Winter van 1942

Kouderecord uit 1942 houdt stand. Dit jaar is het precies zeventig jaar geleden dat in ons land de laagste temperatuur sinds 1901 werd gemeten. Om precies te zijn op 27 januari 1942 gaf het kwik in Winterswijk -27,4 graden aan. We blikken terug op een winter van oorlog, overvolle trams en de strijd om te overleven.

Tekst: Jordi Bloem

 Nationaal Archief)

Van de drie opeenvolgende strenge winters aan het begin van de jaren veertig zullen de mensen van toen de winter van 1941/1942 ongetwijfeld als de zwaarste hebben ervaren. Veel producten kunnen dan alleen op de bon worden verkregen, er is gebrek aan brandstof en door gebrek aan onderdelen functioneert het openbaar vervoer steeds slechter.

Op een paar korte onderbrekingen na vriest het twee en een halve maand aan één stuk. Veel mensen kruipen met hun jas aan in bed. Er is niet meer tegen de kou op te stoken, al helemaal niet doordat er een groot gebrek aan brandstof is. Pasgeboren baby’s komen vaak in een bevroren bedje terecht en lopen meer dan eens een longontsteking op. Mensen doen alles om hun kachels aan het branden te houden. Vaak staan de huizen vol met rook. Het is liever de ramen dicht en het beetje warmte dat er is binnenhouden, dan frisse maar koude lucht van buiten binnenlaten. Soms gaat het gerucht dat een slachterij wat restjes vlees over heeft. Binnen de kortste keren vormt zich dan een lange rij.

Fietsen Onmogelijk

Aan het einde van januari 1942 is er sprake van grote weersoverlast. Sneeuw dompelt het land onder in chaos, plaatselijk ligt er op een gegeven moment meer dan 40 centimeter sneeuw. Omdat lopen en fietsen vrijwel onmogelijk zijn geworden, nemen de mensen in de grote steden massaal hun toevlucht tot de tram. De rijtuigen kunnen de enorme drukte niet meer aan en gaan defecten vertonen. Steeds meer trams komen in de werkplaatsen te staan, waar ze met de weinige beschikbare middelen weer moeten worden opgelapt.

Een verslaggever van de krant Het Vaderland neemt in Den Haag een kijkje en ziet een ontstellende drukte. ‘Men ondervindt hier in de centrale werkplaatsen behalve van den winter ook de directe gevolgen van de groote drukte’, schrijft hij. ‘De wagens zakken namelijk zoover door hun veeren onder den last van al die samengepakte menschen, dat de beschermende kasten, die gedeeltelijk om de wielen gebouwd zijn, aan de bovenzijde door de scherpe wielflenzen worden doorgesneden. Wel een bewijs, dat de passagiers allen bij elkaar nog een aardig gewicht vertegenwoordigen, al kan men op de treeplank vaak de stelling hooren verkondigen: “Ik kan er nog wel bij, ik ben zóó mager geworden den laatsten tijd.”’

Kolenmijn in Urk

In de winter van 1942 duurt het beleg van het toenmalige Leningrad voort. Tijdens de koudste dagen van de oorlog sneuvelen enorme aantallen Russen en Duitsers. Uiteindelijk geven de Duitsers zich pas in februari 1943 over, maar deze slag betekent een ommekeer in de oorlog. Niet voor het eerst in de geschiedenis werkt de winter in het voordeel van de Russen. Ook in februari 1942 houdt het winterse weer in ons land aan. Pas halverwege maart komt er een einde aan de winter. Veel mensen staat het water dan al tot de lippen. Op Urk hebben slimmeriken volgens Het Vaderland van 11 maart 1942 een kolenmijn ontdekt waaruit het gratis delven is. ‘Die mijn is in de werkhaven. Daar hebben altijd schepen gelegen om kolen te lossen en daarbij ging er wel eens wat overboord. Nu hebben de Urkers gaten in het ijs gehakt en wordt de steenkool uit de haven gevischt met schepnetten. De liefhebberij is zoo groot, dat men thans om de beurt mag visschen. Van een ieder wordt de naam genoteerd en het duurt wel eens een week voor men aan de beurt is. De politie houdt toezicht. Men mag twee uur visschen en niet meer dan vier zakken met kolen ophalen.’

