Kees de jongen in de Tweede Kamer
Theodorus Johannes (Theo) Thijssen zat van 1933 tot 1940 in de Tweede Kamer voor de SDAP. Natuurlijk sprak deze oudonderwijzer voornamelijk over onderwijszaken.
Hij was oud-onderwijzer en vakbondsbestuurder, maar toch voornamelijk de schrijver van het succesvolle boek Kees de jongen. Sterker nog, Theo Thijssen wás Kees de jongen. De hoofdpersoon in zijn boek was wel heel sterk gebaseerd op Thijssens eigen levensverhaal. Beiden waren schoenmakerszoon, beiden verloren hun vader op jonge leeftijd.
Beider moeders moesten het zien te rooien in een tijd dat sociale voorzieningen ontbraken. Veel ellende kortom, maar niet alleen maar. Volgens Thijssen was de bedoeling van zijn boek: ‘een stuk jongenspsychologie te geven; niet één speciaal eigenaardig, interessant jochie, maar iets algemeens. Natuurlijk echter een jongen bedacht die zeer duidelik vertoonde, wat iedere jongen, zij ‘t ook niet zó erg, heeft. Fors, sterk, gekoncentreerd willen tekenen: de macht, de rol van de fantasie. ... Er moest een uiterlijke geschiedenis zijn: bij ‘t vertellen daarvan de gelegenheid, Kees’ gedachten te geven. Die uiterlijke geschiedenis: achteruitgang van een gezin. Vader schoenmaker – tbc-lijder, sterft. Moeder met kinderen verder – kamerverhuur, werk voor konfektie-fabriek (boezelaars), agentuur in verpakte thee. Zit ook in: stukje maatsch. geschiedenis: ondergang kleine middenstand tot proletariërsbestaan. Dit afl opende lijn. Daar tegen in een oplopende lijn: Kees’ zelfvertrouwen en machtsgevoel; met behulp van z’n fantasie weet hij steeds over de ellende der werkelikheid heen te komen, en aan het eind van het boek is hij niet geslagen en wanhopig, maar begint het leven vol moed’. Dat deed Thijssen zelf ook. Hij werd onderwijzer, later vakbondsbestuurder. Naast beide functies schreef hij. Als onderwijzer voornamelijk uiterst kritische kinderboekenrecensies in het door de bekende onderwijsvernieuwer Jan Lighthart opgerichte blad School en leven, maar ook zijn eerste roman, Barend Wels en – uitgedaagd door een gepikeerde kinderboekenschrijver – zijn eerste en enige kinderboek Jongensdagen. Samen met kweekschoolvriend kweekschoolvriend Piet Bol richtte hij het blad De Nieuwe school. Tijdschrift voor Practische Paedagogiek op, waarin hij zelf schreef en waarvan hij redacteur was.
In 1921 werd hij lid van het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandsche Onderwijzers (BvNO) en bezoldigd redacteur van de bondsbladen. Daarnaast kreeg Thijssen een steeds nadrukkelijker rol binnen de SDAP. Zo zat hij van 1921 tot 1925 in de Onderwijscommissie van deze partij, die zich bezig hield met schoolhervorming en onderwijsvernieuwing. Thijssen werd een autoriteit op onderwijsgebied en reisde het hele land af voor spreekbeurten. ‘’k Ben tegenwoordig een soort reizende spreekmachine’, verzuchtte hij tegen zijn uitgever in 1926. In 1933 werd hij gekozen in de Tweede Kamer, twee jaar later ook nog eens in de Amsterdamse gemeenteraad. In beide parlementen hield hij zich bezig met onderwijszaken, vooral met de gevolgen die de bezuinigingen van de kabinetten-Colijn voor het onderwijs hadden. Met weinig succes, en dus met veel frustratie tot gevolg: ‘In de Kamer behandel ik de onderwijszaken, in de Amsterdamse Raad dito. Dat neemt je volkomen in beslag en als je daar nu maar plezier en voldoening in vond, zou ‘t zo erg niet wezen.
Maar sinds 1923 doe ik niet anders dan vechten tegen de achteruitgang van ‘t onderwijs en nog nooit is het zo bedroevend slecht met de school gesteld geweest als nu. Prettige omstandigheden om je zestigste verjaardag in te “vieren”’.
Onderwijzen en schrijven, dát vond Thijssen leuk. Aan schrijven kwam hij weer toe na de Duitse inval en de daaropvolgende ontbinding van het parlement. In februari 1941 rondde hij In den ochtend van het leven. Jeugdherinneringen af. Nog diezelfde maand werd hij gearresteerd als represaille voor de Februaristaking. Aan zijn plan om een boek te schrijven over de lotgevallen van een joods gezin kwam hij niet meer toe. In december 1943 overleed hij.
Peter van der Heiden
Dr. P.B. van der Heiden, Centrum voor Parlementaire
Geschiedenis, Radboud Universiteit Nijmegen.
<h3>Artikel afkomstig van</h3>
<p>De portretten in de Curiositeitenkamer zijn geschreven door medewerkers van het <a href="http://www.ru.nl/cpg/blogs-rubrieken/curiositeitenkamer/curiositeiten-ka... target="_blank">Centrum voor Parlementaire Geschiedenis</a> (CPG).</p>
<p> </p>
<p><a href="http://www.ru.nl/cpg" target="_blank"><img alt="" src="http://www.isgeschiedenis.nl/wp-content/uploads/2012/09/CPG-logo-150x112... width="88" height="65" /></a></p>
<p>Het CPG, gevestigd te Nijmegen, is een samenwerkingsverband van de Radboud Universiteit en de Stichting Parlementaire Geschiedenis te Den Haag. Het Centrum doet wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de parlementaire geschiedenis van Nederland na de Tweede Wereldoorlog.</p>
<p> </p>
<p>In de Curiositeiten Kamer wordt tweewekelijks een kleurrijk Kamerlid geportretteerd. De rubriek verschijnt zowel op de website van het <a href="http://www.ru.nl/cpg/blogs-rubrieken/curiositeitenkamer/curiositeiten-ka... target="_blank">CPG</a> als op <a href="http://WWW.ISGESCHIEDENIS.NL">IsGeschiedenis.nl</a> en dit artikel verscheen eerder in <em><a href="http://www.openbaarbestuur.nl/" target="_blank">Openbaar Bestuur</a> </em>(10-2009). <a href="http://www.ru.nl/cpg" target="_blank">Meer informatie over het CPG</a>.</p>