank en strak in het uniform, met lang golvend haar tot op de schouders: een knappe, jonge militair. Door zijn slankheid lijkt hij wellicht langer dan hij in werkelijkheid was. De oudere (onttroonde) keizer is een gezette, klein ogende man geworden, het gezicht enigszins pafferig, met een terugwijkende haargrens, de inmiddels flinke buik wordt niet verhuld.

Zou een foto van Napoleon een ander, nóg waarheidsgetrouwer beeld hebben opgeleverd? Misschien niet. Maar toch zou een foto iets hebben toegevoegd aan het beeld dat we nu van hem hebben. Foto’s worden eerder ‘geloofd’, foto’s worden gezien als een exacte weergave van de werkelijkheid. In de beginperiode van de fotografie werd deze ‘directe afdruk van de werkelijkheid’ als magisch gezien. Mensen reageerden zoals later (volgens verhalen) zogenaamde primitieve volken reageerden als westerlingen (missionarissen of antropologen) foto’s van ze wilden nemen; alsof hun ziel werd gestolen. Het is ongetwijfeld waar dat je als beschouwer anders kijkt in de gefotografeerde ogen van een geportretteerde dan in de geschilderde ogen van een persoon.

Het manipuleren van beelden is van alle tijden., maar nu met de computer en photoshop binnen ieders handbereik. Toch verlangden velen een foto van het dode lichaam van Osama Bin Laden. Alsof dat ook maar enig bewijs van zijn sterven is.

Memento mori’s

Eeuwenlang, voor de komst van de foto­gra­fie, had de meerder­heid van de mensen geen realis­tische af­beel­ding(en) van zich­zelf, op een kleine elite na die zich­ op een schilderij konden laten portret­te­ren. Napoleon is uiteraard een van de grote uitzonderingen. De overgrote meerderheid had geen idee hoe hij/zij er als baby, als kind, of tien jaar eerder uit had gezien. Het is een on­voor­stel­baar idee, in een tijd waarin we van de wieg tot het graf op de foto worden gezet. (Even onvoor­stel­baar als de verwon­de­ring die men gehad moet hebben bij het zien van de eerste fo­to’s.)

Het verstrijken van de tijd in combinatie met de waarheidsgetrouwheid van een foto, dat maakt het kijken naar oude foto’s (van anderen en van jezelf) bij uitstek tot een melancholieke bezigheid. Het besef dat het allemaal voorbij is, dringt zich op. Er is een nauwe ver­wantschap tussen fotografie en dood. Susan Sontag noemt fotografie (in haar essay On photo­graphy, 1973) ‘de uitvinding van sterfe­lijk­heid’. Sontag: ‘Door middel van foto’s volgen we op de meest intieme, ver­ont­rustende manier de werke­lijkheid van hoe mensen ouder wor­den. Door te kijken naar een oude foto van jezelf, van ie­mand die je kent, of van een veel gefotogra­feerde publieke figuur, voel je, allereerst: hoe veel jonger was ik (zij, hij) toen.’ Dat is het meest opzienbarende aspect van de fotografie, dat de mensheid het eigen ouder worden kan zien voltrekken in chro­nologisch opeenvolgende foto’s. Wij weten hoe wij er als baby hebben uitgezien, als kind en als puber. Wij zien aan onze foto’s hoe we ouder wor­den en – naarmate de jaren verstrijken – razend­snel af­steve­nen op onze laat­ste foto. We wor­den door onze zorg­vuldig ge­koesterde fami­liekiekjes er constant aan her­in­nerd dat het leven kort is, in een flits voorbij. Dat maakt foto’s tot de me­mento mo­ri’s van de moderne tijd.

Napoleon had daarvoor geen foto’s nodig. Hij hoefde maar een schilderij van zichzelf als trotse, slanke jonge man – de keizerlijke toekomst nog voor zich – te zetten naast het schilderij van de verslagen, onttroonde keizer van Paul Delaroche: indrukwekkender kan de teloorgang van macht én jeugd en viriliteit niet worden uitgebeeld. Maar toch, alleen de fotografie heeft die bijzondere verwantschap met de dood en die melancholieke sfeer, vanwege het overtuigende rea­lisme. Het is een directe afdruk van iets dat er werkelijk is en, zodra de knop is ingedrukt, onmiddellijk was. Be­el­de­nde kunst heeft dit niet, omdat de hand van de kun­stenaar (duide­lijk) aanwe­zig is. Film heeft het ook niet, omdat filmbeel­den bewe­gen, en iets wat geweest is juist weer tot leven wekken.

