Krakers woningnood krakersrellen

Nooit meer kraken?

In het naoorlogse Nederland ontstond er een typisch gebruik om je van woon- en werkruimte te voorzien: kraken. In de jaren zeventig en tachtig gold Nederland internationaal als krakersparadijs. Die tijden lijken definitief voorbij: per 1 oktober 2010 is kraken wettelijk verboden. Historicus en oud-kraker Eric Duivenoorden blikt terug op veertig jaar kraken in Nederland: van brandpunt van maatschappelijk verzet tot een haast uitgestorven beweging.

Eric Duivenvoorden

Toen vanaf medio jaren zestig de babyboomgeneratie zich massaal op de woningmarkt stortte, nam het tekort aan woningen bijna groteske vormen aan. In de grote steden waren wachtlijsten waarop 10 tot 20% van de bevolking stond ingeschreven heel gebruikelijk. Net zoals op veel andere fronten kon de samenleving de druk van die aanstormende generatie met haar nieuwe inzichten nauwelijks aan. Bestaande instituties werden opengebroken en hervormd. In 1969 kreeg de immer durende zoektocht naar woonruimte met de introductie van het begrip kraken een nieuwe wending. Voormalige provo’s richtten in Amsterdam Woningbureau de Kraker op en gaven een eerste Handleiding voor Krakers uit. Een jaar later nam de kabouterbeweging het stokje over en vonden over het hele land kraakacties plaats. Aanvankelijk was het vechten tegen de bierkaai. Gekraakte woningen werden vaak alweer dezelfde dag ontruimd. Daar kwam verandering in toen een groepje krakers in Nijmegen het hogerop zocht. Tot aan de Hoge Raad werd geprocedeerd over de rechtmatigheid van de huisuitzetting.

In 1971 luidde het uiteindelijke oordeel dat eenmaal gesettelde krakers over een zeker woonrecht beschikten. Het installeren van een tafel, een stoel en een bed bleek voldoende om een onmiddellijke ontruiming te voorkomen. De uitspraak vormde niet alleen de opmaat voor een gestage groei van de kraakbeweging die zich gedurende de hele jaren zeventig zou voortzetten, maar was tegelijk het startschot voor een tegenoffensief. De gevestigde orde kon zo’n fundamentele inbreuk op het eigendomsrecht niet over zijn kant laten gaan.

Onstuitbare opmars

Minister van Justitie Dries van Agt is eropuit de mazen in de wet te dichten en bereidt een anti-kraakwet voor. De wet wordt na een reeks omzwervingen langs adviesorganen pas in 1976 door de Tweede Kamer behandeld. De aankondiging van het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat de over het hele land verspreide kraakgroepen de krachten bundelen en samen met talloze buurtactiegroepen en organisaties die zich bezighouden met de gebouwde omgeving hun zopas verworven recht verdedigen.

Hoewel de wet nog wel in de Tweede Kamer wordt aangenomen, winnen krakers uiteindelijk het pleit doordat de senatoren van het cda in de Eerste Kamer begin 1978 de anti-kraakwet wegstemmen. Dit feit kan voor een belangrijk deel op het conto van de Raad van Kerken worden geschreven. Met hun rapport Kraken in Nederland wordt vooral christelijk Nederland ervan overtuigd dat het eenzijdig verbieden van het kraken zonder tegelijk iets te doen aan de almaar toenemende leegstand immoreel is. In een periode dat Van Agt als minister-president furore maakt met zijn ‘ethisch reveil’, zijn onverbloemde poging tot maatschappelijke restauratie van de volgens hem in de jaren zestig ontspoorde samenleving, is het opvallend dat het kraken vooralsnog de dans ontspringt. Te veel mensen in Nederland kampen aan den lijve met het structurele woningtekort en sympathiseren met de krakers. Het afblazen van de anti-kraakwet luidt de bloeiperiode in van de kraakbeweging tussen 1978 en 1982, die in alle opzichten tumultueus zal verlopen.

Dwangbevel

Begin jaren tachtig was er voor krakers keus te over want de huizenprijzen waren in elkaar gezakt en de hypotheekrente kwam lange tijd boven de 10% uit. Ondanks de woningnood lieten eigenaren in afwachting van betere tijden hun bezit vaak liever leegstaan. De speculant groeide uit tot volksvijand nummer één.

De kraakbeweging groeide uit tot een bont gezelschap (werkende) jongeren en studenten. Bovendien vonden allerlei drop-outs een tijdelijk onderkomen in de vele gekraakte panden. De jeugdhulpverlening stond in menige stad in Nederland aan de wieg van de plaatselijke kraakgroep. Wat de krakerspopulatie vooral kenmerkte was zijn pragmatische instelling en zijn afkeer van het ideologisch gezever waarin de generatie voor hen gestrand was. Desondanks stonden de meer politiek gemotiveerde krakers vaak lijnrecht tegenover hen die van de gekraakte ruimte gebruik wilden maken zonder zich verder van iets aan te trekken.

Kraken was weliswaar niet strafbaar, maar geoorloofd was het ook niet. Eigenaren konden door middel van vaak langdurige civielrechtelijke procedures krakers uiteindelijke wel uit hun pand krijgen. Dus ondanks de rugdekking die het recht bood, kwam vroeg of laat de sterke arm langs met een dwangbevel tot ontruiming. De succesvolle protesten tegen de anti-kraakwet hadden krakers nog meer gesterkt in de overtuiging dat ze gelijk hadden en dat daarmee alles, of bijna alles, toegestaan was om de veroverde woonruimte te verdedigen en de politie van het lijf te houden.

Vooralsnog dreigden de krakers alleen nog maar met het gebruik van geweld. Om een gewelddadige escalatie te voorkomen weerhield de overheid zich van ingrijpen om de openbare orde niet nog verder in gevaar te brengen. In deze situatie nam de steun voor de acties tegen de woningnood alleen maar toe. De woningproblematiek kwam begin jaren tachtig boven aan de politieke agenda te staan.

Het geweld deed uiteindelijk zijn intrede in het conflict tussen de krakers en de overheid op het moment dat de sympathie voor de kraakacties op een hoogtepunt was. De twee belangrijkste confrontaties kwamen echter eerder voort uit een ongelukkige samenloop van omstandigheden dan dat er een zorgvuldig geplande strategie aan ten grondslag lag. De tanks die in maart 1980 door de straten van Amsterdam reden, waren niet bedoeld om de krakers uit hun zojuist gekraakte woning aan de Vondelstraat te halen, maar om de barricades op te ruimen die men ter verdediging van de nieuwe veste had opgetrokken.

Het verkeer moet in Amsterdam immers te allen tijde door kunnen rijden. Dat was al zo toen in 1965 de provo’s met Robert Jasper Grootveld op zaterdagavond het pleintje rond het Lieverdje in bezit namen voor de happening. Aan een rechtstreekse confrontatie met de kraakbeweging brandde het gemeentebestuur zijn vingers liever niet.

Omslag

In plaats van het, ondanks alles, terughoudende optreden van gemeentebestuur en politie te erkennen, gingen de krakers erin geloven dat hun strijdlustige en provocerende houding ervoor had gezorgd dat het gekraakte huis in de Vondelstraat behouden was gebleven. Met het daadwerkelijke gewelddadige verzet tegen het overheidsoptreden kwam de geest uit de fles en zou er lange tijd niet meer in terugkeren.

De tweede confrontatie kon niet uitblijven toen de autoriteiten zich beijverden om van de inhuldiging van Beatrix tot koningin een, zoals vice-premier Hans Wiegel het vastberaden verwoordde, ‘feest’ te maken. Het antwoord van de kraakbeweging was ‘Geen woning, geen kroning’ en bracht daarmee de gemoederen in het land danig in beweging. Maar zelfs de kroonprinses kon er in officiële interviews nog wel enig begrip voor opbrengen: ‘Emotioneel gezien kan ik begrijpen dat ze deze dag ervoor uitkozen. Maar rationeel niet, want ik heb tenslotte geen invloed op het woningbeleid.’

Het geweld op 30 april 1980 is grimmig. Er vallen honderden gewonden onder krakers en politiemensen. De televisiecamera’s volgen van nabij hoe de stenen door de lucht vliegen en de onbeschermde politiepaarden treffen. De beelden worden voortdurend afgewisseld met de blije gebeurtenis op en rond de Dam. De samenhang tussen de rellen en de eisen van de krakers raakt volledig zoek. Wat blijft hangen is de kater van het zinloos geweld.

In plaats van enige bezinning over de ingeslagen weg, wees de meerderheid van de krakers de eigen verantwoordelijkheid voor het gebeuren als misplaatst van de hand.

De principiële bereidheid om voor de goede zaak niet alleen de wet te overtreden, maar de nieuwe positie zo nodig met geweld te verdedigen, groeide in korte tijd uit tot de conditio sine qua non voor elke kraker – ook voor een brave student als ik, die wat agressie en geweld betreft zo groen als gras was. Begin jaren tachtig had ik, met vele duizenden anderen, de gelederen van de kraakbeweging versterkt. We kraakten naar hartenlust, het liefst niet te ver van het centrum. Het avontuurlijke krakersmilieu lonkte onweerstaanbaar en het aantreden in de frontlinie van een rel werd min of meer beschouwd als een ontgroeningsritueel.