Gordijnen dicht

Drie dagen later verschijnt een veelzeggend bericht in de krant. Onder de kop ‘Eters in restaurant mogen niet van den weg af zichtbaar zijn’ staat het volgende te lezen: ‘Voor de breede ramen zaten de dames en de heeren achter nog welgevulde schalen en buiten liepen de menschen voorbij, die geen geld of geen bonnen hadden voor zoo’n maaltijd of die wellicht beiden misten, maar die in ieder geval bijna zonder onderscheid voorzien waren van een dosis honger, groot genoeg om zich ook nog eens heerlijk tegoed te doen aan de schotels, zelfs al waren ze bereid met behulp van surrogaten. Sinds gisteren nu, behooren die beelden tot het verleden. Niet dat voortaan de voorbijgangers vriendelijk binnengenood zullen worden, verre van dat, maar de directie van het Rijkshoreca heeft meegedeeld dat men in het komende seizoen moet voorkomen dat maaltijden in café-restaurants en dergelijke op terrassen en in tuinen of voor vensters gebruikt worden, wanneer dit van den openbaren weg zichtbaar is.’

Hongerwinter

In de tweede helft van maart, als de winter ten einde loopt, begint het ijs te smelten. Dat levert tragische berichten op over kinderen die door het ijs zakken en daarbij verdrinken. Terwijl de problemen in bezet Nederland groot blijven, leveren de winters van 1942/1943 en 1943/1944 nauwelijks meer winterweer op. Januari 1945 is echter opnieuw een koude maand met veel vorst. Dat in combinatie met de honger die vooral in de grote steden in het westen van Nederland heerst, zorgt ervoor dat de winter van 1945 te boek staat als de Hongerwinter. Enkele maanden later is de oorlog voorbij.

Een zacht begin

Laten we dieper ingaan op het weer tijdens de winter van 1941/1942. In december was het lange tijd allesbehalve winters. Twee weken lang kwam de wind uit het zuidwesten. Het was erg zacht en behoorlijk wisselvallig. Niets deed vermoeden dat de winter over een paar weken zeer fel zou uitpakken. Eind december deelde de winter trouwens wel al een speldenprik uit. Op 29 december gaf de thermometer in Winterswijk -12,8 graden aan. Dit zou echter niet het begin zijn van een vorstperiode, want 1942 begon met redelijk hoge temperaturen. Het werd weliswaar geen 10 graden of zachter, zoals enkele weken daarvoor, maar tijdens de nachten kwam het niet tot serieuze vorst. Wel viel soms wat natte sneeuw.

Elfstedentocht

Vanaf de 5de begon het thermometerkwik te zakken. Vanaf 10 januari bouwde zich boven Scandinavië een hogedrukgebied op, zodat met een naar oost draaiende wind zeer koude lucht naar ons land trok. Er volgde een periode van twaalf dagen waarop het overdag 3 tot 6 graden vroor en het in de nacht tot rond -10 graden afkoelde. Overdag scheen de zon volop, het was mooi winterweer kortom. En op 22 januari kon onder gunstige omstandigheden, dat wil zeggen weinig wind en zonnig vriesweer, de Elfstedentocht worden verreden.