Té realistisch

Was Napoleon blijven leven dan had hij op 69-jarige leeftijd de komst van de fotografie, in 1839, meegemaakt. Ongetwijfeld zou hij vanaf dat moment tot aan zijn dood ontelbare malen op de foto zijn gezet. Een spannend idee. Maar hadden deze foto’s ons meer inzicht gegeven in de man of de mens Napoleon? Hij was voor ons gevoel zeker ‘dichterbij’ gekomen. Hij was er ‘moderner’ door geworden. En gewoner, menselijker. Napoleon die gefotografeerd is op onbewaakte momenten, in allesbehalve keizerlijke houdingen. Of als een gewone, oudere, enigszins trieste man in gevangenschap op St. Helena. Foto’s kunnen onverbiddelijk zijn.

[caption id="attachment_42105" align="alignright" width="187" caption="Anonieme daguerreotypie van Marie Louise uit 1846-47"]Anonieme daguerreotypie van Marie Louise uit 1846-47 (Museo Glauco Lombardi, Parma, Italië).[/caption]

Misschien kan dit het beste worden geïllustreerd met een foto van Marie Louise. Het is een daguerreotypie, genomen in 1846 of 1847, en is eigenlijk vooral teleurstellend. Want het klinkt opwindend, een foto van de tweede vrouw van Napoleon! Maar wat we zien is een oudere vrouw, Victoriaans gekleed in een alles verhullende jurk, het hoofd bedekt met een ‘Queen Victoria-hoofddeksel’. Ze zit, er is weinig te zien van de achtergrond, behalve links van haar een bewerkte vaas met bloemen. Ze kijkt niet de camera in, maar naar iets of iemand links van haar. Misschien naar haar toenmalige derde man? Wie heeft die foto gemaakt? We weten het niet. De foto is in het bezit van het Museo Glauco Lombardi in Parma (zie p. [XX]), de stad waar Marie Louise leefde vanaf 1816 tot aan haar dood in 1847, en waar veel persoonlijke spullen van de vroegere keizerin in de collectie zijn opgenomen. Marie Louise oogt als een heel gewone vrouw, oud voor haar leeftijd, want ze was op dat moment pas 55 jaar. Ze lijkt in niets op de jonge keizerin die haar machtige man vergezelde op zijn reis naar Holland in 1811. Misschien is het maar goed dat Napoleon de komst van de fotografie niet heeft meegemaakt.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De allereerste oorlogsfoto’s zijn gemaakt door Roger Fenton tijdens de Krimoorlog (1853-1856). Ze zijn niet te vergelijken met hedendaagse oorlogsfotografie. Vanwege de lange sluitertijden waren actiebeelden niet mogelijk. Fenton maakte verstilde beelden van het slagveld ná de strijd, bezaaid met doden en overlevenden, die even stijf zijn als de doden en star de camera inkijken.

Er zijn uiteraard geen foto’s van de slag bij Waterloo, maar wel fotoportretten van oud-strijders van Waterloo. Oude mannen, met een medaille op de borst, tientallen jaren later geportretteerd.

 ThemaTijdschriften)

Artikel afkomstig uit

Dit artikel verscheen in Napoleon in Nederland 1811-2011, nummer 4. 

Titel: Napoleon in Nederland 1811-2011
Jaargang: 2011
Nummer: 4
Uitgever: ThemaTijdschriften


© Anja Krabben / Stichting ThemaTijdschriften

In 2011 gaf Stichting ThemaTijdschriften zes ThemaTijdschriften uit waarin de reis die keizer Napoleon in 1811 maakte door Nederland beschreven wordt. De zes tijdschriften zijn nog verkrijgbaar:

Meer weten

Tijdschriften: