Marga Klompé: eerste vrouwelijke minister in Nederland
Hoewel Nederland nog geen vrouwelijke premier heeft, is de Nederlandse politiek is al een eeuw open voor vrouwen. Maar nadat vrouwen de politiek in konden duurde, het nog bijna een halve eeuw voordat de eerste vrouwelijke minister in Nederland werd aangesteld: Marga Klompé.
In 1917 hadden vrouwen in Nederland nog geen stemrecht. Dat jaar werd echter in de grondwet opgenomen dat vrouwen zich verkiesbaar konden stellen voor een Tweede Kamerzetel. Het jaar daarop werd voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis een vrouw verkozen: Suze Groeneweg van de SDAP. Na haar verkiezing zette Groeneweg zich vooral in om de situatie voor vrouwen in Nederland te verbeteren. Zo ontfermde ze zich bijvoorbeeld over de moederschapzorg, pleitte ze voor betaalde arbeid van vrouwen en sprak ze zich uit tegen het gedwongen ontslag van getrouwde ambtenaressen. Met de verkiezing van Groeneweg was een stap gezet richting vrouwenemancipatie in de politiek, maar het zou nog lange tijd duren voordat de volgende stap werd gemaakt.
Marga Klompé
Marga Klompé was een lerares scheikunde die promoveerde aan de Universiteit Utrecht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze actief in het verzet en maakte ze de mislukte Operatie Market Garden mee. In 1948 werd Klompé namens de Katholieke Volkspartij (KVP) lid van de Tweede Kamer en begon haar politieke carrière. Klompé aanvaardde haar ambt met gemengde gevoelens. Ze zag op tegen de verantwoordelijkheid en was onzeker over haar eigen politieke kunnen. Tegelijkertijd was Klompé zeer ambitieus en zag ze de Tweede Kamer als haar roeping. Daarom probeerde Klompé naar eigen zeggen de taak zo goed te vervullen als ze kon.
Minister van Maatschappelijk Werk
In 1956 werd Klompé de eerste vrouwelijke Nederlandse minister. Ze werd aangesteld als minister van Maatschappelijk Werk. Tijdens haar ministerschap kreeg Klompé te maken met een aantal maatschappelijke kwesties zoals de huisvesting van Molukkers, de opvang van Hongaarse vluchtelingen en de aanbouw van woonwagenkampen. Ook bracht ze in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Hiermee kwam de verantwoordelijkheid voor de armenzorg in Nederland in handen van de regering, in plaats van alleen kerken en particuliere instanties. Klompé had veel gezag in de Tweede Kamer, maar werd soms bespot door haar mannelijke collega’s vanwege haar ernstige houding. Bovendien had ze een deftige manier van spreken, waardoor het vaak leek alsof ze uit de hoogte en belerend praatte tegen de andere Kamerleden.
Minister van CRM
Klompé werd in 1966 de eerste Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), nadat dit ministerie in 1965 was opgericht. Klompé gold toen volgens haar collega’s als een doortastend politiek zwaargewicht. Bij de verkiezingen van 1967 schoven haar fractiegenoten haar naar voren als mogelijke minister-president. Klompé gaf zelf aan hier weinig voor te voelen, omdat ze niet genoeg verstand had van financiën en economie. Als Minister van Cultuur deelde Klompé jaarlijks de P.C. Hooft prijs uit. Beroemd was het moment dat schrijver en dichter Gerard Kornelis van het Reve haar kuste, nadat zij hem de prijs overhandigde. In 1971 beëindigde Klompé haar politieke carrière. Ze stierf in 1986.
Na Klompé volgden veel vrouwelijke politici haar voorbeeld. Tussen 1977 en 1997 steeg het aantal vrouwen in de Tweede Kamer van 20 naar 50. Waar in de jaren ’70 niet meer dan één vrouw per termijn het ministerschap bekleedde, groeide dat aantal in de jaren ’90 naar gemiddeld vier vrouwen per termijn.
De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) bleef echter lang tegen de zitting van vrouwen in politieke organen, omdat het volgens hun interpretatie van de Bijbel ‘tegen de roeping van de vrouw ingaat’. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in 2012 bepaald dat ook de SGP vrouwen moet toelaten op de kieslijst.