Het zetelaantal van de Tweede Kamer
Het zetelaantal van de Tweede Kamer is in de loop van de geschiedenis regelmatig aan veranderingen onderhevig geweest. Waar er bij de oprichting van de Tweede Kamer in 1815 plek was voor maar 110 politici, zitten er sinds 1956 150 afgevaardigden in de Kamer. Hoe zijn deze veranderingen tot stand gekomen?
Bij de oprichting van de Tweede Kamer in 1815 werd er gekozen voor 110 afgevaardigden, waarbij de zetelverdeling werd gebaseerd op de grootte van de provincie. Zo mochten Holland 22 afgevaardigden sturen en Noord-Brabant zeven vertegenwoordigers, terwijl Utrecht maar recht had op drie. Na de afscheiding van de zuidelijke provincies in 1830 halveerde het totale aantal Kamerleden tot 55. Tien jaar later nam dit weer toe tot 58 met de terugkeer van de drie vertegenwoordigers van Limburg, nadat een deel van Limburg definitief bij Nederland werd ingedeeld.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Directe verkiezingen
Met de grondwetswijziging van 1848 werd bepaald dat het zetelaantal voortaan afhankelijk moest zijn van het aantal inwoners van het land. Dit werd berekend met een verdeelsleutel van één afgevaardigde per 45.000 inwoners. Om de vijf jaar werd het aantal zetels in de Tweede Kamer hierop aangepast.
Door deze methode telde de Tweede Kamer in 1849 in totaal 68 Tweede Kamerleden en in 1859 was dit aantal al met vier gegroeid tot 72. Weer vijf jaar later kwamen er nog eens vier vertegenwoordigers bij, en in 1878 had de Tweede Kamer er 86. In 1888 werd uiteindelijk besloten om het zetelaantal niet langer iedere vier jaar aan te passen, nadat er geen overeenstemming bereikt kon worden over de districtindeling. Bij de Grondwetsherziening van 1888 werd een vast aantal van 100 Kamerleden bepaald.
150 Kamerleden
Deze kameromvang bleef vervolgens lang gehandhaafd, maar na de Tweede Wereldoorlog klonk toch weer de roep om de uitbreideing van het aantal zetels in de Tweede Kamer. Het aantal overheidstaken en de hoeveelheid nieuwe wetgeving was na 1945 sterk toegenomen, en dus was de werkdruk op de Kamerleden ook gegroeid.
In 1956 ging de Tweede Kamer dan ook akkoord met de uitbreiding van het aantal Kamerleden naar 150, nadat in 1952 nog een wetsvoorstel daartoe verworpen was. Alleen de VVD stemde tegen, onder meer omdat partijvoorzitter Pieter Oud vreesde dat meer volksvertegenwoordigers zou resulteren in meer schriftelijke vragen, wat weer tot een langzamer besluitvormingsproces zou leiden.
Terug naar 100?
Minister-president en VVD-leider Mark Rutte pleitte er een aantal jaar geleden voor om het aantal Tweede Kamerleden weer terug te brengen naar 100, om zo het parlement weer slagvaardiger en efficiënter te maken. Critici beschouwden het plan echter als onrealistisch en zagen het als een ‘stap terug in de geschiedenis’. Bovendien is het Nederlandse parlement relatief gezien al de kleinste van Europa, met maar één afgevaardigde per 110.000 inwoners.
Bronnen:
- Parlement.com: Ledental Tweede en Eerste Kamer sinds 1815
- Montesquieu-instituut.nl: Waarom heeft de Nederlandse Staten-Generaal 225 leden?
Afbeelding:
- De Tweede Kamer in 1958. "00-00-1958_15691 Tweede Kamer" by IISG is licensed under CC BY-SA 2.0