Blauwvingerdagen in Zwolle
Elk jaar viert Zwolle vier Blauwvingerdagen. Grote jaarmarkten in het centrum van de stad, omlijst met tal van evenementen en optredens. Maar waarom heten die dagen Blauwvingerdagen en waarom heten Zwollenaren blauwvingers?
Zoals zoveel steden hebben ook de inwoners van Zwolle een bijnaam: blauwvingers. Waarom? De folklore vertelt dat zij ooit een klokkenspel veel te duur verkochten aan Kampen. Die op hun beurt betaalden met een karrenvracht (letterlijk) koperstukjes, maar stonden er wel op een kwitantie te krijgen. Waarop het stadsbestuur dus de vingers blauw telde...
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Zwolle versus Kampen
De echte oorsprong van de spotnaam is heel anders, al had Kampen er ook wel zijdelings mee te maken. In de 14e en 15e eeuw probeerden Zwolle en Kampen, allebei steden in het Oversticht, en onderworpen aan de bisschop van Utrecht, elkaar te slim af te zijn bij het verwerven van handelsprivileges. In 1520 escaleerde de onenigheid tussen de twee steden tot een echte handelsoorlog, met als inzet de tolheffing op de IJssel en het Zwartewater. Het gewapende conflict kon worden gesust en de landsheer, Filips van Bourgondië, bisschop van Utrecht sinds 1517, probeerde te bemiddelen tussen de twee rivalen. Zwolle was echter niet tevreden met de manier waarop Filips dit deed en ging over tot een ongehoorde stap: de stad haalde Karel van Egmond, de hertog van Gelre, binnen als landsheer. Daarmee pleegden zij meineed ten opzichte van de bisschop van Utrecht. Meinedigen werden vroeger blauwvingers genoemd. Een spotnaam die de Zwollenaren tegenwoordig als erenaam dragen.
Van Utrecht naar Gelre
Met de overgang naar Gelre plaatsten de Zwollenaren zich midden in de Europese politiek. Filips van Bourgondië was namelijk aangesteld door keizer Karel V, terwijl Karel van Egmond juist een grote tegenstander van de keizer was. De keizer zag dus zijn kans schoon en viel Overijssel binnen. Op verschillende plaatsen werd slag geleverd, en Filips kon zich alleen nog handhaven in Hasselt, Steenwijk en Oldenzaal. Filips werd als bisschop in 1524 opgevolgd door Hendrik van Beieren. Hendrik had zowel Karel V als de hertog tegen zich, en had te maken met grote verdeeldheid in zijn eigen stad Utrecht. Toen de burgers van Utrecht uiteindelijk zelfs de Geldersen te hulp riepen, moest Hendrik wel naar Karel V om hulp. Die gaf die graag, op voorwaarde dat de wereldlijke bezittingen van het bisdom aan hem afgedragen zouden worden. In 1528 ging het Oversticht over in handen van Karel V en werd de Heerlijkheid Overijssel.