Het verdwenen beroep van de hobbeljongen
Tot aan het begin van de 20e eeuw was het heel normaal om levende vis te kopen. Aan de hobbeljongen was de taak ervoor te zorgen dat de vis tot aan de verkoop kon blijven leven.
De taak van de schommeljongen
De hobbeljongen (of schommeljongen) vervoerde vissen in een hobbelschuit. Het beroep kwam voornamelijk voor rondom de Amsterdamse vismarkt. Amsterdamse visverkopers haalden hun vis in Volendam. Een schuitje, met twee dwarsscheepse schotten en een met water gevulde bak ertussen. Hiermee werden de vissen vervolgens terug naar Amsterdam vervoerd. Daarbij moest de hobbeljongen aan het werk. Zijn belangrijkste taak – waar hij tevens zijn naam aan te danken heeft – was het onderhouden van het zuurstofgehalte van het water in de boot. Door heen en weer te schommelen hield hij het water in de boot in beweging. Zo bleef het zuurstofgehalte in het water op peil.
Hobbelen aan wal
In de loop van de dag zakte het zuurstofgehalte echter meer en meer, waardoor veel vissen alsnog overleden. Dit werd opgelost door ook hobbeljongens aan wal te laten werken. In de haven en aan de wal bleven zij het water in beweging houden. Het enige verschil hierbij was dat zij aan land met kuipen werkten, in plaats van hun gebruikelijke hobbelschuit.
Het verdwijnen van de hobbeljongen
In 1872 werd het IJ afgesloten, tegelijk met de demping van een aantal Amsterdamse grachten. Hierdoor verdwenen de Amsterdamse vismarkten geleidelijk. Daardoor verdween het beroep van de hobbeljongen.