Wisselvallige winters

Na de 22ste was het kalme winterweer voorbij. Lagedrukgebieden op de oceaan probeerde de kou uit West-Europa te verdrijven, maar dat ging erg moeizaam. De depressies werden door het krachtige hogedrukgebied boven Noordoost-Europa gedwongen om naar het zuiden te schuiven. Ze trokken regelmatig over ons land richting de Alpen en de Balkan. Aan de koude kant van de depressies kwam het regelmatig tot sneeuw, terwijl het overdag stevig bleef vriezen. Heel af en toe bereikte de zachte lucht de zuidelijke provincies, met een naar zuid draaiende wind. Tijdens de ochtend van 26 januari vroor het in Groningen 15 graden, terwijl het in Vlissingen 3 graden boven nul werd. Er viel in het uiterste zuiden een tijdje regen, tegelijkertijd begon de aanwezige sneeuw in het noorden te stuiven vanwege een stevige noordoostenwind. Uiteindelijk werd het in Vlissingen maximaal 3,5 graden en Maastricht 2,2 graden. Tegelijkertijd bleven het midden en noorden van ons land in de vrieskou. De Bilt noteerde een maximum van -11,2 graden en Groningen kwam zelfs niet hoger uit dan -12,8 graden.

Dik pak sneeuw

Als aan het einde van 26 januari de vorst is teruggekeerd in het gehele land, passeert er een uitloper van een hogedrukgebied. De wind valt daarin bijna helemaal weg en er is nauwelijks bewolking. In combinatie met een zeer koude bovenlucht en een (dik) pak verse sneeuw  — vooral in het midden van het land schijnt er tussen 15 en 25 centimeter sneeuw gelegen te hebben — staat Nederland letterlijk aan de vooravond van een zeer koude nacht. Al voor middernacht vriest het in De Bilt al meer dan 20 graden! Voor 26 januari staat er dan ook een minimumtemperatuur van -23,4 graden in de klimaatboeken. Maastricht noteert -17,0 graden, Groningen -15,5 graden, Den Helder -14,1 graden en Vlissingen noteert -11,6 graden.

Zon komt op bij min 20

Kort na middernacht wordt in De Bilt -24,8 graden gemeten, waardoor de minimumtemperatuur van 27 januari nog iets lager ligt dan het minimum van de dag ervoor. Later in de nacht steekt een zwak zuidelijk windje op en begint de temperatuur iets op te lopen. Toch vriest het op de 27ste bij zonsopkomst nog ruim 20 graden. Overdag loopt het thermometerkwik verder op en aan het eind van de avond vriest het ‘nog maar’ 5 graden. Op 28 januari zou de temperatuur verder stijgen en uiteindelijk plus 5 graden bereiken. In 36 uur tijd is de temperatuur dus gestegen van bijna 25 graden onder het vriespunt tot 5 graden boven nul. Een verschil van ongeveer 30 graden! De 24,8 graden onder nul op 27 januari is voor De Bilt nog altijd de laagst gemeten temperatuur. Ook elders werden records gemeten, vooral in het midden en oosten van het land. In het noorden was het minder koud doordat hier al sneller een wind van zee opstak. Winterswijk was met -27,4 graden het koudste plekje van Nederland. Daarnaast is dit ook de laagst gemeten temperatuur in ons land. In de directe omgeving van Winterswijk was het overigens nog een stuk kouder. In het Duitse Münster werd zelfs 30 graden vorst genoteerd.

Winter houdt aan Terwijl op de 28ste de temperatuur iets boven nul kwam, was er slechts sprake van tijdelijke dooi. Ook in februari kwam het nog tot behoorlijke winterkou. Op 3 februari vroor het in Winterswijk alweer ruim 18 graden. Er was een koudegolf tot en met 8 februari en ook nog eentje van 15 tot en met 22 februari. De vorst zit tot 58 centimeter in de grond. Ook begin maart was de winter nog niet voorbij. Op de 6e vroor het in Groningen midden op de dag ruim 5 graden en zelfs 12 maart was met -0,4 graden nog een nipte ijsdag in De Bilt. Verder viel er op 5 en 7 maart tot 20 centimeter sneeuw, plaatselijk zijn er metershoge sneeuwduinen.

Kan het nog kouder? Temperaturen van -20 en lager zijn in ons land uitzonderlijk, toch worden dit soort temperaturen af en toe gemeten. De laatste keer dat we dit soort temperaturen konden optekenen was op 7 januari 2009. In de zuidoostelijke helft van het land vroor het ruim 20 graden (Ell -20,8 en Vijlen -22,7 graden). Ook begin maart 2005 werd het, in de Noordoostpolder, meer dan 20 graden onder nul. Toch is het niet ondenkbaar dat het in ons land ooit kouder is geweest dan -27,4 graden. In 1942 werden er beperkt weerkundige metingen uitgevoerd in verband met de oorlog waardoor het goed mogelijk is dat in Twente of op de Veluwe nog veel lagere temperaturen gemeten zijn.

Winter 1962/1963 was kouder Nationaal Archief)

Januari 1942 was in De Bilt met een gemiddelde maandtemperatuur van -5,1 graden één van de koudste januarimaanden ooit in ons land. De koudste is tot op de dag van vandaag januari 1940 met een gemiddelde maandtemperatuur van -5,5 graden in De Bilt en op de tweede plaats in de lijst van koudste louwmaanden sinds 1901 staat 1963 met -5,3 graden.

Wat februari betreft staat 1942 op een vierde plek in de lijst van koudste sprokkelmaanden met een gemiddelde temperatuur in De Bilt van -4,2 graden. Op de derde plaats staat 1929 met -5,4 graden, op de tweede 1947 met -5,5 graden en aan kop gaat februari 1956 met -6,4 graden.

De koudste winter van de vorige eeuw blijft 1962/1963 met een gemiddelde temperatuur van -3,1 graden. Daarna komt 1947 met -2,4 graden, gevolgd door 1940 op plek drie met -1,9 graden en op de vierde plaats zien we 1942 staan, met een gemiddelde wintertemperatuur van -1,5 graden.

Op bezoek bij de waarnemer

De Twentsche Courant publiceerde op 25 januari 1992 een artikel over schoolmeester Jaap Langedijk uit Winterswijk, de waarnemer van het kouderecord. ‘Die dinsdagochtend in 1942 was Jaap Langedijk wakker geworden met een raar gevoel in zijn neus. Het leek alsof er allemaal grassprietjes in zaten. En alles voelde koud aan, heel koud. Zijn handen, de dekens, de vloer. Hij keek op de wekker, maar het apparaat had het begeven. De wijzers stonden stil. Bevroren. Zodra hij zich in zijn kleren had gehesen, haastte hij zich naar buiten. De kou sloeg ‘m in het gezicht. Het was alsof de adem ‘m door de keel sneed. “De kou sloeg op je longen, je ging er van hijgen”, weet Langedijk zich nog goed te herinneren.’ Langedijk snelde naar het thermometerhutje van het KNMI, achter in de tuin. Hij is een van de 45 ambtenaren buiten De Bilt die een tientej per maand ontvangen om drie keer per dag de temperatuur te meten. Het metaal van de thermometer voor de minimumtemperatuur kleeft aan zijn vingers. Die nacht was het kwik gedaald tot 27,4 graden onder nul. Weer binnen belt hij meteen naar De Bilt. Zo gruwelijk koud bleek het in geen eeuwen geweest. Langedijk vertelt: ‘“Het was een prachtige dag. Strakblauwe lucht, lekker zonnetje, windstil. En er zweefden allemaal kleine witte schilfertjes in de lucht. Het leken wel kleine kristalletjes van diamant. Daar hebben we De Bilt later nog over teruggebeld. Ze zeiden dat het poolsneeuw was geweest. Die valt alleen als de lucht helder is.”’

Bronnen:

- ANP archief - KNMI - Harry Otten, Reinout van den Born en Tom van der Spek, Winters van toen (Utrecht 2007)

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel Het Weer Magazine


Meer weten

Tijdschriften: