Armeense genocide tijdens de Eerste Wereldoorlog
Op 24 april 2018 was er in de persoon van staatssecretaris Snel voor het eerst een Nederlands bewindspersoon aanwezig bij een herdenking van de massamoord op Armeniërs tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een belangrijke stap in de gevoelige discussies rondom 'de kwestie van de Armeense genocide'. Het is de bedoeling dat er elke vijf jaar een Nederlandse afgevaardigde naar de herdenking gaat.
Ontstaan conflict
Eind negentiende eeuw ontstonden er verschillende nationalistische en patriottistische bewegingen in het Ottomaanse Rijk. Ook de Oosters-orthodoxe Armeniërs hoopten op een eigen staat en zij kwamen vanaf 1894 in opstand. De Ottomaanse sultan Abdul Hamid II was echter niet bereid dit deel van zijn rijk op te geven. De Armeense opstanden werden hardhandig neergeslagen en tijdens de daarop volgende Hamidische slachtingen (1894-1896) kwamen er tussen de 100.000 en 300.000 Armeniërs om het leven. In 1897 verklaarde Hamid de ‘Armeense Kwestie’ vervolgens voor gesloten.
Jonge Turken
In 1908 pleegde een groep extreemnationalistische officieren genaamd de ‘Jonge Turken’ een staatsgreep in het Ottomaanse Rijk. Hun ideaal was het zogenaamde pan-Turkisme, een groot aaneengesloten Turks rijk bestaande uit uitsluitend Turkse volkeren. Om dit ideaal te realiseren, organiseerden de Jonge Turken tijdens de Eerste Wereldoorlog massale etnische zuiveringen in Turkije. Vele minderheden, waaronder de Grieken, de Koerden, de joden en de christenen, werden het slachtoffer van deze nationalistische politiek. Op 24 april 1915 arresteerden de Ottomaanse autoriteiten ruim 250 Armeense intellectuelen in Constantinopel en begon ook de vervolging van de Armeniërs.
Deportatie naar Syrië
Niet veel later werd het besluit genomen om de gehele Armeense bevolking, naar schatting tussen de anderhalf en twee miljoen mensen, te deporteren naar de woestijn van Syrië. De Armeniërs moesten de reis te voet afleggen en kregen onderweg geen eten of drinken, waardoor honderdduizenden van hen stierven voordat ze Syrië bereikten. Daarnaast werden er onderweg door aanhangers van de Jonge Turken massale slachtpartijen aangericht onder de Armeniërs, waaronder massaverbrandingen en aanvallen met gifgas. Precieze aantallen zijn er niet bekend, maar schattingen over het totale aantal slachtoffers lopen uiteen van 600.000 tot 1.500.000 doden. Pas na afloop van de Eerste Wereldoorlog in 1918 werd de regering van de Jonge Turken afgezet en kwam er een einde aan de deportaties.
Armeense kwestie
Sindsdien is de ‘Armeense Kwestie’ een uiterst gevoelig onderdeel van de Turkse geschiedenis. Volgens de Turkse regering is het niet correct om te spreken van een genocide, grofweg gedefinieerd als de georganiseerde vernietiging van een bepaalde etnische groepering, omdat er sprake was van een deportatie en niet van een georganiseerde massamoord. Daarnaast benadrukt de Turkse regering dat het aantal slachtoffers veel lager ligt dan de schattingen van vele westerse historici, namelijk tussen de 300.000 en 500.000 doden.
Erkenning
Sinds 2016 heeft de Duitse regering het officiele standpunt dat de 'Armeense Kwestie' een genocide was. En niet alleen Duitsland merkt de Armeense kwestie aan als genocide, steeds meer staten en organisaties noemen de kwestie zo. Paus Franciscus noemde op 12 april 2015 de ‘Armeense Kwestie’ de eerste genocide van de 20ste eeuw: "Het verzwijgen of ontkennen van het kwaad is als het laten bloeden van een wond zonder een pleister te plakken." De Turkse regering was naar eigen zeggen "diep teleurgesteld" in de paus. Net zoals zij nu teleurgesteld zijn in Duitsland. Turkije riep zijn Turkse ambassadeur al weg uit Duitsland en meer represailles zijn niet uitgesloten. In Nederland is de regering iets voorzichtiger. Den Haag spreekt over 'De kwestie van de Armeense genocide'.
Afbeelding
Near East Relief. (https://www.loc.gov/pictures/item/2006679122/) [Public domain], via Wikimedia Commons