Tegenreactie

Begin jaren tachtig volgde de ene rel op de andere. Dat de sympathie voor de kraakacties langzaam maar zeker afbrokkelde, weten wij aan alles, behalve aan onszelf. Vooral de media hadden het gedaan. Na elke uitbarsting van geweld wonden we ons erover op hoe we weer als de kwaaie pier werden neergezet. De verantwoordelijke journalisten kwamen op een zwarte lijst terecht, die gestaag groeide, tot langzamerhand hele kranten dat lot trof, en zeker niet alleen de rechtse media. Met Het Parool heeft het nooit geboterd, en zelfs De Groene Amsterdammer werd getroffen door een boycot. Voordeel was weer wel dat de eigen media een ongekende bloei doormaakten. We lazen onze eigen tijdschriften, luisterden naar een van de vele kraakradiostations en twee keer in de week keken we met elkaar naar onze eigen tv-zender. Naarmate de weerstand in de samenleving groeide, trokken de krakers zich steeds verder terug in een door hen zelf gecreëerde subcultuur.

Ondertussen vond er hernieuwde pogingen plaats om anti-kraakwetgeving in te voeren. Beetje bij beetje werd het net om de kraakbeweging dichtgetrokken. Na een leegstandswet in de jaren tachtig, die behalve een voorzichtige aanpak van de leegstand vooral eigenaren allerlei handvatten bood om krakers snel uit hun huis te procederen, kwam er begin jaren negentig de huisvestingswet. Kraken was nog altijd niet verboden, maar deze wet bepaalde wel dat een pand eerst een jaar moest hebben leeggestaan voor het gekraakt kon worden. Om in één keer korte metten te maken met het kraken ontbrak het de wetgevers simpelweg nog aan steun in de samenleving. Het huisvestingsbeleid in Nederland hapert al sinds de Tweede Wereldoorlog. En nog altijd hangt het als een molensteen om de nek van de politiek. De mismatch tussen vraag en aanbod op de woningmarkt lijkt een onoplosbaar probleem. Alleen de politieke verhoudingen zijn inmiddels grondig gewijzigd.

De ironie wil dat het kraken definitief strafbaar wordt gesteld op een moment dat nauwelijks nog iemand last heeft van krakers. De beweging is in de afgelopen jaren tot beperkte proporties ineengeschrompeld. Van de tienduizenden krakers in het begin van de jaren tachtig zijn er uiteindelijk in heel Nederland nog een paar honderd over gebleven. En van het grootschalige geweldgebruik zoals dat begin jaren tachtig schering en inslag was, is al tijden geen sprake meer.

Linkse kerk

Nu de acute dreiging langzamerhand geheel is verdwenen, mag het kraken zich weer in een stijgende populariteit verheugen. Met name links bewijst tegenwoordig weer veelvuldig lippendienst aan de bijna uitgestorven kraakbeweging. Alsof men in de gaten krijgt dat met het verdwijnen van de kraaktraditie langzamerhand ook de levendige actiecultuur die het openbare leven jarenlang gekenmerkt heeft, definitief ten grave is gedragen.

Job Cohen sprak in zijn tijd als burgemeester nooit over problemen die krakers veroorzaakten zonder vooraf eerst in algemene bewoordingen hun bijdrage aan de dynamiek en leefbaarheid van Amsterdam te benadrukken. Zelfs niet toen bij hem thuis de ruiten waren ingegooid.

De best gearticuleerde protesten tegen de pogingen het kraken te verbieden kwamen dan ook niet van de resterende krakers maar vooral van lokale politici. In vrijwel alle grote en middelgrote steden van het land wees men het kraakverbod als overbodige en ongewenste maatregel van de hand. In Amsterdam riep wethouder Van Poelgeest (GroenLinks) zelfs een paar keer publiekelijk op tot het kraken van de immense hoeveelheid leegstaande kantoren in de stad. Maar de tijden dat de krakers nog bij machte waren zo’n El Dorado aan lege ruimten in te vullen liggen allang achter ons. Rechts heeft het tij mee en tegen de uitdrukkelijke wens in van talrijke gemeentebesturen, politieorganisaties en stedelijke adviesorganen werd het kraakverbod aangenomen, mede dankzij de pvv. Die wilde de wet pas steunen nadat de gevangenisstraf op het kraken van huizen flink werd verhoogd. Een georganiseerde kraakactie kan een deelnemer in de toekomst op bijna drie jaar gevangenisstraf komen te staan.

De restanten van de eens zo wijdverspreide kraakbeweging vormden een gemakkelijke prooi voor rechtse politici. Met het verbieden van het kraken lijkt de afrekening met de vermaledijde ‘linkse kerk’ definitief te zijn ingezet.

Afbeeldingen:

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Geschiedenis Magazine
Jaargang: 2010
Nummer: 7
Uitgever: Virtumedia

Meer weten

Tijdschriften: